.
Pasen: kosmisch en innerlijk evenwicht
Voor de vaststelling van de paasdatum geldt de volgende regel:
Pasen valt op de eerste zondag na de lente-volle-maan.
Dit betekent dat aan drie achtereenvolgende voorwaarden moet zijn voldaan:
1. de aarde moet in haar baan het lentepunt hebben bereikt;
2. de maan moet daaropvolgend vol zijn;
3. de zondag die daarop volgt is Pasen.
1. Bij het lentepunt is een opvallende toestand van evenwicht bereikt; (zoals dit overigens bij het herfstpunt ook het geval is):
– de plaatsen van zonsopgang en -ondergang liggen exact diametraal tegenover elkaar, namelijk oost-west (in de winter zijn namelijk beide plaatsen naar het zuiden, in de zomer meer naar het noorden verplaatst),
– het zichtbare gedeelte van de zonnebaan (boven de horizon) is even lang als het gedeelte dat onder de horizon is gelegen, terwijl het hoogste punt van de zonnebaan precies even hoog bóven de horizon ligt overdag, als het laagste punt er ónder ligt des nachts; hierdoor zijn ook dag en nacht even lang.
2. De toestand van kosmisch evenwicht wordt nog versterkt wanneer aan de tweede voorwaarde is voldaan, namelijk wanneer de maan vol is. De aarde, en daarmee dus ook de mens, staat dan tussen zon en maan in. Als twee wachters staan zon en maan tegenover elkaar met de aarde in het midden.
Daarbij komt ook nog het fenomeen dat in deze tijd van het jaar zonnebaan en maanbaan dezelfde ‘helling’ hebben ten opzichte van de horizon, met andere woorden, de zon komt overdag precies even hoog boven de horizon als de maan ’s nachts, in tegenstelling tot de winter, waar de zon laag, de maan echter hoog aan de hemel staat en ’s zomers omgekeerd.
3. Kijken we naar de derde ‘voorwaarde’, namelijk dat Pasen steeds op een zondag valt (en niet zoals Kerstmis op een vaste datum en dus ieder jaar op een andere weekdag), dan kunnen we vaststellen, dat ook dit feit een taal van evenwicht spreekt. Zoals namelijk de zon in het midden van ons zonnestelsel staat, zo kunnen wij ook in de weekdag, die naar de zon genoemd is, een evenwichtig midden herkennen dat kwalitatieve uitersten met elkaar verbindt: De zondag valt namelijk tussen de dagen die met de maan respectievelijk met saturnus (Engels: saturday) in verbinding worden gebracht, met andere woorden twee planeten (in de ptolemeïsche zin van het woord) die elkaars tegenbeelden zijn: de snelste en meest nabije tegenover de langzaamste en verst verwijderde; de maan die haar invloed uitoefent op alles wat met voortplanting en geboorte te maken heeft tegenover saturnus, die gezien wordt als de planeet van sterven en dood, waarbij we ook kunnen denken aan de christelijke traditie de dienst voor een gestorvene te voltrekken op zaterdag.

Ook het volgende dagenpaar, vrijdag en dinsdag, waartussen de zondag in het midden staat, vertegenwoordigt een polariteit, namelijk tussen Venus en Mars, schoonheid en kracht, vrouwelijk en manlijk (waarbij de symbolen ♀ en ♂ tot in de biologie gebruikt worden om de genoemde polariteit tot uitdrukking te brengen!).
Ten slotte staat de woensdag als dag van de bewegelijke en snelle Mercurius (Frans: mercredi) even ver van de zondag als de donderdag, die met de langzaam gaande Jupiter (de planeet van de wijsheid) correspondeert.
In al deze opzichten spreekt de plaats van de zondag de taal van een evenwichtig midden tussen uitersten, tussen polen.
Concluderend kunnen we zeggen dat met Pasen een optimale toestand van evenwicht bereikt is (Wilhelm Hoerner toont in zijn boek ‘Zeit und Rhythmus’, Uitg. Urachhaus, aan hoe 16 kosmische evenwichtstoestanden hun grootst mogelijke wederzijdse versterking bereiken op de zondag na de lente-volle-maan, dus met Pasen) in die zin, dat het niet een statisch, vastliggend, maar een momentaan evenwicht is, dat in zijn bewegelijkheid overhelt naar de ‘zonnekant’: de dagen worden namelijk langer, de zonnebaan wordt hoger, die van de maan lager; de maan die net vol is geweest, neemt dus af, en tenslotte legt de dag van de week waarop Pasen valt ook de nadruk op de zon.
Dit samenspel van evenwichten en het vinden van het bewegelijke midden is kennelijk de ritmische tijdsachtergrond voor het gebeuren van Dood en Opstanding op Golgotha.
Op vele oude afbeeldingen van dit gebeuren kunnen we zien, hoe het kruis in het midden staat met links en rechts daarvan zon en maan.
De evangelist Johannes beschrijft overigens ook dat er nog twee andere gekruisigden waren, links en rechts van Hem, en voegt er dan schijnbaar overbodig aan toe: ‘… en Jezus in het midden.’
Maar ook bij het Laatste Avondmaal, dat op de avond vóór de dag van de kruisiging viel, bevindt Jezus zich temidden van zijn discipelen.
Leonardo da Vinci heeft bij de uitbeelding van dit gebeuren (tegen de traditionele opvatting van tafelschikking in) Jezus niet aan het ‘hoofd’ van de tafel geplaatst, maar in het midden, zodat rechts en links van Hem zes discipelen zitten. Een studie over dit fresco van Hans Feddersen laat zien hoe zelfs spiegelbeeldig ten opzichte van dit Midden de personen paarsgewijze polariteiten tot uitdrukking brengen. Dit verder aan te tonen ligt buiten het bestek van dit artikel.
De mens wordt wel eens burger van twee werelden genoemd, namelijk van de stoffelijke, zintuigelijke wereld, maar tevens ook van de geestelijke wereld. Hij staat daar tussenin, hij kan als ideaal voor ogen hebben het midden te vinden tussen deze beide uitersten; tussen wereldvlucht en wereldzucht. Maar niet alleen in de dimensie boven-onder staat de mens in het midden. Ook in ‘horizontale’ zin staat hij tussen rechts en links, die de uitdrukking zijn van de twee uitersten geven en nemen. De rechterzijde van de mens is de kant van de daad, van de activiteit, van het (aan)geven; (dat linkshandigheid een uitzondering is, bevestigt dit feit). De ‘hartekant’ van de mens is die van de ontvankelijkheid, van het ontvangen, van het (luisterend) openstaan voor de ander. Er zijn boeiende studies over de rechter en linker gezichtshelft van de mens, waarbij bovenstaande wetmatigheid ook naar voren komt en fenomenologisch waarneembaar is.
Ook hier is het gevaar dat we in de eenzijdigheid vervallen van het alleen maar te willen opnemen, de beruchte consumptiehouding; of in het andere uiterste van het alleen maar willen geven, het voortdurend klaarstaan voor anderen en dan absoluut ‘uitgeput’ raken, wanneer wij niet voor onszelf uit een krachtbron kunnen putten en daaruit mogen ontvangen.
Maar ook in de ‘derde dimensie’ moet de mens een evenwichtig midden vinden, namelijk tussen voor en achter, tussen datgene wat op ons toekomt en wat achter ons ligt, tussen toekomst en verleden. Het alleen maar omkijken, herinneringen ophalen en geen stap voorwaarts durven zetten is al even onvruchtbaar als het andere uiterste, om zonder enige ervaring of waarschuwing te laten gelden blindelings vooruit te rennen en je hoofd te stoten.
Gedurende een godsdienstles, waar we over het zout spraken, dat als één van de substanties bij de doop wordt gebruikt, heb ik samen met de kinderen het volgende ‘gedicht’ gemaakt, dat de taal van het kubusvormige zoutkristal tot uitdrukking brengt:
Ik sta op de aarde, stevig en vast
Kijk ook op naar de hemel, vrij van aardelast;
Mijn rechterhand krachtig tot handelen bereid
Mijn linkerhand dankend tot ontvangen geneigd
Met de schat van ervaring die achter mij ligt
Zijn mijn schreden moedig op de toekomst gericht.
Zo staat de mens in het heelal
Zegt mij de eenvoudige vorm van het zoutkristal.
Wij kunnen in de uitspraak van Jezus tot zijn leerlingen: ‘Gij zijt het zout der aarde’ een groot ideaal beluisteren van de mens, staande in een harmonisch evenwicht tussen uitersten. In dit verband is het uiterst boeiend te zien, hoe Leonardo da Vinci in één van zijn voorstudies voor het reeds eerder genoemde Avondmaal, Judas het zoutvat laat omgooien! Het zoeken van ons evenwicht wordt steeds bedreigd doordat dit evenwicht geen stabiele, statische, onwrikbare toestand is, maar integendeel een uiterst dynamische en bewegelijke.
De bewegelijke paasdatum en het daarbij behorende kosmische midden zijn daarvan een exacte uitdrukking. Omgekeerd kan deze kosmische constellatie ons wellicht helpen ons eigen bewegelijke midden te vinden.
Maarten Udo de Haes, ‘Jonas’4 april 1980
Palmpasen/Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
102-99
.