Tagarchief: retardatie

VRIJESCHOOL – Menskunde en pedagogie – Sigaud (6-5)

.
Op een weblog van een maniakale criticaster is, zonder toestemming – de integrale tekst vanaf ‘Hoofdstuk 3’ van dit artikel overgenomen onder ‘Vrije School, pedagogisch-didactische achtergronden ’. De links in dit artikel werden door hem verwijderd.
Ik heb dus niets met die blog van doen en ook niet met de eventueel gemanipuleerde tekst.
Aangezien de copyrighthouder toestemming verleende aan vrijeschoolpedagogie.com voor publicatie, overtreedt de criticaster de auteurswet.

 

Inleiding

Hoofdstuk 1
— Kennismaking met het drieledigheids­denkbeeld van Rudolf Steiner 

Hoofdstuk 2
— Indeling en uitgangspunten bij de heil-pedagogie

Hoofdstuk 3
— Algemene oriëntering omtrent typologieën

Hoofdstuk 4
— Speciale begrippen in de typologie van Sigaud en Corman

Hoofdstuk 5
De vier hoofdtypen beschreven door Sigaud

Hoofdstuk 6
Uitwerking van de vier hoofdtypen tegen de achtergrond van retardatie en
propulsie

Hoofdstuk 7
Twee vormen van neurotische levenshouding

Hoofdstuk 8
Encephalopathie en het gedrag dat daarbij voorkomt; psychopatische
karakterveranderingen

HOOFDSTUK 5

De vier hoofdtypen beschreven door Sigaud

We willen nu de hoofdtypen van Sigaud beschrijven. In de eerste plaats beschrijft hij het cerebrale type. Het woord duidt reeds aan, dat hierbij de hersenen en de ontwikkeling van het hele zenuw­apparaat op de voorgrond staat. Het tweede type is het respiratoire. Hierbij is de borstkas en de ademhaling op de voorgrond tredend. Het derde is het digestieve type, het stofwisselingstype, waarbij de stofwisselingsorganen het sterkste ontwikkeld zijn. Het vierde type is het motorische, ook wel musculaire type genoemd, waarbij de be­wegingsapparaten van armen en benen harmonisch ontwikkeld zijn. In Nederland zijn de meeste kinderen van gemengd digestief-moto­rische bouw en hebben naar rato een karakterstructuur. Het respi­ratoire type is in Nederland minder vaak voorkomend dan in Zuid-Frankrijk en Oostenrijk, waar het een zeer belangrijk deel van de bevolking vormt. Cerebrale typen treffen we in Nederland nogal eens aan, vooral onder de stadskinderen. Dit laatste behoeft niet te berusten op een milieu-invloed alleen. Men vergete niet dat reeds generaties lang de cerebrale typen van het land naar de stad
ge­trokken zijn, waar ze zich beter thuis voelen. Zoals gezegd, in landelijke streken zijn de meeste kinderen hier in Nederland van gemengd motorisch-digestieve habitus, men treft ook uitgesproken digestieve, uitgesproken motorische en uitgesproken cerebrale typen aan.

Hoe kunnen we deze kinderen onderscheiden? Reeds vanaf de eer­ste dag der geboorte gedraagt zich de digestieve zuigeling anders dan de cerebrale. Uiterlijk kan men hen op de volgende wijze reeds aan de gelaatsvorm herkennen. Men meet ten eerste de afstand tussen haargrens en wenkbrauwen. Ten tweede de afstand van wenkbrauwen tot neuspunt, ten derde de afstand van neuspunt tot aan de kin. Bij de cerebrale is de eerste afstand tussen haargrens en wenkbrauwen groter dan de twee andere. Bij de musculaire is alles ongeveer gelijk. Bij de respiratoire is het middenstuk, tussen de wenkbrauwen en neuspunt, het grootste en bij de digestieve is de afstand van neuspunt tot kin het grootste.

Deze laatste kinderen hebben een kleine mond en een brede onder­kaak, zodat hun hele hoofd ietwat vierkant wordt. Ze hebben meestal kleine, uitstaande oortjes. In het algemeen kan men over deze typen het volgende zeggen: het cerebrale type is een type, waarbij het ze­nuwstelsel en de zintuigen bijzonder sterk ontwikkeld zijn. De her­senschedel is dan ook sterk ontwikkeld, het hoofd betrekkelijk groot, en de romp en ledematen zijn fijn en fragiel gebouwd. Het zijn ner­veuze kinderen, in de wieg meestal gauw wakker en veel huilend; ze hebben een tengere bouw en als baby meestal gauw voedings­stoornissen. Als ze iets ouder zijn hebben ze een snel verwerken van de indrukken, ze zijn intelligent, ze hebben initiatief, ze kunnen zelfstandig denken. Hun algemene weerstand voor ziekten wordt verminderd door hun nervositeit.

Bij musculaire typen zijn de drie afstanden gelijk. Het kind is har­monisch gebouwd. Hart, circulatie en spieren zijn uitstekend, waar­door een goed evenwicht ontstaat. Over het algemeen hebben ze als zuigelingen weinig haar, de oren staan dicht tegen het hoofd, ze hebben een voorbeeldig gedrag, ze gedijen op geringe voeding, het zijn mooie kinderen en als kleuter zijn ze snel in hun ontwikke­ling. Hun lichamelijke ontwikkeling is echter beter dan hun geeste­lijke. Zij zijn beweeglijk en ondernemend, ze hebben een geringe fantasie, ze ontwikkelen zich vooral door het doen, hebben een meer practische dan theoretische intelligentie en leren alles door naboot­sing, door oefening. Ze spreken vroeg en begrijpen laat. Zij zijn wel inventief, maar eigenlijk niet zozeer scherp en scheppend in hun werk. Door hun grote handigheid en hun makkelijke nadoen lijden ze gauw aan zelfoverschatting. Ze concentreren zich moeilijk en vallen tegen op school.

Bij het respiratoire kind overheerst het middengedeelte van het ge­zicht; daardoor zijn deze kinderen lang, wat uiterlijke indruk betreft, doch ook hun totale lichaamslengte is meestal vrij lang. Ze hebben een uitgesproken brede en ruime borstkas. Ze hebben altijd iets aristocratisch – ,,het prinsje van het gezin” – Ze hebben iets „eigens” soms eigenzinnigs. Hun aard is over het algemeen heerszuchtig en driftig.

Voor Nederland is vooral het digestieve type belangrijk. Bij deze kinderen overheerst de onderste gezichtshelft. Ze zijn dikke baby’s. Ze hebben een langzame ontwikkeling, met langzame reacties, een zeker gebrek aan initiatief, intelligentie in alle graden, maar zelden hoog. Ze zijn sterk instinctief ontwikkeld. De lichamelijke functies zijn uitstekend geregeld. Ze hebben een goede eetlust, een rustige slaap, ze zijn gauw dik, ze zijn volhardend van aard, maar deze kan ontaarden in koppigheid. Ze zijn praktisch.

Over het algemeen kan men zeggen, dat zij een flegmatisch tempe­rament hebben.

Naast het constitutioneel erfelijk aangelegde type, moet men echter nog een andere factor in ogenschouw nemen, om als pedagoog vruchtbaar met de typologie van Sigaud te kunnen werken. Deze factor is het tempo in ontwikkeling. Reeds van begin af aan bemerkt men kinderen die de neiging hebben, hun ontwikkeling te verlangzamen, lang in bestaande fasen te blijven hangen, ze hebben voor elke volgende stap een grote weerstand te overwinnen. In hun kleutertijd hebben ze nog vele babykenmerken. In de school­leeftijd kleuterreacties. Zij zijn laat schoolrijp, zowel lichamelijk als geestelijk (intellectueel en sociaal). Men noemt deze ontwikkeling: retarderend. Bij moeilijkheden op hun levensweg vallen zij gauw terug in de reactievormen van een jongere leeftijd, tot infantielere levensvormen dan zij volgens hun kalenderleeftijd zouden moeten hebben en zij in hun goede periode reeds blijken te hebben verwor­ven (regressies).

Daarentegen is er een groep kinderen die als het ware hun tijd niet kunnen afwachten, die reeds te vroeg dringen naar een ontwikke­lingsfase, die de hunne nog niet is. Overwakker, reeds alles opmer­kend, moeten deze kinderen reeds vele indrukken verwerken, waar even oude kinderen langs heen dromen, waarvoor deze beschermd zijn, door het leven in eigen kinderwereld. Een onrustige omgeving met vele zintuiglijke indrukken en eerzuchtige ouders versterken deze ontwikkelingstendens. Juist deze kinderen zouden moeten op­groeien in een rustig consequent milieu. Men zou niet toe moeten geven aan hun neiging om alles te vroeg te leren en hen vooral niet bij laten werken om meteen in een tweede klasse te komen. Want een te vroege intellectuele ontwikkeling zet het kind affectief voor problemen, die het nog geheel niet verwerken kan. De belevenssfeer blijft daardoor arm en leeg, en pas later blijkt dat deze kinderen steeds moeilijker sociaal contact krijgen.

De copyrechten berusten bij het ‘Lievegoedarchief’. Dit verleende aan vrijeschoolpedagogie.com toestemming voor plaatsing.

.

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

.

588-540

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

.

VRIJESCHOOL – Menskunde en pedagogie – Sigaud (6-4)

.
Op een weblog van een maniakale criticaster is, zonder toestemming – de integrale tekst vanaf ‘Hoofdstuk 2’ van dit artikel overgenomen onder ‘Vrije School, pedagogisch-didactische achtergronden ’. De links werden door hem verwijderd.
Ik heb dus niets met die blog van doen en ook niet met de eventueel gemanipuleerde tekst.
Aangezien de copyrighthouder toestemming verleende aan vrijeschoolpedagogie.com voor publicatie, overtreedt de criticaster de auteurswet.

.

Inleiding

Hoofdstuk 1
Kennismaking met het drieledigheids­denkbeeld van Rudolf Steiner 

Hoofdstuk 2
Indeling en uitgangspunten bij de heil-pedagogie

Hoofdstuk 3
Algemene oriëntering omtrent typologieën

Hoofdstuk 4
Speciale begrippen in de typologie van Sigaud en Corman

Hoofdstuk 5
De vier hoofdtypen beschreven door Sigaud

Hoofdstuk 6
Uitwerking van de vier hoofdtypen tegen de achtergrond van retardatie en
propulsie

Hoofdstuk 7
Twee vormen van neurotische levenshouding

Hoofdstuk 8
Encephalopathie en het gedrag dat daarbij voorkomt; psychopatische
karakterveranderingen

HOOFDSTUK 4

Speciale begrippen in de typologie van Sigaud – Corman

Sigaud en Corman hebben als arts hun blik gericht op de volwassen patiënt. Voor het kind gelden nog iets andere gezichtspunten. Reeds lang voor het verschijnen van het werk van Corman bleek ons dat Sigauds typologie een aanvulling behoefde. Het bleek bij het on­derkennen van de moeilijkheden van afwijkende kinderen nodig het gezichtspunt van de te langzame en de te snelle ontwikkeling in te voeren. Bij de zich langzaam ontwikkelende groep heeft men te ma­ken met retardatie en veelal ook door de te hoge aan hen gestelde eisen met regressie. Retardatie en regressie kunnen beide een om­gangsstoornis geven. Bij de te snelle, dus propulsieve ontwikkeling, kan het kind als het ware zijn tijd niet afwachten en ontwikkelt (lichamelijk zowel als geestelijk) voortijdig reactievormen en ver­mogens van een oudere leeftijd. Dit zien we vooral op intellectueel gebied (de vroeg-rijpe overintellectuele kinderen) vaak ook op mo­torisch gebied (de kinderen met ongeremde bewegingsdrang). Deze kinderen zien er ouder uit dan ze zijn en ondanks hun voorsprong op bepaalde gebieden ziet men toch haast steeds ook tekorten op andere gebieden, met name in de affectieve ontwikkeling. Het kind is door zijn kind-zijn beschermd tegen veel wat uit de omgeving op hem inwerkt, het droomt langs veel heen, wat het propulsieve kind opmerkt en daardoor te verwerken krijgt.
Het behoeft geen betoog dat het invoeren van de begrippen retar­datie en propulsie in de typologie van Sigaud veelal op hetzelfde neerkomt als waartoe Corman gekomen is voor de volwassenen als hij de begrippen expansie en retractie invoert.

Te onderkennen zijn de expansieve (voor het kind retarderende) typen in de eerste plaats aan de fysiognomie. De retarderend-expansieve typen hebben „open” zintuigen. De ogen zijn dromerig, groot, open en rond en staan vaak iets naar voren in de oogkas. De neusvleugels en neusgaten zijn zichtbaar, de mond is ,,openbloeiend”, zelfs vaak ook openstaand, de lippen naar voren stekend (vooral de bovenlip). Ze hebben iets „kosmisch”-hemels.
Het propulsief~retractieve type heeft gesloten zintuigen. De ogen liggen diep in de oogkassen, zijn klein en overschaduwd door het voorhoofd, wat spleetvormig en fel actief; de neus is scherp gesne­den, neusvleugels zijn ovaal, neusgaten klein. De mond is klein, met scherpe dunne lippen. Hierdoor werkt het gezicht sterk geïndivi­dualiseerd en ouder dan de leeftijd en ,,aards*’ gericht. Deze verschillen zijn het duidelijkst te zien bij de cerebrale en respi­ratoire typen, bij het motorische iets minder opvallend, terwijl het digestieve in de jeugd altijd expansief werkt, hier ziet men het ver­schil dan ook veel meer aan de passieve of actieve blik en mimiek.

 

De copyrechten berusten bij het ‘Lievegoedarchief’. Dit verleende aan vrijeschoolpedagogie.com toestemming voor plaatsing.

.

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

.

587-539

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.