.
De Zwitserse vrijeschoolleerkracht Hans Rudolf Niederhäuser schreef in de jaren o.a. 1970 artikelen over vormtekenen in het pedagogisch vrijeschooltijdschrift ‘De mensenschool’.
Ze werden in een boekje samengebracht.
.
vormtekenen
Een pedagogisch-kunstzinnige impuls van Rudolf Steiner
Voorwoord
Vandaag de dag leven we in de traditie van een rijke vormencultuur.
De vormen die we terugvinden in de decoratieve kunst op alledaagse voorwerpen, op gereedschappen en wapens, sieraden, rituele gebruiksvoorwerpen, etc. werden in de oudheid gecreëerd door alle volkeren die min of meer onbewust en naïef leefden in de perceptie van een wereld van vormen en een taal van vormen die geweven en gevormd worden door de vormscheppende geesten in het rijk van de levenden. In dit rijk van levende vormen is alles wat zich in de natuur en in de ware kunst in zichtbare vormen verdicht archetypisch.
Deze perceptie van de levend-scheppende wereld van vormen vervaagde in die mate dat mensen ontwaakten tot het aardse bewustzijn van objecten, en de wereld van technologie op aarde creëerden volgens maat, aantal en gewicht, volgens aspecten van doelmatigheid. De oorspronkelijk levende vormcreatie stierf uit, stolde en werd alleen doorgegeven als een mooie, zij het dode, traditie.
In deze situatie rijst de vraag: Kan de toegang tot de levende ervaring van vorm en de creatie van vorm teruggevonden worden?
Een eerste stap naar een nieuwe artistieke creatie en ervaring hebben we te danken aan Goethe. Hij vestigde de aandacht van de schilderende kunstenaar op de zintuiglijke en morele ervaring van de wereld van kleur, waardoor – na de duisternis van het materialisme – de eenheid van kleur en mens kan worden hervonden. Wat Goethe illustreerde voor de ervaring van kleur geldt voor alle kunsten en hun uitdrukkingsmiddelen.
De tweede stap hebben we te danken aan Rudolf Steiner, die met de bouw van het eerste Goetheanum in Dornach niet alleen een opleving, maar ook een vergeestelijking van alle kunsten inluidde.
Deze Goetheanum-kunst, bijvoorbeeld in de zegeltekeningen voor zijn mysteriedrama’s, is ook de bron van de impuls die Rudolf Steiner in 1919 in de vorm van het beleven en tekenen van vormen in het leerplan van de vrijescholen in Stuttgart opnam. Door dit tekenen van vormen kan het opgroeiende kind toegang tot het gevoel van de levend-scheppende wereld van vormen worden geopend, gerevitaliseerd en versterkt door oefening.
De leraar moet deze toegang echter bewust ontwikkelen door te oefenen vanuit de ervaring van de zintuiglijke en morele taal van rechte lijnen, rondingen, symmetrie en geometrische basisvormen. Hij moet ze ervaren als een proces van beweging dat tot rust is gekomen in de getekende vorm. Door deze vormen te tekenen, doet hij het begraven, maar ook sluimerende gevoel voor de wereld van vormen, herleven en ontwaken. Dit is een eerste bescheiden begin van een nieuwe artistieke creatie.
Vanuit dit gerevitaliseerde gevoel voor vorm en vormcreatie, waardoor onder andere een nieuwe levendige waarneming en herkenning van de natuur wordt gestimuleerd, kan ook een nieuwe benadering worden gevonden van de prachtige vormen die ons zijn overgeleverd uit oude volksculturen.
Antroposofie laat de mens zichzelf ervaren als een eeuwige individualiteit met een eigen bestemming, die herhaalde levens op aarde doormaakt, en laat hem zichzelf ervaren als een verbindende schakel tussen aarde en kosmos. Antroposofie laat de mens ook de edele krachten in het leven van de volkeren ervaren, waardoor zich over de hele aarde zo’n levendige en wonderbaarlijke verscheidenheid van cultuur openbaart als uitdrukking van de ziel van deze volkeren. Alleen door de waarneming van deze veelvormige schepping van vormen en cultuur wordt het wezen van de mens in zijn totaliteit en veelvormige taak op aarde volledig zichtbaar.
Hans Rudolf Niederhäuser
Inleiding
Met euritmie en vormentekenen heeft Rudolf Steiner iets in het moderne schoolprogramma geïntroduceerd dat tot dan toe nog niet eens als aanwijzingen bestond.
Wie zich verdiept in de aard en de werkwijze van euritmie en vormtekenen, ontdekt dat kunstzinnige opvoedingsmiddelen een versterkende en helende werking hebben op de kinderen, zodat ze innerlijk gesterkt worden om de eisen die het moderne leven aan mensen stelt, te kunnen weerstaan.
De kinderen oefenen euritmie in een of twee lessen per week gedurende hun hele schoolleven; vormtekenen begeleidt hen van jaar 1 tot 5*; het wordt meestal twee of drie keer per jaar gedurende twee of drie weken in het hoofdonderwijs geoefend, maar kan ook per uur gedurende het hele jaar worden geoefend.
Als je de kinderen vertelt dat een periode van vormtekenen gaat beginnen, juichen ze en worden ze enthousiast. Vormtekenen vervult duidelijk een van de diepste behoeften van het kind. Door het actief creëren en vormgeven van vormen, wordt het in staat gesteld zichzelf op te voeden; het wordt in staat gesteld volledig te leven in het creëren en doen, maar op zo’n manier dat het zichzelf niet uitput in het proces, omdat het in het creëren ook altijd de andere polariteit mede-activeert en ontwikkelt, zelfs als deze verborgen is: die krachten die later in het kind opbloeien als denken.
We zullen eerst een samenvatting geven van de aanwijzingen die Rudolf Steiner op verschillende plaatsen en tijden over vormtekenen heeft gegeven. Daarna staan we stil bij enkele methodologische en didactische aspecten, bekijken we de vormtekening als voorschool van de meetkunde en traceren we in het laatste deel de vele, soms verborgen, verwante relaties en gevolgen van de vormtekening.
In de voorstelling moeten we afzonderen en verenigen wat in werkelijkheid samenwerkt. Aan de andere kant is het niet te vermijden dat we soms weer op iets terug moeten komen en herhalen om de veelheid aan wat met elkaar te maken heeft en elkaar overlapt, aan te geven.
1.Aanwijzingen van Rudolf Steiner
Voor zover bekend heeft Rudolf Steiner drie keer aanwijzingen gegeven over vormentekenen en telkens nieuwe, kenmerkende elementen ontwikkeld. Met een beetje fantasie kunnen deze aanwijzingen gebruikt worden om een didactische structuur op te zetten voor klas 1-5 tot aan het punt waar het eigenlijke meetkundeonderwijs begint. Rudolf Steiners aanwijzingen belichten heel verschillende aspecten van vormtekenen, maar ze sluiten elkaar niet uit; ze hoeven alleen maar samen gezien te worden, dan vullen ze elkaar aan en doordringen elkaar.
Rudolf Steiner gaf de eerste elementen van vormtekenen in 1919 in Stuttgart ter gelegenheid van de basiscursussen voor leraren:
[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[] GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[] GA 295
Praktijk van het lesgeven
In het derde en vierde seminargesprek, op 23 en 25 augustus, sprak Rudolf Steiner voor het eerst over vormtekenen. Hij karakteriseert het hier als een middel tot temperamentsopvoeding. Samen met de deelnemers, de toekomstige leraren van de eerste vrijeschool, werkt hij vormen en kleurtinten uit voor de verschillende temperamenten en laat hen elk de tegenovergestelde vorm tekenen.
Dit is op deze blog uitvoerig uitgewerkt bij ‘temperament en rekenen‘ waarin de vormtekeningen a.h.w. een uitgangspunt vormen voor de 4 rekenbewerkingen.
In de eerste les, adviseert Rudolf Steiner in de 4e voordracht van ‘Opvoedkunst, de leraar de kinderen naast bepaalde kleuroefeningen een rechte en een kromme lijn op het bord te laten tekenen. In de genoemde lezing karakteriseert hij ook de waarde en pedagogische betekenis van deze oefening in termen van het vestigen van een gevoel van autoriteit.
Zie ‘Rudolf Steiner in de 1e klas‘ en alle overige artikelen die de rechte en de ronde/kromme tot onderwerp hebben.
Deze eenvoudige lijntekeningen en hun herhaling en het onthouden van de concepten de volgende dag maken een onuitwisbare indruk op de kinderen.
Vanuit het oogpunt van vormentekenen is het vermeldenswaard dat Rudolf Steiner in deze vormen – die nog niets te maken hebben met de latere symmetrie-oefeningen – van meet af aan de twee polaire vormprincipes laat maken en beleven: de rechte, stralende lijn en de gebogen lijn; de eerste als uitdrukking van de wil, de tweede als uitdrukking van het denken, gezien vanuit het gezichtspunt van de ziel. Vastleggende eenzijdigheid kan worden vermeden als deze polariteit van het ronde en het rechte in alle vormen afwisselend wordt gehanteerd.
In zijn werk “Harmonicus Mundi” schrijft Johannes Kepler over deze vormende polariteit van de wereld, die de eersteklasser al in de eerste les door het doen ervaart: “dat God in zijn onwrikbare raad vanaf het begin het rechte en het kromme heeft gekozen om de goddelijkheid van de Schepper in de wereld in te tekenen”. En op een andere plaats: “… Zo heeft de Alwijze de wereld van het grootse bedacht, waarvan de hele essentie besloten ligt in de twee verschillen van het rechte en het kromme.”
In verband met het schrijfonderwijs en de inleiding in de meetkunde spreekt Rudolf Steiner in deze vakken herhaaldelijk over het tekenen van vormen. In de tweede leerplanvoordracht (6 september 1919) vat hij een aantal punten samen die in de tekenlessen voor leerjaar 1 aan de orde zijn gekomen en stelt dat er allerlei rechte, ronde, hoekige, spiraalvormige, scherphoekige en stomphoekige lijnen getekend moeten worden om de handvaardigheid te ontwikkelen. Dit tekenen moet voorafgaan aan het leren schrijven. Uit zulke lijnen en vormen moet dan ontwikkeld worden wat nodig is voor het schrijven van de lettervormen.
Met vormtekenen gaf Rudolf Steiner ook een nieuwe impuls aan het tekenen in het algemeen. Hij stelde voor om kinderen in de onderbouw niet te vragen om uiterlijke dingen te tekenen – wat later zijn betekenis en educatieve waarde zou krijgen – maar om ze in plaats daarvan te laten beginnen met het tekenen van originele vormen, cirkels, driehoeken, hoeken, spiralen, etc. Hij maakte een duidelijk onderscheid tussen tekenen en schilderen. Bij schilderen gaat het erom zich volledig los te maken van het inkleuren van getekende contouren en vormen en te proberen de vormen, het representatieve, te laten ontstaan uit de ervaring van de kleurkwaliteiten, uit de oppervlakken van de geschilderde kleuren.
Als Rudolf Steiner erover spreekt dat de omtrekslijn in een schilderwerk onwaar is en energiek afstand neemt van het voortekenen, geeft hij daarentegen de lijn, als tot rust gekomen beweging, een nieuwe betekenis in het tekenen van zuivere vormen en bevrijdt het tekenen van zijn slaafse afhankelijkheid van de naturalistische reproductie van uiterlijke vormen – waarbij de mens een passieve imitator blijft. Het nieuwe in het tekenen ligt in het opnieuw, of beter gezegd mede-ervaren van de strekkingen en krommingen, de hoeken etc., zodat de vormen opnieuw ontstaan vanuit een innerlijk actief element, vanuit een innerlijk samengroeien met de vormen.
Rudolf Steiner wijst er altijd op dat men moet proberen het kind de vormen te laten ervaren, in hem een gevoel te wekken voor het gebogen zijn van cirkels, van ellipsen enzovoort. In de eerste methodisch-didactische lezing (21 augustus 1919) zegt hij zelfs dat je het kind er rustig op moet wijzen dat de hele persoon deelneemt aan de cirkelbeweging bij het tekenen, dat zelfs de ogen een cirkelbeweging uitvoeren.
Dit mede-ervaren, mede-voelen van de vormen, hun buigen, strekken, hun ritmes en bewegingen, is de nieuwe kunstzinnige ervaring die Rudolf Steiner bij de toeschouwer probeerde op te wekken toen hij over het eerste Goetheanumgebouw sprak.[GA 290, niet oproepbaar] De architectonische vormen moesten niet alleen uiterlijk bekeken worden, de blik moest de vormen innerlijk plastisch en actief begrijpen.
Deze vormervaring is zowel de ziel van een nieuwe kunstzinnige ervaring als het orgaan van een levendigere perceptie van natuurlijke vormen. Hieruit kunnen we het verstrekkende belang van het tekenen van vormen afleiden.
In de lagere klassen moeten we vierkanten, cirkels, driehoeken enzovoort ook puur als tekeningen behandelen, “door wat dan geometrie wordt volledig binnen de tekening te houden.” “Wat dan als meetkunde wordt toegevoegd, waar we de relatie tussen de vormen zoeken, daar beginnen we pas rond het negende jaar mee”, zo vatte Rudolf Steiner zijn suggesties samen in de tiende lezing van de Methodisch Didactische Cursus = Opvoedkunst (1 september 1919).
Pas op 14 augustus 1923 kwam Rudolf Steiner in Ilkley op het vormentekenen. Hij beschrijft het nu in samenhang met de werking van het etherische lichaam. Alle indrukken, legt hij uit, vooral de beeldende die het etherische lichaam heeft opgenomen terwijl het wakker is, hebben de neiging om verder te resoneren en zich te vervolmaken tijdens de slaap. We kunnen deze activiteit van het etherische lichaam ondersteunen door vormen te tekenen. Op deze manier hebben we een harmoniserend, stimulerend en versterkend effect op het etherisch lichaam en daarmee op de fysieke organisatie.

Figuur 1
Wat afgemaakt moet worden, geeft Niederhäuser hier als stippellijn. De verticale hulplijn zit op deze tekening vast aan de linker gegeven vorm. Dat is bij de tekening van Steiner bewust niet zo: de 2 lijnen vormen geen eenheid – de ene is slechts hulp:

Rudolf Steiner wijst in Ilkley voor het eerst op het principe van symmetrie met de eenvoudige tekening. De leraar tekent de linkerhelft op het bord en het kind wordt gevraagd de onvolmaakte helft aan te vullen. Rudolf Steiner zegt hierover: “Op deze manier krijgt het kind de innerlijke actieve drang om onvoltooide dingen te voltooien en zo een correct beeld van de werkelijkheid op zichzelf te vormen.” In de geest van deze basisuitspraken over de symmetrie-oefening is het nu aan de leerkracht om zulke eenvoudige oefeningen door inventief, flexibel denken te ontwikkelen tot meer gecompliceerde symmetrieën en deze een tijdje met de kinderen te oefenen.

In GA 307, de Illkleycursus, staat de tekening zoals hierboven, Nh. geeft hem zo:
(wat in wezen niets uitmaakt):

Figuur 2

Rudolf Steiner geeft nu een andere tekening (figuur 2) en legt uit dat men moet proberen om een innerlijke, ruimtelijke verbeelding van deze figuur bij het kind op te roepen. Rudolf Steiner hecht veel waarde aan deze ruimtelijke verbeelding. Naar aanleiding van deze figuur maakt hij de opmerking dat je in de meetkunde ook niet moet beginnen met het tekenen van driehoeken en dergelijke, omdat dit al te veel intellectualisme met zich meebrengt, maar dat je moet beginnen met zo’n levendige visualisatie van de ruimte als in bovenstaande oefening. Rudolf Steiner stelt nu voor om de uiterlijke om te vormen.Ongeveer zo: figuur 3. Hij vraagt: Hoe moet de binnenfiguur dienovereenkomstig worden gevarieerd? en vervolgt: “Probeer het kind duidelijk te maken dat als hij nu vasthoudt aan de binnenfiguur, hij, om de innerlijke symmetrie te laten ontstaan, een inkeping moet plaatsen binnen, waar buiten een uitstulping is, zodat, zoals hier in tekening 2, de eenvoudige lijn overeenkomt met de eenvoudige lijn, hier (figuur B) de uitstulping overeenkomt met een inkeping.” (zie figuur 4).
Figuur 3

Figuur 4
Hij verwijst naar de bovenstaande figuren als een schema. Hij laat dus alles open voor de vrijheid en inventiviteit van de docent om eenvoudigere oefeningen te ontwerpen als voorstadia of om verdere motieven te bedenken volgens het hierboven genoemde principe. Na de beschrijving van deze oefeningen vat Rudolf Steiner ze samen:
“Kortom, dit geeft het kind de mogelijkheid om asymmetrische symmetrieën te visualiseren. En op deze manier, tijdens het wakker zijn, bereidt men het etherische of vormkrachtenlichaam voor om tijdens de slaap verder te bewegen, en om in dit bewegen te vervolmaken wat het heeft doorgemaakt tijdens het wakker zijn. Dan wordt de mens, het kind, ’s morgens wakker in een innerlijk bezield en organisch bewegend lichaam van vormende krachten, en dat dus ook in het fysieke lichaam. Dit brengt een enorme vitaliteit in de mens.”
In dezelfde lezing introduceert Rudolf Steiner een nieuw thema met de volgende metamorfose: Een kalm uiterlijk motief houdt het evenwicht van het stoutmoedig naar buiten strevende innerlijke wezen: (figuur 5)

Figuur 5
Nu verandert hij de vorm en keert deze dynamisch om, niet wiskundig, maar artistiek:(inversie) de uiterlijke vorm divergeert nu hyperbolisch naar het onbepaalde, de innerlijke vorm concentreert zich als een zaadje als gevolg van de dynamiek van de omkering, en de harmonie wordt hersteld: figuur 6

Figuur 6
*
* De reproductie van de twee bovenstaande figuren is gebaseerd op het tekeningontwerp zoals ze door Carl Kemper zijn aangegeven. De reproductie van de stenograafschets (GA 307, laat ook andere interpretaties toe.
.
Op 15 augustus 1924 sprak Rudolf Steiner in Torquay opnieuw over vormentekenen. [GA 311]
De reflecterende vorm als nieuw element: het spiegelende wateroppervlak voor de acht- en negenjarigen met de volgende figuur: (figuur 7)

Figuur 7
en als uitbreiding geeft hij symmetrieoefeningen zonder symmetrieas:
(figuur 7a)

Figuur 7a
In Torquay geeft hij vervolgens nog een oefening vergelijkbaar met die in Illkley, maar veel eenvoudiger, voor achtjarige kinderen: (figuur 8)

Figuur 8
Opnieuw verandert hij de buitenkant van de vorm; hij tekent hem vierkant en geeft het kind de opdracht om zelf de overeenkomstige binnenvorm te vinden, zodat er een nieuwe harmonie ontstaat: (figuur 9)

Figuur 9
“Op deze manier leert het kind een echt gevoel voor vorm, een gevoel voor harmonie, symmetrie en overeenkomst.” “Op deze manier kan het kind kennismaken met harmonieën die anders ook in de wereld voorkomen.”
We willen graag de opmerking toevoegen dat het, om methodologische redenen, raadzaam is voor kinderen om te beginnen met de eenvoudigere vorm van Torquay (figuur 8 en 9) aan het einde van de tweede en het begin van de derde klas en vervolgens de vormen van Ilkley te ontwikkelen.(figuur 2, 4, 5 en 6)
We hebben ook gemerkt dat het makkelijker is voor de kinderen als je eerst de binnenvorm Y verandert en ze dan een geschikte omslag laat zoeken. Dit prikkelt hun verbeelding van vormen tot creatief vermogen. De meest uiteenlopende mogelijke oplossingen worden gevonden (figuur 10)

Figuur 10
en door deze zoektocht staan ze open voor de meest opwindende die de grootste tegenstellingen harmoniseert. (De laatste in de serie). De kinderen komen hier niet gemakkelijk toe en het veroorzaakt grote vreugdevolle verbazing.
Wie zich verdiept in deze aanwijzingen van Rudolf Steiner, krijgt bijna ondoorgrondelijke suggesties voor de stijl van een nieuwe vorm van opvoeding en onderwijs in het algemeen. De praktiserende leraar ervaart de vruchtbare kiemkracht, de progressieve, stimulerende, revitaliserende werking van deze vormen en tegenvormen eerst bij zichzelf. Hij merkt het heilzame effect tot in zijn ademhaling; verstarrende krampen worden opgeheven, zijn verbeelding en denken worden flexibel en zijn fantasie krijgt vleugels.
De aanwijzingen voor vormtekenen laat op indrukwekkende wijze zien hoe Rudolf Steiner zich geleidelijk een weg baant op dit gebied. Dit getuigt van de levendige ontwikkeling van de vrijeschoolpedagogie. Ook al zijn het idee en de menskundige grondslagen van deze opvoedingskunst het resultaat van een nieuwe inwijdingswetenschap, de praktische uitvoering en realisatie ervan wordt geheel door het leven gevormd. Rudolf Steiner had geen vast programma en systeem dat hij door de leraren gerealiseerd wilde zien. Stap voor stap ontwikkelde hij wat toen het leerplan werd met en vanuit de ontwikkeling en groei van de school, waarbij steeds nieuwe gezichtspunten naar voren kwamen die elkaar niet opheffen maar aanvullen.
Hij ontwikkelde het vormtekenen eerst in de context van de veelomvattende taak om temperamenten te harmoniseren en de scherpe kanten ervan om te vormen.
Hij gebruikte het vormtekenen ook om het tekenen van nieuwe prikkels te voorzien en het te bevrijden van zijn afhankelijkheid van de reproductie van de natuurlijke werkelijkheid. Hij opent een nieuwe creatieve vrijheid voor het tekenen: ontwerpen vanuit de kwalitatieve ervaring van de lijn, de rechte en gebogen lijnen en hun onmetelijke samenspel.
Vervolgens, na jaren van oefening, verdiept hij het tekenen van vormen en brengt het, als een middel om het intellect op te voeden via het element symmetrie, in intieme harmonie met de menskunde. Op deze manier wordt de vorming van het intellect geen driloefening en een spel met begrippen, maar ontstaat het intellectuele vermogen als een gevolg vanuit de hele mens. Hierover later.
*
Al deze schijnbaar eenvoudige oefeningen vinden hun oorsprong in de nieuwe impuls die Rudolf Steiner aan de kunst in het algemeen en aan de beeldhouwkunst in het bijzonder heeft gegeven. En vanuit deze nieuwe kunstimpuls, die in de vormen van het eerste Goetheanum geworteld is en volledig zichtbaar en voelbaar geworden is, moeten deze oefeningen ook door de leraar begrepen en geoefend worden. Zonder deze levende bron, zonder een nieuwe artistieke ervaring van vorm, zonder het idee van metamorfose en visualisatie, zou dit tekenen van vormen snel verstarren in een saai schematisme, zelfs met de beste didactiek.
De oefenende leraar vindt in het boek ‘Der Bau‘, uitgegeven door Carl Kempers vrienden , een schat aan suggesties en praktische hulp om de eerste Goetheanumbau in zichzelf tot leven te wekken. Kempers schetsen over de metamorfose van de kapitelen en het overbrengen ervan op de zegelvormen, om maar een motief te noemen, zijn van onschatbare waarde.
We willen deze innerlijke verbinding tussen sommige pedagogische vormen en de kunstimpuls van het Goetheanum visualiseren aan de hand van het voorbeeld van de zegels die Rudolf Steiner voor zijn vier mysteriedrama’s gaf. (Figuren 11 t/m 14)
Laten we proberen de vormentaal van deze zegels zo waar te nemen dat we ze niet intellectueel interpreteren, maar actief hun vormentaal volgen door ze eenvoudig na te tekenen, de vormbewegingen meebeleven.
Het nieuwe van de artistieke waarneming ligt in een dergelijke inspanning. Vervolgens beleven we een dynamiek in de opeenvolging van deze vier zegels: van een zekere rust met toch een bepaalde spanning, en eenvoud, wordt de vorm gecompliceerder, wordt weer eenvoudiger in de derde tot een zeer bezielde vorm en bereikt in de laatste een alomvattende, vervulde rust. Bovendien ervaren we als we tekenen een gedifferentieerd samenspel en interactie tussen de omcirkelende krachten en het centrum.
Laten we proberen de dynamiek van de binnen- en buitenkant van de eerste zegelvorm door ervaring te begrijpen. Als we een beetje spelen met het vormprincipe van de naar binnen gerichte actie

en de naar buiten gerichte straling

kunnen we gemakkelijk de volgende samenhang ervaren. (figuur 15.):

We komen nu bij de vorm die Rudolf Steiner in Ilkley gaf. Die bevat, op een eenvoudige manier, hetzelfde principe van spanning tussen binnen en buiten in een drie-eenheid, die in de eerste zegelvorm wordt geïntensiveerd in een zevenvoudig effect.
Laten we nu kijken naar een detail van de vormen van Torquay en Ilkley (fig. 16): daar ervaren we de grootste spanning tussen innerlijke vorm en uiterlijke omhulling.

Fig. 16
Dit dynamische spanningsprincipe (figuur 17) is ook terug te vinden als karakteristiek ontwerpelement in het tweede (figuren 12 en 18).

Figuur 12: gegeven bij ‘Die Prüfung der Seele’
GA 14/157
Vertaald/158

|
Figuur 18
In de spiraal wordt de intensivering van de tegenstelling opgeheven of is de bron van de vormende kracht.
Als je de innerlijke kunstzinnige samenhang ziet tussen de zegelvormen die Rudolf Steiner voor de mysteriedrama’s gaf en de pedagogische vormen die jaren later werden gegeven, wordt de gemeenschappelijke oorsprong in de Goetheaanse artistieke impuls duidelijk. Dit laat zien hoe zelfs een ogenschijnlijk detail van de vrijeschoolpedagogie geworteld is in het geheel van de antroposofie dat zonder deze achtergrond niet creatief vormgegeven kan worden. Het is belangrijk dat de leerkracht dit weet en ervaart. Voor de kinderen is het voldoende als ze de pedagogische vormen van Ilkley en Torquay ervaren door te oefenen met tekenen. Hiervan uitgaand kan men proberen soortgelijke spanningsmotieven te creëren. Maar we denken dat het helemaal verkeerd zou zijn om te proberen de zegels met de kinderen te tekenen, hoe mooi ze ook zijn. Net als de zegels op de zuilkapitelen van het eerste Goetheanumgebouw maken ze deel uit van het ontwikkelprogramma van de leraar, waarmee hij zijn vormverbeelding verlevendigt.
Nog een paar voorbeelden van de genoemde planetenzegels (die verder niet worden besproken):

Figuur 11: gegeven bij ‘Die Porte der Einweihung’
GA 14/9
Vertaald/17

Figuur 13: gegeven bij ‘Der Hüter der Schwelle
GA 14/281
Vertaald

Figuur 14: gegeven bij ‘Der Seelen erwachen’
GA 14/405
Vertaald
*Zo was het in de tijd van Niederhäuser. Door het werk van Kutzli deden in de jaren 1970 ook de vlechtvormen hun intrede. Deze kunnen in moeilijkheidsgraad zodanig verschillen, dat oefenen daarvan in klas 6 en hoger ook uiterst zinvol is.
Deze leerstof wordt ook behandeld in ‘Formenzeichnen’ (Menschenkunde und Erziehung)
Vormtekenen: alle artikelen
Rudolf Steiner over vormtekenen: alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
3446-3244
.
.
.
.