Tagarchief: kerstknutsels

VRIJESCHOOL – Kerstmis (38)

.
Dieuwke Hessels postte dit artikel in de Facebookgroep ‘Vrijeschool’:
(november 2021)

.

Kerstspelletje en engeltjes…

In de hemel is een dans, halleluja
daar dansen blij de engelen,
in regis curia, halleluja

Stralende kleuters in lange witte jurken: 1 met vleugels, 1 met de sterrenstok, 1 met het kindje voor Maria en 1, soms nog meer, met een gouden hoofdbandje zingen zo helder, lopen zo gracieus, aandachtig en weten wat te doen: zij zijn “de” engelen.

In het kerstspelletje: de engel met de sterrenstok die Maria de geboorte aankondigt, de engelen, als groepje, bij het aanreiken van het Kindje aan Maria en later bij de slapende herdertjes als zij de goede mare brengen…

In het driekoningenspelletje als zij de koningen voorgaan op zoek naar het geboren Kind en later als zij de slapende koningen vertellen te vertrekken naar hun eigen land en de engel met de sterrenstok die Jozef vertelt dat hij met
het Kindje, Maria en de dieren uit de stal moet vertrekken. De engelen gaan ze voor:

”Toen Maria met haar kindje haastig vluchtte door het bos,
bogen zich de wilde winden en het sneeuwde op het mos.
Helder licht straalt allerwegen van haar vriendelijk aangezicht
in haar voetstap op de wegen, schijnt nog lang een gouden licht…”

Het Kerst- en Driekoningenspelletje betekent een periode van toneelspelen van begin december tot eind januari met de kerstvakantie als pauze: zo heerlijk vertrouwd dat op school de kersttijd nog even doorgaat. Het toneelspel, de aankleding, de versjes en liedjes, alle verzorging rond het verkleden voor en na het spel, geven de kleuters zo’n stevige vorm: ze leren te durven in het handelen, met ernst en vrolijkheid. Bovendien komen taal- reken- en
sociaal emotionele doelen uit het groepsplan als vanzelf aan de orde.
Ieder jaar opnieuw heb je de keuze als leidster om het spelletje te wijzigen, qua opzet of andere versjes/liedjes, in verbondenheid met de kleutergroep die je onder je hoede hebt. Maar sommige liedjes blijven….
Jozef of Maria mogen zijn is altijd fijn, maar engel dat wil toch iedereen. Herdertjes en waarden zijn vaak, niet alle jaren, minder favoriet. Schaapjes of andere dieren worden ook graag gespeeld in het Kerstspelletje of
Driekoningenspelletje.
Het is altijd zo’n bijzonder gegeven: een spel eerst te oefenen, daarna op te voeren voor ouders en anderen… hoe spannend is het wel niet en hoe graag willen de kinderen deelnemen, alhoewel niet alle kleuters in één keer van
harte mee kunnen doen: zij moeten eerst even meevoelen, en zich gedragen weten in verbondenheid met de uitvoerende groep, en dan opvoeren: terwijl alle genodigden hun aandacht op de groep hebben gericht. Wat een mooi beeld voor verbonden zijn: ouders, hun kind, alle kinderen uit de groep: ontroerend hoe kinderen, in hun onbevangenheid, de toeschouwers een kijkje op zichzelf geven terwijl onzichtbare engelen meebewegen met álle mensenkinderen.

“In de hemel is een dans, halleluja
daar dansen blij de engelen,
in regis curia, halleluja”

Kerstfeest:
In de natuur ziet alles er doods en kaal uit, er is weinig leven te zien.
Op 21 december begint de winter met de winterzonnewende; de langste nacht en de kortste dag.
De zon heeft haar laagste punt bereikt en vanaf nu worden de dagen langzaam maar zeker weer langer.
Op de laatste vrijdag voor de kerstvakantie vieren we op school het Kerstfeest.
Alle kinderen van de school komen ’s ochtends in de zaal, waar we samen zingen en fluiten en enkele klassen iets moois laten zien of horen aan elkaar.
Ook de kleuters laten hun liedjes horen en de gezichten van de 5e- en 6e klaskinderen zie je dan verzachten.
Vaak kennen ze het liedje nog!
Als de kleuters in hun eigen lokaal gaan spelen en een plakje kerstbrood gaan eten, luisteren de andere klassen naar het vierde deel van het adventsverhaal.
Het heet ‘Een kerstverhaal uit de bergen’ en is te vinden in het boek ‘Een ster over de grens’.
In de adventskrans wordt nu de vierde kaars aangestoken en de lichtengelen nemen dit licht mee naar de klas.
Daar zijn de tafels mooi gedekt voor de kerstmaaltijd.
In de klassen staat een kerstboompje met 30 rode en 3 witte rozen erin.
Dan wensen we elkaar een fijne vakantie en mogen alle gemaakte spulletjes mee naar huis: het adventskandelaartje, kleiwerk, een schildering of tekening, een gevouwen ster, een zelf getrokken bijenwaskaarsje, misschien een mooie kerstkaart.

In vrijwel alle vrijescholen, over de hele wereld, worden rond Kerstmis de kerstspelen opgevoerd.
Het zijn oude spelen die door Rudolf Steiner zijn herontdekt.
Tot in het begin van de vorige eeuw werden deze zogenoemde ‘Oberufer Spelen’ nog gespeeld.
Zoals elk jaar worden ook dit jaar in de Vrije School Meppel Oberüfer kerstspelen opgevoerd door leraren en ouders, als geschenk aan de schoolgemeenschap.
Deze spelen stammen uit een rijke traditie. De Kerstspelen zijn afkomstig uit Hongarije, uit het dorpje Oberüfer.
Oberüfer werd vroeger door Duitsers bevolkt en zij hebben de spelen meegebracht toen zij in de 16e eeuw naar dit oostelijk deel van Midden-Europa trokken.
Een vriend van Rudolf Steiner, de taalgeleerde Karl Julius Schröer, die een studie maakte van de Duitse folklore in de Oostenrijks- Hongaarse streken, woonde in de buurt van Presburg (het huidige Bratislava) en ontdekte dat die
Duitse boeren in de kersttijd bepaalde oude spelen opvoerden.
Hij woonde de opvoeringen vaak bij en schreef de rollen op met de bedoeling dit cultuurgoed te behouden.
In Oberüfer zijn deze spelen tot omstreeks 1920 woordelijk op dezelfde manier opgevoerd, terwijl ze elders in Europa door modernisering verloren gingen.
Rudolf Steiner heeft ze geïntroduceerd bij de vrijescholen en sinds 1919 worden ze in alle talen overal ter wereld in vrijescholen en antroposofische instituten gespeeld: met spel, zang en “ommegangen”. In feite hebben de
vrijescholen deze waardevolle traditie dus voortgezet en behouden tot op de dag van vandaag.
De Oberüfer kerstspelen bevatten veel oude wijsheden, die zijn ontleend aan de mythologie, de astrologie en de getallenmystiek van de middeleeuwen. De spelen bevatten het Paradijsspel, het Kerstspel en het Driekoningenspel en elk spel heeft zijn eigen karakter.

In de kleuterklas voeren de kleuters hun eigen Kerstspelletje op…
Wel gebaseerd op het grote kerstspel. Het liedje van de aanbidding van de herders komt ook in het grote spel voor:
een herkenningspunt voor kleuters als ze voor het eerst in de avond mogen kijken naar het Kerstspel….
Het vormt een belangrijk onderdeel van de tijd naar Kerst toe als Sinterklaas verdwenen is uit het land en de klas….
Snel kunnen ze omschakelen: de oudsten weten het nog van vorig jaar, weten ook al wat ze zouden willen worden….
In de klas wordt een van de speelhuisjes omgetoverd tot “de stal”.
De kring van stoelen wordt zo geplaatst dat er makkelijk ommegangen gehouden kunnen worden.
Spontaan worden liedjes gezongen, de hele dag door al neuriënd…
Het is druk in de klas, maar zo fijn: een zoemende en spelende menigte kleine mensjes.
Dieuwke Hessels

Weekspreuk van Kerst

Advent maande ons om stil te zijn en vol verwondering te wachten op het wonder van Kerstmis. We werden naar binnen geduwd; letterlijk onze huizen in en figuurlijk naar ons hart. In deze donkere periode waarin de nachten nog
korter werden, staken we kaarsen aan. Maar waarom? Wat valt er binnen in ons hart te ervaren? En welk licht wordt er met Kerstmis ontstoken? Dat is de andere kant of de diepere betekenis van kerstmis.
Daar wil ik je meer over vertellen, maar eerst iets over de achtergronden van Kerstmis.
In voorchristelijke tijden werd in onze streken al feest gevierd rond Kerstmis. De Germanen vierden met het Joelfeest dat het zonnekind Widar geboren werd uit de maagdelijke oermoeder.
Kerstfeest was het zonnefeest; een feest van hoop, vertrouwen en geloof. In de natuur was de overwinning van de zon op de duisternis van de winter een feit.
De Romeinen vierden op 25 december de Geboortedag van de Onveroverde Zon. Het is dan ook niet gek dat de geboorte van Jezus door de kerk geplaatst is op 24 december.
Oude en nieuwe gebruiken worden verbonden en zorgden dat mensen van de eerste tijd makkelijker over konden gaan naar het christelijke geloof. Het
bijzondere van de zonnewende bleef zo gedeeltelijk behouden.
December is de donkerste tijd van het jaar, de dagen zijn kort en de nachten lang. Met Kerstmis komen we aan op het stiltepunt. De dagen en nachten blijven kort even lang (de 12 heilige nachten). Daarna worden de dagen langer
en de nachten korter. De aarde heeft zich in zichzelf gekeerd, lijkt kaal en leeg.
In de zomer heeft de aarde de zon, al het geestelijke, alle levenskrachten in zich opgenomen. In de winter liggen de velden er kaal en omgeploegd bij.
Moeder Aarde is een in zichzelf gekeerd wezen, in verwachting van het zonnekind.
De advent geeft ons de mogelijkheid om stil te worden; in stille verwachting van het kind te zijn. Als dan het zonnekind geboren is, kan het leven in de aarde zich op maken om te kiemen. Niet alleen de aarde kan zich ontkiemen ook onze lichtkrachten, plannen en ideeën kunnen dat.
Het woord Kerstmis komt van Christusmis en verwijst hiermee naar de mis die gehouden werd in de Rooms-Katholieke Kerk om Christus’ geboorte te vieren. Het evangelie volgens Lucas beschrijft de geboorte van het kindje in de stal, de engelen, de herders, die de blijde boodschap horen en die het Jezuskind vinden in de kribbe bij Jozef en Maria. Dit is het alom bekende verhaal.
Maar het evangelie volgens Mattheüs beschrijft het bezoek van de drie koningen. Zij hebben in de sterren gezien dat er een koningskind geboren zou worden en gaan opzoek naar het kind. Dit Christuskind is anders, rijker en spiritueler dan het arme timmermanskind.
Als je zo Mattheüs en Lucas naast elkaar legt, kun je opmerken dat het over twee verschillende kinderen gaat. In de Christengemeente wordt hier vaker over gesproken en in de antroposofie over geschreven.
Tegenwoordig wordt er nog een derde kind genoemd en dat is het Lichtwezen. Over dit Lichtwezen spreken de aartsengelen en opgestegen meesters in hun
spirituele verhandelingen.
Dan hebben we het al eerdergenoemde Germaanse zonnekind nog en ons Ik. Ze vormen zich al tot één; het Christuswezen.
Het kerstfeest begint op 25 december met een heilige nacht, waarna 12 heilige nachten volgen, die het kersfeest met het Driekoningenfeest verbinden. Dan viert de Russisch Orthodoxe Kerk het kerstfeest (dus 13 dagen later dan
wij). Midden in deze periode van heilige nachten valt het Nieuwjaarsfeest, dat een impuls geeft om ons te vernieuwen. Maar wij vieren de kerstnacht dus als de zon al over haar diepste punt (21-12) heen is. In bijna alle huizen staan kerstbomen, een traditie die stamt vanaf 1850, en ’s avonds branden we kaarsen. Kerstmis is namelijk het grote lichtfeest en dat vraagt om nadere uitleg.

Kijk zo tegen kerstmis eens om je heen. In tuinen en huizen branden duizenden lampjes en sommige lichtjes flikkeren aan en uit. De lichtjes in de buitenwereld zijn overdadig. Het duister probeert ons met alle kerststress, angst en stralende neplichtjes bij ons innerlijke rust en stilte vandaan te halen, zodat de geboorte van het licht niet in ons hart kan plaatsvinden; het wil onze frequentie en bewustzijn laag houden. De geboorte van het licht, ook wel het Christenwezen of de verbinding met de bron, in ons hart is het mysterie van Kerstmis. We verhogen daarmee onze frequentie. In deze tijd is er onder zoveel mensen (en vooral kinderen) een sterke behoefte aan innerlijke rust, liefde en licht. Gelukkig zijn de lichtkrachten en de frequentie op aarde de laatste jaren sterker geworden. We kunnen het licht laten ontvlammen via ons bewustzijn. Ik vind die geboorte elk jaar weer een groot mysterie en merk wel dat het steeds gemakkelijker wordt, Ik wens jou toe dat je deze kerstperiode de rust en stilte vindt om dat innerlijk Christuskind met al zijn lichtkracht te voelen en te bewaren in je hart. Wij zijn allemaal een stukje goddelijkheid of Licht en die verbondenheid maakt ons één.
~Marion VreugdenhilAntroposofie en het Kind

De reis van Jozef en Maria

adventstijd Archieven – Antroposofisch Leven, adventstijd, kerststal, kerst, Kerstmis, Alice Rowaan, auteur op Antroposofisch Leven

Het verhaal van het kerstkindje dat geboren werd in een stal, omdat er in de herberg geen plaats meer was, kennen we allemaal. Ook weten we wel dat Jozef en Maria op reis waren vanwege een volkstelling. Maar wist je ook dat er een hele leuke manier is om hun reis thuis uit te beelden, samen met kinderen? Vandaag vertel ik jullie er meer over.

Voorbereiding

De reis van Jozef en Maria begint in principe op de eerste adventzondag. Op school zal hier veel aandacht aan besteed worden; thuis is het vooral leuk om hier in de loop van de week op aan te sluiten, bijvoorbeeld op woensdagmiddag.
Zoek allereerst de spulletjes bij elkaar: Zet het kerststalletje klaar. De seizoenstafel is een heel goede plek, maar onder de kerstboom of op een andere
geschikte plaats in jouw kamer kan natuurlijk ook. In het stalletje staat een lege kribbe en misschien heb je nog wat hooi of stro om neer te leggen. Het is handig om een mooie donkerblauwe doek als achtergrond op te hangen.
In de loop van de komende weken zal het stalletje gevuld raken, dus zorg dat je alles (stenen, plantjes, de os, schaapjes, herders, het kindje natuurlijk, de drie koningen, een of meer engelen) bij de hand hebt.
De stenen, planten, dieren en mensen zullen in deze volgorde in de vier adventsweken verschijnen omdat zij herinneren aan de schepping van de aarde. Tot slot kun je ook sterretjes van goudkarton (of vilt) goed gebruiken; die komen een voor een op de blauwe doek te hangen. Jozef en Maria staan paraat.

De reis naar de stal: de eerste adventsweek

Zoek een plekje voor Jozef en Maria om hun reis te beginnen. De eerste adventsweek leg je stenen neer.
Bijvoorbeeld langs de weg naar de stal toe, of vóór het stalletje. Het is leuk om steentjes te gebruiken die de kinderen in de loop van de tijd verzameld hebben en die je toch al in huis hebt. Maar je kunt natuurlijk ook kristallen of mineraalsteentjes gebruiken, of gevilte/gekleide stenen.
Laat dan Jozef en Maria een stukje lopen op hun pad. Elke dag een stapje is het leukst, maar als ze liever vaak rusten en dan weer een eind lopen, kan dat
natuurlijk ook. Het is leuk om elke keer als je Jozef en Maria laat lopen, ook samen een sterretje te spelden op de doek achter de stal.

De tweede adventsweek

De tweede week is de week van de planten. Hier kun je zo creatief in zijn als je wilt. Mos in de kerststal, sparrentakjes die de kinderen in een voetstukje van klei zetten of dennenappels langs het pad van Maria en Jozef, of misschien liever kleine kamerplantjes in hun bloempotjes. Gestaag lopen zij verder, richting de stal.

De derde adventsweek

De derde week is die van de dieren. De os en de ezel mogen hun plaatsjes innemen in de stal, de schaapjes mogen in de buurt komen grazen, misschien heb je zelf ook wel dieren in huis die graag mee willen doen. Meestal weten
de kinderen wel, welke dat zijn.

De vierde adventsweek

In de vierde week gaan Jozef en Maria de stal binnen en installeren ze zich. Op 24 december (die soms samenvalt met de vierde adventszondag) verschijnt een engel voor de stal. In de nacht zal het kindje worden geboren; dat gebeurt waarschijnlijk vanzelf- let maar op! Zo gauw het kindje ontdekt is, kun je een grote ster ophangen in de achterdoek. Meer engelen mogen komen, en de herders met hun schaapjes stromen toe. En als je het echt compleet wilt hebben, kun je heel ver weg in de kamer de drie koningen laten verschijnen. Zij gaan de komende tijd op weg en zullen op 6 januari aankomen bij de stal.
Op deze manier kun je thuis een speelse, beeldende invulling geven aan de adventstijd. Ook na de kerst en Driekoningen kun je er nog mee doorgaan en de tijd van de lichtfeesten afsluiten op Maria Lichtmis.

Kerstverhaal  In het tijdschrift van Vrije Opvoedkunst, 4e jrg. nr 12, dec. 1936

Verhaal:
Stille nacht, tovernacht
Een kerstverhaal over ware vriendschap.

Het was koud, die nacht. Een ijzige wind joeg de sneeuw op en de mensen die nog buiten waren haastten zich.
Thuis brandde het vuur in de haard. De tafel was gedekt, de kaarsen waren aangestoken. Het was kerstnacht.
Nog maar één enkele man liep door de verlichte straten. Zijn rug was gebogen en hij liep maar voort door de sneeuw en de kou, zonder zelf te weten waarheen hij ging. Niemand wachtte op hem. Riton had geen familie en geen thuis.
De mensen keken naar hem als hij voorbijging. Hij lette er niet op. Zonder achterom te kijken, vervolgde hij zijn weg. Hij floot zachtjes voor zich heen en de sneeuwvlokken bleven in zijn baard hangen.
Toch was hij niet alleen in die ijzige nacht… Een hondje liep achter hem aan. Waar kwam hij vandaan? Om zijn nek had hij een halsband met een ster.
Toen Riton het hondje zag, begonnen zijn ogen te stralen. “Ben je verdwaald? Dan kunnen we beter bij elkaar blijven.” De hond keek hem aan.
Beschut onder de takken van een grote spar pakte Riton een stuk brood uit zijn rugzak en sneed het in tweeën.
“Hier!” zei hij met een glimlach. “Het is een mager maaltje voor een avond als deze, maar meer heb ik niet.”
Omdat het Kerstmis was vertelde hij een verhaal dat hij als kind heel mooi had gevonden. Daarna floot hij nog wat.
Ook de wind floot. Steeds luider en luider, steeds kouder en kouder. “Kom,” zei Riton. Hij zette de kraag van zijn oude, versleten winterjas op. “Laten we schuilen in die hut.”
Ze zaten daar een hele poos, lekker warm in het stro. Toen klonk er opeens een stem: “Schrik niet en luister. Ik ben geen hond. Ik ben een tovenaar.”
“Jij? Een tovenaar?” zei de oude man verbaasd.
“Vanavond heb ik mezelf in een hond veranderd, omdat ik degene die goed voor me zou zijn wilde belonen,” zei de tovenaar. “En jij bent de enige die goed voor me was. Om je te bedanken zal ik je liefste wens vervullen. Vertel me wat die wens is.”
“Ik wil geen grote dingen en ik heb niets nodig,” zei Riton. “Maar ik heb altijd al een hond gewild.”
De tovenaar dacht lang na. Was dat Ritons liefste wens? Toen besloot hij dat hij graag de beste vriend van de oude man wilde zijn. En hij gaf voorgoed zijn toverkracht op.
Heel vroeg de volgende ochtend verliet de oude man de hut om verder te trekken. En zijn vriend, de hond, volgde hem.

Een Noors kerstverhaal over een geschenk voor het Kerstkind
De fluit van de herdersjongen

In de nacht toen Jezus geboren werd, liep een arme herdersjongen over de heuvels bij Bethlehem om een van zijn schapen te zoeken. En zo gebeurde het, dat hij niet bij de herders was, waarover de bijbel ons vertelt. Deze jongen
diende bij een strenge heer – wie weet misschien wel bij een van de waarden in Bethlehem – en als hij zou thuiskomen en er een schaap van zijn kudde ontbrak, dan kreeg hij slaag. Daarom lette hij nauwelijks op de wonderbaarlijke dingen die om hem heen gebeurden. Hij merkte niet dat de wind ging liggen; hij hoorde niet hoe de vogels begonnen te zingen en hij zag niet dat alle sterren plotseling met dubbele glans straalden.
Zijn wegvoerde hem de berg op. Hij zocht achter iedere struik, tot hij ten slotte boven op de berg stond. Van hier kon hij ver in het rond over de velden zien, helemaal tot de stad Bethlehem.
Terwijl hij daar zo boven stond, gebeurde het, dat de hemel zich opende en dat de nacht zo licht werd als de dag.
Een ontelbare schaar engelen verscheen en hun lofzang klonk over de aarde. Hoe groot dit wonder was, dat in die nacht geschiedde, heeft tot op de dag van vandaag nauwelijks een mens begrepen. Daarom kunnen we het een
kleine herdersjongen ook vergeven, dat hij deze boodschap niet meteen begreep. Hij dacht alleen maar aan het schaap, dat ervandoor gegaan was en hij wilde verder zoeken.
Toen stond er plotseling een engel voor hem en sprak: “Maak je geen zorgen meer om het schaap, op dit uur is een veel grotere Herder geboren. Ga snel naar Bethlehem, waar het Christuskind, de Verlosser van de wereld, in de
kribbe ligt.”
“Voor de Verlosser van de wereld,” zei de jongen, “voor Hem mag ik toch niet verschijnen, als ik hem geen geschenk kan geven?”
“Hier, neem deze fluit en speel een lied voor het kind,” sprak de engel, en was op hetzelfde ogenblik verdwenen.
Zeven tonen had die fluit en toen de jongen haar aan zijn lippen zette, speelde ze als vanzelf.
Dankbaar en blij liep hij de berg af. Hij wilde over een beekje springen, maar struikelde en lag languit zo groot als hij was, tussen de kiezelstenen. De fluit viel uit zijn hand. Uit zijn mond ontglipte een woord, dat misschien wel eens
onder de herders gebruikt wordt, maar dat men beter niet gebruiken kan. Mooi was het niet! Én toen hij de fluit weer in de hand hield was er één toon verloren gegaan. Nog zes tonen kon de fluit spelen.
Tijd om te huilen was er niet en bovendien werd het pad langzaam beter; dus liep hij zo snel mogelijk door.
Ineens bleef hij staan: vlak voor zich zag hij een grote wolf zitten met ontblote tanden, klaar om te bijten. Het was de lammetjesverslinder zelf. De jongen werd woedend. “Maak dat je wegkomt,” riep hij en voor hij er erg in had, had hij de fluit naar de al wegvluchtende wolf gegooid. Toen hij haar weer vond, kon de fluit nog maar vijf tonen laten horen.
De herdersjongen was nu op de plaats gekomen waar de kudden steeds waren. Rustig lagen daar alle schapen en er heerste diepe stilte, slechts één schaap liep blatend rond. De jongen wilde het binnen de omheining brengen. Hij rende erachteraan en omdat het schaap hem ontweek gooide hij met wat hij juist in zijn hand hield. Het was de fluit, die weer een toon verloren had.
Maar waar waren de andere herders toch gebleven? De jongen kon immers niet weten dat zij voor het kindje in de stal knielden. Hij dacht dat ze vast weer met een kruik bier in de herberg zaten en dat hij als jongste weer de wacht moest houden. Boos schopte hij met zijn voet tegen een kruik met water, die dicht bij het vuur stond. Toen was het of een onzichtbare macht hem de fluit uit zijn hand sloeg, en toen hij haar weer opraapte had zij nog maar drie tonen over.
Daarop ging hij verder naar Bethlehem. Alles ging goed, tot hij door de stadspoort wilde gaan. Daar zag hij zich plotseling omringd door een groep straatjongens die hem zijn fluit wilden afnemen, maar hij wilde haar niet geven.
Er vielen klappen over en weer. De fluit had hij weliswaar behouden, maar weer was een toon verloren gegaan.
Eindelijk stond hij toch voor de stal. Hoog boven het dak straalde de wonderbaarlijke ster en in de kribbe lag de Verlosser van de wereld. En toch zou het nog gebeuren dat de fluit nog maar één toon overhad, toen hij de stal
binnenging. Want juist wilde hij langs de huisdeur lopen, toen de bitse hond van de waard op hem afschoot. Hij wist zich niet anders te verweren dan met wat hij in zijn hand hield en dat was de fluit.
Zo stond hij nu bij de staldeur maar durfde niet naar binnen te gaan. Hij schaamde zich heel diep, dat er zo weinig van zijn geschenk overgebleven was. In zijn onschuld kon hij niet weten, dat de weg die iedere mens tot de Verlosser voert vol hindernissen is.

De Zonnejaargroep geeft onderstaande aan om te vertellen in de Kerst-adventtijd.

Sprookjes
Sneeuwwitje… Gebr. Grimm
• De Sterrendaalders… Gebr. Grimm
• De drie mannetjes in het bos… Gebr. Grimm
• Het boshuis… Gebr. Grimm
• De twaalf Apostelen… Gebr. Grimm
• Het Kind van Maria… Gebr. Grimm
• De Sneeuwkoningin… Gebr. Grimm

Hennie de Gans-Wiggermans:

Elk jaar weer was de advents- en
kersttijd voor mij de mooiste periode in de kleuterklas. De
voorbereidingen naar het kerstfeest, het lopen van de adventstuin*
en natuurlijk het Kerst- en Driekoningenspel met de kinderen, waarmee ik na de eerste adventsviering begon.
Boekje vol tips en tricks.

Als volgende het kerstspelletje en voorbereidingen daarvoor.


KERSTSPELLETJE

Hoe te beginnen?

De spelers/rollen
Jozef
Maria
Os
Ezel

Waard 1
Waard 2
Waard 3

Herder 1 Stiechel
Herder 2 Witok
Herder 3 Gallus

Engel met ster
Engel met kindje
Engel

Muzikantjes

Voorbereiding

Doos met kleding in de kring.
Kleding en attributen eruit halen en neerleggen.
Zelf pakken: engel: sterrenstok en haarband.
Andere engelen: haarband en 1 engel mag het kindje voorzichtig bij zich dragen.
Muzikantjes pakken zelf een bellenketting.
Jozef en de herders halen hun eigen stokken op en herder Stiechel pakt zijn herderstas.
De waard met het lampje haalt zijn lantarentje zelf op.

Bij elkaar leggen:
• Jozef, Maria, os en ezel
• Waarden
• Herders
• Schaapjes
• Engelen
• Sterrestok in de stal
• Kindje in de kribbe

Kindje van de dag mag kiezen wie hij/zij vandaag wil zijn.
Elk kind kiest elke dag een andere rol.
Het kindje van de dag mag helpen.

Kleuters zitten in de kring op volgorde:
Naast de poort: Maria, jozef, os en ezel, herders en lammetjes aan een kant van de kring
Andere kant van de kringpoort: engelen, waarden, muzikantjes.

Ondertussen zingen en neuriën we:


Voorafgaand aan het spel

Schaapjes zijn jullie klaar?
Mé, mé, mé
Os en Ezel zijn jullie klaar?
Moeoeoe, iiaaa
Waarden zijn jullie klaar?
Jaja
Herders zijn jullie klaar?
3x tik met de wandelstokken
Jozef ben je klaar?
Ja dat ben ik!
Maria ben je klaar?
Ja, begint u maar.
Engelen zijn jullie klaar?
Zwaaien met hun armen licht op en neer.
Muzikantjes (engelen) laat je bellen maar horen.
Klingelingeling

Meteen doorgaan naar het 1e liedje van het kerstspelletje.


Alle kinderen zingen mee, zittend in de kring.
Na dit lied gaat Maria staan en gaat rond in de kring (met de klok mee) terwijl allen zingen:


Maria neemt plaats op het krukje in het midden van de kring.

Vertellen [leidster]:
Eens op een dag zit Maria in haar huis een boek te lezen toen daar ineens een Engel kwam.
De Engel met ster staat op en gaat achter Maria staan.
De Engel spreekt:
Maria heb geen angst hoor,
Ik ben de Engel Gabriël.
Het is een blijde boodschap die ik vertel.
Jij gaat een kindje krijgen,
en Jezus is zijn naam….
De Engel gaat terug.

Jozef staat op en gaat voor Maria staan en spreekt:
Lieve Maria, wij moeten gaan reizen,
om ons in te laten schrijven.
Naar Bethlehem moeten we reizen,
om onze namen op te laten schrijven.
Jozef schudt.
Os en Ezel zullen ons beiden,
naar Bethlehem begeleiden.

Maria gaat ook staan, samen lopen ze naar de Os en de Ezel. Zij lopen rond de kring terwijl door de andere kinderen wordt gezongen:


Maria staat stil en spreekt:
Och Jozef, luister me toe
Jozef stopt nu en gaat bij Maria staan. Maria spreekt:
Ik ben toch zo moe!

Jozef legt een arm om Maria heen en zegt dan:
Ben je zo moe lieve Maria?
Maria knikt.
Jozef spreekt tegen Ezel:
Kom eens kleine ezel, blijf dicht bij haar!
Het Ezeltje balkt:
Iaaaa, iaa!

Zingen: Sjok, sjok, sjok liep het ezeltje
helemaal naar Bethlehem
Sjok, sjok, sjok liep het ezeltje
helemaal naar Bethlehem
O wat was Maria moe
ze deed nu en dan haar oogjes toe
O wat was Maria moe
ze deed nu en dan haar oogjes toe

Jozef spreekt:
Ik zie een lichtje dagen,
laat ons daar om onderdak vragen.
Loopt naar de 1e Waard.
Jozef tikt 3x met zijn staf op de grond.
Het deurtje gaat open, de waard komt naar voren.

Met zijn handen in zijn zij spreekt hij:
Wat zoeken jullie hier?

Jozef en Maria spreken:
Wij zijn zo koud van sneeuw en ijs
en moe van de lange reis.
Heeft u voor ons een bed?

De Waard spreekt:
Jammer, alles is bezet.
Ga maar naar hiernaast.
Voortuit! Want ik heb haast!

Jozef en Maria lopen naar de 2e Waard, die net zijn straatje aan het schoonvegen is.
Jozef tikt 3x met zijn staf op de grond.
De 2e Waard kijkt op, stopt met vegen en spreekt:
Wat zoeken jullie hier?
Jozef en Maria spreken:
Wij zijn zo koud van sneeuw en ijs en moe van de lange reis.
Os en Ezel willen wel wat hooi en vinden het kleinste plekje al mooi!
De 2e Waard spreekt:
Het spijt me zeer, ik heb echt geen plaatje meer!
Van zolder tot kelder is mijn huis bezet.
Pak je weg! (vegen met bezempje)
Snel van mijn deur! Verder wil ik geen gezeur!
Maria en Jozef lopen weg van de Waard.
Maria spreekt:
Oh Jozef, wat moeten we toch beginnen,
nergens kunnen we naar binnen!
Jozef spreekt:
Och Maria lief (pakt haar hand)
Ik zal wel wat verzinnen.

Maar dan komt er een 3e Waard met een lampje aan en spreekt:
Goede vrouw, ik hoor je klagen, om een bed hoe je mij niet te vragen.
Loop met me mee, hier zijn we al, In mijn eigen kleine stal.

De Waard loopt naar de stal, zet een krukje voor Maria neer (naast het kribje) en laat het lampje achter.
Ezeltje en Os gaan zitten bij het kribje.
Jozef houdt Maria’s blauwe mantel vast, terwijl Maria plaatsneemt op het krukje.
Jozef gaat aan de andere kant naast het kribje staan, leunend op zijn staf.
Verteller:
Maria en Jozef gaan slapen, het is een donkere nacht, buiten houden sterren de wacht.
Allen zingen:


Dan komen de Engelen, ze staan op van hun stoel, lopen door de kring terwijl ze zingen:


…..daar dansen blij de engeltjes, in Regis Curia, Halleluja, Halleluja!

Daarna lopen de Engelen naar de stal.

Verteller:
In deze nacht wordt stil en zacht, Maria haar kindje gebracht.
(Engel geeft Maria haar kindje)
Maria neemt Hem in haar armen en dekt Hem toe om te verwarmen.

De Engelen blijven in de stal.
Maria wiegt haar kindje.

Allen zingen:


Maria spreekt: Jozef…. Jozef….wordt eens wakker! En ze zingt
Jozef, liefste Jozef mijn, help eens wiegen ons kindekijn.
Hij zal onze verlosser zijn, het Kerstekind/Jezuskind en Maria.


Jozef is wakker en komt gauw naar Maria en spreekt: verbaasd
Ohhh Maria…. Het kindje is geboren?
Wat een lief neusje, wat een mooie ogen….
Snel ga ik naar de Waard om te vragen,
of we nu warm naar binnen kunnen voor een paar dagen.

Jozef neemt het lampje mee en loopt naar de 3e Waard.
Hij tikt 3x met zijn staf op de grond en roept:
Waard, waard, (de Waard gaat staan)
Ons is vannacht een Kind geboren, in de stal is het bijna bevroren.
Nu wil u vragen, of we nu in uw huis kunnen voor een paar dagen?
De Waard spreekt:
Beste man, ik gaf het je graag, maar er zijn al zoveel gekomen vandaag.
Van kelder tot zolder alles is vol. Ik heb echt geen bed, zie zelf maar hoe je je redt!
Langzaam loopt Jozef terug, als hij weer bij Maria is spreekt hij:
Ach Maria, er is nog geen plaatsje daarbinnen, wat zullen we toch beginnen?
Ik weet het al! We leggen het Kind in de kribbe in deze stal!
Allen zingen:


Ondertussen zet Jozef het kribje voor Maria neer. Maria legt voorzichtig het Kindje in het hooi van de kribbe.
Verteller:
En boven de stal daar spreekt de ster, de stralen stralen heel erg ver.
Ook daar waar de herders waren op het veld, Zij hadden zojuist hun schaapjes geteld.

1e herder Stiechel zegt:
Brrrrr, wat is het koud vannacht, laat eens zien wat je hebt meegebracht?
2e herder Witok zegt:
Lekker spek kreeg ik van mijn vrouw,
(gaat op de grond zitten, maakt zijn tas open en deelt uit)
één voor jou, één voor jou en één voor jou.
Ze eten samen, smakken (eventueel een boertje laten)
Na het eten spreekt Gallus al gapend:
We kunnen vannacht met de schapen, wel even buiten slapen.

Nu gaan ze liggen, de schapen dichtbij.

Dan komen de Engelen en zingen terwijl ze rond de herders lopen:


…..daar dansen blij de engeltjes, in Regis Curia, Halleluja, Halleluja!

De Engelen zingen staand: [bij muzikanten en leidster]


De Engelen lopen achter elkaar de kring weer uit, terug naar de stal.

De Herders worden wakker en rekken, strekken en gapen. Ze kloppen kun kleertjes af en doen hun mutsjes goed.
Stiegel zegt:
Luister eens goed, mijn beste broers. Engelen kwamen ons bezoeken,
zodat wij het Kindje gaan zoeken! Mmmm even denken,
wat zal ik eens gaan schenken? Een kruikje melk neem ik mee,
dan is Hij vast tevree!
Gallus spreekt:
Ik geef een plukje wol van het schaap zijn vacht, dat is lekker warm én zacht!
Witok spreekt:
En ik neem mee een heel klein lam, waar het Kind mee spelen kan.
Ze staan met z’n drieën bij elkaar en dansen en zingen:
Kom we gaan naar Bethlehem, doedeldiedeldoedeldiedelda
Jezus mijn, Kindekijn, vreugde moet bezongen zijn!
Dan gaan ze op weg, lopen buiten om de kring al tastend met hun stokken op de grond.
Allen zingen:


Als ze de kring rond zijn spreekt Stiegel:
Wat is het toch donker!
Gallus spreekt:
Waar zou het toch zijn?
Witok houdt zijn hand boven zijn ogen, tuurt en kijkt naar de ster en spreekt:
Ik zie daar een nieuwe ster, oh wonder, dat Kind is vast en zeker heel bijzonder!
Ze lopen verder:
Stiegel zegt:
Ik zie reeds een huis van strooi, Laten we vragen,
Of in het stalletje klein, Is geboren het kindekijn.

Ze komen bij de stal, ze gaan bij het stalletje staan.
Ze tikken met hun staf op de grond en roepen zacht:
Hallo daar, hallo? Is daar iemand binnen? Hallo?

Jozef pakt het lampje en komt aangelopen en spreekt:
Wat zoekt gij hier beste herdersvrienden?
Stiechel spreekt:
Beste man, wij hoorden engelen en zagen een ster.
Een Kindje zou zijn geboren, is het hier misschien,
En mogen wij het eventjes zien? We brengen melk, wol en een lammetje mee.
Jozef spreekt:
Herdersvrienden, kom binnen. Hier zijn jullie goed!
Ze nemen hun muts af en leggen de stokken neer. Ze komen binnen en knielen bij het kribbetje neer. Schaapjes zitten achter de herders.
Allen zingen:


Eén voor één geven de herders hun geschenken, het kleine lam gaat tussen Os en Ezel zitten.
Maria spreekt: Dank lieve Herders voor jullie geschenken en dat jullie hier gekomen zijn!
Wij zullen vast nog vaak aan jullie denken. En zie het Kindje wordt nu moe,
Ga zoetjes weer naar jullie schaapjes toe.
De Herders gaan staan, buigen en spreken:
Dag Maria, dag Jozef, dag lief Kindekijn!
Wij gaan iedereen vertellen, die het maar wil horen,
dat het Kindje vannacht is geboren!

Nu lopen ze achteruit de stal uit, buigen nogmaals, draaien zich om. Ze zetten hun mutsjes weer op en nemen hun stokken weer mee. De schaapjes volgen…..

Ze buigen langzaam buitenom de kring.

Ze komen terug in de kring.
Stiechel spreekt:
Wat een Kindje mooi, liggend in het hooi.
Gallus spreekt:
En geboren in een stal, het Kind dat iedereen blij maken zal.
Witok: spreekt:
Laten we gaan het gaan vertellen aan iedereen, en zeggen dat we Hem zelf hebben gezien.

Ze zingen en dansen nogmaals:

Kom we gaan naar Bethlehem, doedeldiedeldoedeldiedelda
Jezus mijn, Kindekijn, vreugde moet bezongen zijn!

Dan doet Jozef de geschenken in de tas.
Maria neemt het Kindje in haar armen, onder de mantel om het te verwarmen.
Os, Ezel en Lam lopen er achteraan.
De Engelen gaan voor het stalletje staan.
Engelen voorop, dan Maria, Jozef, Lam, Os, Ezel, Waarden, Herders en Schapen.
Allen lopen buitenom de kring terwijl ze zingen:


Allen komen uiteindelijk in de kring staan.
Aan het einde van het lied maakt iedereen een buiging naar elkaar, eventueel naar de ouders en nogmaals naar elkaar.
Dan gaan ze zitten op de stoel.
De kleertjes gaan uit, worden netjes opgevouwen en gaan terug in de doos. Of……
Als afsluiting hebben de kleuters gezongen, een buiging gemaakt en zijn blij dat ze klaar zijn. Vlug mogen ze naar hun ouders, kleertjes mogen aanblijven of als dat gewenst wordt in de kledingkratten, kleuters ontvangen complimentjes en knuffeltjes en krijgen heerlijke zelfgebakken sterrenkoekjes [door de ouders en de klas zelf gebakken], nadat ze wat koek en sap hebben gehad, krijgen ze hun kaars [met wollontengel] uitgedeeld en de ouders krijgen een kerstkaart.
Nog één keer komen de kleuters in de kring voor de gangbare afsluiting met als laatste Engel van God ontfermer, wees altijd mijn beschermer,
Houdt helpend bij mij de wacht, ’s ochtends, ‘s avonds, dag en nacht.
Wil ziel en lichaam behoeden en wil mij leren al het goede.


En dan zingen ouders en kinderen samen:

We wish you a merry christmas, we wish you a merry Christmas,
we wish you a merry Christmas and a happy New year.
Good tidings we bring, to you and your kin,
We wish you a merry Christmas and a Happy New Year.

En zo is het!!!!!
Fijne Kersttijd toegewenst en goede vakantie!


I
Jozef=j
Maria=m
Os en ezel= o en ez
Engel= e [ster, kindje, vleugels]
Waarden: w 1, w2, w3
Herder: h1, h2, h3
Schaapjes= s en l
Muzikantjes= m

Mandala’s om te kleuren

Kaarten


Boeken



Transparanten

.

Met toestemming van de auteur, waarvoor dank!

.

Kerstmis: alle artikelen

Kleuters en peuters: alle artikelen

Jasrfeesten: alle artikelen

Kerstspelen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Kerstmis    jaartafel

.

2671-2501

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (1)

.

Kerstmis: alle artikelen

Voor veel meer kerstknutsels: Tineke’s doehoek

KNUTSELEN

overzicht:

ENGELTJES
11) engeltjes;
15) engeltje van zijdevloei;
16) kerstengel van goudpapier;
20) engeltjes samen omhoog -trek-engeltjes;
24) kerstengeltje;

KAARSEN
1) kaarsentrekken in de klas;
2) kaarsentrekken;
3) kaarsentrekken, een heerlijk werkje;
4) zelf kaarsentrekken;
5) versieren van kaarsen;

KERSTBOOM
17) kerstboomversieringen van papier;
27) kerstboomhartje;
14) kerstmobile;
31) kerstmobile;

KERSTSTAL
9) kerststal
32) kerststal
19) draaischijf: herders aanbidden het kind;
26) kerstgroep van schapenwol;
33) van karton en katoen

KERSTSTUKJE
34) eenvoudig te maken met de kleinsten
6) kijkdoos;

LICHT
10) lantaarntjes;
28) lichtglaasje versieren
18) transparanten: op glas, van papier, hangend, van verschillende lagen, staand, met uitgeknipte figuren, met materiaal uit de natuur);
30) glasmozaïek

STERRREN
7)  strosterren;
13) sterren;
21) sterren van stro;
22) sterren van papier;
23) stroster;2
25) origami-ster;
29) ster van 2 vierkantjes

WALNOTEN
12)
vergulden
bootje
popje in bedje
kabouter in schommelstoel

8) ideeën voor advents- en kersttijd;

[1] Kaarsen trekken:
in de klas en thuis

[2] Kaarsen versieren

KAARSENTREKKKEN

[1/1]
in de klas
In de heemkundeperiode(n) van de 3e klas waarin ook oude ambachten aan de orde komen, is kaarsentrekken een activiteit die met de kinderen goed te doen is.

Wanneer je een jaar tevoren bijv. “Het bijenboekje” van Jakob Streit (klassikaal) hebt gelezen, weten de kinderen al veel over het ontstaan van de bijenwas – het lijkt me dat je de kaarsen daarvan maakt.

Een goede, zorgvuldige voorbereiding is essentieel. Tenslotte werk je met gloeiend hete was!

Hoe je het ook doet: er mag voor de kinderen geen enkele gevaarlijke situatie ontstaan. Dus wanneer je de was warm maakt en houdt op een elektrische plaat, moeten de kinderen niet kunnen struikelen over het snoer. De pan moet stevig staan, dus geen wiebelende campinggasbrandertjes – om maar wat te noemen.

De hulp van een ouder is zeer welkom. Die kan in de keuken de was alvast iets voorverwarmen.

In de klas maakte ik een rechthoek/vierkant van de tafeltjes – de stoeltjes kun je dan in de binnenkant neerzetten, zodat de kinderen er niet over struikelen – een en ander hangt natuurlijk af van de hoeveelheid kinderen en/of de klassengrootte.

In het midden van dit vierkant staat de pan met water  op het vuur met daarin een (hoog) blik met de vloeibare was. Van te voren hebben de kinderen een lontje gekregen.

Dan lopen ze achter elkaar aan – met afstand – ‘er loopt nog een onzichtbaar kind tussen’ – en in optocht gaan ze langs de was. Op de tekening heb ik een rode streep getrokken. Daar mag alleen het kind ‘overheen’ dat aan de beurt is. Pas als dit kind aan de andere kant de rode streep weer passeert, gaat het volgende kind indopen.

De kinderen ervaren snel genoeg dat je voorzichtig moet lopen als je ingedoopt hebt. Loop je te vlug, dan maakt de lont slingerende bewegingen en dus ook de vorm van je kaars.

Slimmeriken die een dikke kaars willen maken en de lont extra lang ingedoopt houden, krijgen de deksel op de neus, want nu smelt alle vorige was eraf. Het is dus indopen en voorzichtig (snel) weer omhoog.

Zet voor alle zekerheid een emmertje koud water ( met ijsblokjes) onder de tafel, voor het geval dat…en natuurlijk blijft de kraan vrij, want ‘eerst water, de rest komt later…’  En brandzalf (van Weleda).

De geur van bijenwas vind ik heerlijk, maar is ook wel zwaar. Bovendien gebruikt het branden zuurstof, dus ook flink ventileren.

Natuurlijk mocht het kaarsje mee naar huis.

De kinderen maakten (later) nog een tweede. Dat stond op de morgen van de kerstviering op hun tafeltje in een eenvoudig kandelaartje van klei – ook zelf gemaakt.

Wanneer dan (voor de laatste keer) de 4 adventskaarsen brandden, mocht een kind zijn kaarsje daaraan aansteken en met zijn lichtje het lichtje van het kind naast hem, enz.

Lichter en lichter wordt het dan in de klas. Het mooiste licht schijnt je echter tegemoet uit de ogen van de kinderen waarin de vlammetjes weerkaatsen.

Het laatste kind heeft geen buurman meer om diens lichtje aan te steken; hij of zij mag natuurlijk jufs of meesters kaars op het bureau verzorgen.

(zie ook, voor nuttige aanvullingen, de andere artikelen over kaarsentrekken)

kerst kaarsentrekken

[1/2]
k
aarsen trekken
Zelf kaarsen maken is voor kinde­ren en volwassenen een fijne voor­bereiding van de kersttijd. Op verschillende manieren kan men kaarsen maken, maar het trekken of dompelen is wel de meest feeste­lijke.

de was
Voor een gezin met enkele kinde­ren hebt u aan ongeveer 2 kg bijen­was voldoende.
Vraag vooral schone en zuivere bijenwas. De kleur hiervan is goud­geel en het ruikt heerlijk. Hoe scho­ner de was, hoe minder de kaarsen druipen.
Bijenwas is bij elke bekende imker te bestellen. Ook het bijenhuis te Wageningen levert was.

de pitten
Voor kerstboomkaarsjes en lange, niet te dikke kaarsen, is breikatoen no. 8 goed te gebruiken. Voor dikke kaarsen zijn wel echte pitten nodig.

Bijenhuis Wageningen, Grintweg 273, en enkele kaarsenwinkels ver­kopen pitten in twee diktes.

een smalle bus
bijvoorbeeld een ovomaltine-bus of voor lange kaar­sen twee op elkaar gesoldeerde busjes van plakband.

een voorraadblikje
bijvoorbeeld koffieblik (even nakijken of het waterdicht is! ).

een oude pan
waar busje en blik beide in passen.

het trekken
Vul de pan half met water. Het voorraadbusje en blik gevuld met de in stukjes gehakte was er in, en ver­warmen au bain-marie, tot de was vloeibaar is.

De pitten langer nemen dan de eigenlijke lengte van de kaars moet worden, dit voor het vasthouden. De pitten één voor één in de vloei­bare was dompelen en daarna — als de was aan de pit nog zacht is — voorzichtig recht trekken. Wachten met de volgende dompeling tot de was aan de pit gestold is.
Als er een aantal kinderen zijn, die kaarsen willen trekken, laat ze dan in een kring lopen [zie artikel hierboven], waar­bij ze steeds langs de pan komen. Zo kunnen ze om de beurt hun kaarsje in de was dompelen, en “groeit” de kaars steeds dikker. Een mooie gotische vorm krijgen de kaarsen door ze steeds helemaal onder te dompelen: het niveau van de was moet dus op dezelfde hoogte blijven. Voortdurend aanvullen uit het voorraadblikje met vloeibare was. Af en toe de kaars van onderen iets afsnijden, anders ontstaat er een lange punt.

De was moet niet te heet worden, anders ontstaat geen nieuwe laag bij de dompeling, maar smelt er juist een laagje af. De ervaring leert dit vanzelf.

Met Kersmist een boom met zelfgemaak­te kaarsjes erin, is echt een feest.

(Jonas, 30-11-1973)

 

[1/3)]
kaarsen trekken, een heerlijk werkje
Kaarsen trekken is een heerlijk werkje in de adventstijd. De geur van de bij­enwas vult weldra je hele huis en hoort al snel onverbrekelijk bij advent, St.-Nikolaas en Kerstmis. Kinderen vinden het fijn om te helpen en klein­tjes zijn dol gelukkig met hun eigen getrokken kaars, die ze vaak als een kostbare schat, zelfs tot kerstavond of een ander door hen gekozen moment willen bewaren.
Op de St.-Nikolaasmarkt van de Geert Groote School in Amsterdam is alle jaren de gelegenheid voor kinderen om een kaars te trekken. Vorig jaar om­streeks deze tijd kwam er een jongetje naar me toe met de vraag: ‘Mevrouw, gaan we weer kaarsen trekken op de St.-Nikolaasmarkt?’
Toen ik vertelde dat we dat zeker zouden doen, zei hij: ‘O, fijn dan kom ik een kaars maken. Weet U, die van vorig jaar die heb ik nog, want ik vind hem zo mooi, ik heb hem nog niet aangestoken’.
Een kostbare schat, voor hem vol­doende om er af en toe alleen maar even aan te ruiken.

benodigdheden
Een oud keukentafeltje of stevige kist.
Een kampeer- of ander butagasstelletje met twee branders, of op het gasfornuis, iets onhandiger)
Een oude hoge pan bijvoorbeeld melkkoker.
Een smal conservenblikje bijvoor­beeld van asperges.
Een oud steelpannetje.
Een dun sterk stuk touw of koord iets breder dan uw kamer.
Twee haakjes om het touw van de ene naar de andere muur te spannen.
Plus minus tien S haakjes.
Een scherp mesje.
Doosje lucifers.

en natuurlijk niet te vergeten:
Bijenwas
Pit.

We beginnen het touw of koord, met behulp van de haakjes, van de ene muur naar de andere te spannen, iets boven hoofdhoogte. De kinderen lopen er dan makkelijk onderdoor. Nu nemen we de pit, maken aan de bo­venkant een lusje, lusje aan het S haak­je, haakje aan het touw. Zo tien, twaalf of meer op een rijtje. De andere spullen hebben we allemaal klaar gezet en nu gaan we de was, waarin we gaan dompelen, vloeibaar maken.

De eerste keer is het het duurste want we moe­ten de ‘stok’ nog vormen. Dat is de voorraad was in het smalle conserven­blikje, dat door zijn diepte, de uiterste lengte van de kaars bepaalt. We breken wat was in kleine stukjes in het oude steelpannetje en laten dat op de ene brander, op een héél laag vuur­tje smelten. Op de andere brander staat de oude hoge pan met zoveel ko­kend water, dat het smalle conserven­blikje in het midden er ruim in staat, maar er geen kans bestaat, dat het wa­ter door stoten of koken in het blikje loopt. Gaat het blikje drijven, steen onderin.

De was in het steelpannetje is nu ge­smolten en we gieten het voorzichtig in het smalle blikje waarin ‘au bain-marie’ de was vloeibaar blijft, maar waardoor ze niet verbrandt. Nieuwe stukjes was worden gesmolten in het steelpannetje en weer in het blikje ge­goten. Net zo lang tot het blikje, tot op een rand van 3 a 4 cm na, vol is. Nu nemen we een haakje met pit er­aan en houden het in de was. De pit moet zich de eerste keer volzuigen (let op: alléén de eerste keer) en als we geen kleine luchtbelletjes meer op de was zien borrelen is de pit verzadigd. We halen hem uit de was, en laten hem goed uitdruipen boven het blikje. Als de was die in en aan de pit kleeft, hard wordt, hangen we hem aan het lijntje. Nu het nog uiterst dunne kaars­je in wording even strekken, zodat het niet gebubbeld aan het haakje hangt. Het trekt na vijf minuten weer krom, maar daar trekken we ons niets van aan, er mogen alleen geen kreukels in zitten. Als hij wat dikker is blijft hij mooi recht hangen. Nu laten we de eerste en we nemen de volgende: vol­zuigen, uitdruipen, weghangen, strek­ken. Zo alle andere en na de laatste, beginnen we weer aan de eerste, die nu lekker koud is geworden en dat is ook de bedoeling, want dan kleeft er meer was aan als we hem dompelen. Nu komt het eropaan, zo snel moge­lijk het dunne sprietje even in de was te dompelen. Echt er in – eruit, zon­der omkijken. Zou je een kaars, hoe dik hij ook is, in de vloeibare warme was hangen en even een praatje ma­ken, dan zou je de lege pit eruit halen. Hij is snel warm en zakt zonder hou­vast van de pit. Daarom ook is het goed altijd een aantal tegelijk te ma­ken, zodat de eerste afkoelt als je naar de laatste toewerkt. Krijgt de kaars wat meer postuur, dan vormt zich een kluitje onderaan, waar de pit niet in doorloopt, dat snijden we af met een scherp mesje, als de kaars nog warm is.
Voorzichtig, de was is nog heel kwets­baar en zo krom te buigen. ’t Kluitje wordt weer gesmolten in het steelpan­netje en kan opnieuw gebruikt wor­den, Nooit stukjes was in het ‘au bain-marie’ blikje gooien, want ze kleven snel aan de kaars, die daardoor bescha­digt.

(Willemijn Otte, Jonas 6, 17-11-1978)

[1/4]
zelf kaarsen trekken

Benodigdheden:
blok bijenwas
lont
lange smalle fles of smal blik.

Snijd de bijenwas in blokjes en stop die in de fles of het blik. Het moet lang en smal zijn, anders blijven de kaarsen heel klein. Zet de fles in een pan met water en verwarm het geheel op het vuur*. Als de was helemaal ge­smolten is, kan het trekken beginnen. Op tafel of aan­recht worden kranten uitgespreid. Hierop zet men de fles. (Voorzichtig met een doek uit het water halen.) Zet de fles vooral niet op een koude aanrecht, want dan knapt hij. Iedereen heeft nu een stukje lont van ongeveer 20 cm. en doopt dit in de fles. Langzaam erin laten zakken en snel omhoog trekken, dan worden de kaarsen het mooist. De lont moet vastgehouden worden tot je weer aan de beurt bent, de was is ondertussen hard geworden en er kan een nieuw laagje overheen. Om bobbels te voorkomen kun je de kaars beter niet neerleggen. Wie door wil gaan tot de kaarsen klaar zijn, zal tussentijds de was moeten opwar­men. Er ontstaan vrij snel klonten in de was door afkoe­ling en dat maakt de kaars er niet mooier op. De kaarsen hoeven niet in één keer af. Dat duurt voor kleine kinderen te lang. Het is een leuk idee om de hele advent door aan de kaarsen te werken, om met Kerstmis een mooie verzameling te hebben. Bewaar kaarsen die nog niet af zijn niet liggend, maar hang ze bijv. aan een spijkertje op een plankje aan de muur.

Was die over is, kan tot het volgend jaar bewaard worden en er kan altijd nieuwe was aan toegevoegd worden. Deze bijenwas is te koop in de Bongerd in de Boschstraat evenals het lont. Witte katoen kan ook heel goed als lont gebruikt worden.

*ik heb geen ervaring met glas – lijkt mij niet zo’n veilig idee

[2] KAARSEN VERSIEREN

[2/1]
Van dunne versierwas, te koop in allerlei kleuren, kunnen figuurtjes gemaakt worden die stevig op de kaarsen worden gedrukt. Grote kinderen kunnen vaak prachtige voorstel­lingen maken en op deze ma­nier, bij de kleinere kin­deren is begeleiding wel nodig.

Een adventkaars kan ook als volgt gemaakt worden.

Neem een vrij grote witte kaars en maak daar omheen ringetjes van versierwas, net zoveel ringen als de advent dagen heeft. Elke dag kan de kaars één ringe­tje opbranden, tot aan kerstmis.

(Netty van Veen, nadere gegevens ontbreken)

 

6) kijkdoos

Een stal van goudpapier en zijdevloei
Voor kinderen is het fijn het hele kerstgebeuren nog eens te vangen op een klein overzichtelijk plekje. Een kerststal waar ze rustig naar kunnen kijken en die zijn eigen plaats krijgt in huis.
Deze keer hebben we gekozen voor een kijkdoos die in de adventsweken kan worden opgebouwd en op Kerst­mis met Jozef, Maria en het kind volle­dig wordt.

Een verpakkingsdoos voor laarzen geeft vol­doende binnenruimte voor de stal, een twee­de doos is handig omdat we van beide dek­sels raampjes gaan knippen.
Eerst snijden we uit de voorkant van één van de dozen een raam uit, zo groot dat aan alle kanten alleen een rand overblijft voor de ste­vigheid.
We verven de binnenkant van de doos goud, en maken de buitenkant mooi met papier, verf of waskrijt.
Op de achter-binnenkant komt de vijfpuntster als symbool van de geïncarneerde mens.
We maken haar van goud papier (zie patroon 1).
Daaromheen de engelenhemel van geel zijdevloei (patroon 2).
Hiervoor komen twee waxinelichtjes die de doos laten verlichten.
Van de twee deksels knippen we nu zes raampjes die precies de breedte en de hoogte van de kijkdoos hebben, maar aan de zijkant 2 cm extra om ze in de doos te plakken. Bo­ven- en onderkant zijn 1 cm breed (tekening 3). In al deze raampjes spannen we geel cel­lofaan, dat helemaal doorzichtig is. Elke paar dagen kunnen we nu een raampje voor de doos maken, eerst het achterste waar­op de balken van de stal worden afgebeeld (patroon 4). Het zijdevloei dat we in ver­schillende kleuren gebruiken om de figuren op de raampjes te maken moet met heel weinig lijm (velpon, geen plaksel) worden vastge­plakt op het cellofaan.

We geven hier slechts de basis omtrekken van de voorstellingen. De techniek om de trans­paranten te verfijnen staat goed beschreven in het boekje ‘Advent’ van Freya Jaffke, uit­gegeven bij Christofoor, en kan hier uitste­kend gebruikt worden.

Het volgende raampje is het voorste, waarop de kudde schapen van wit zijdevloei (pa­troon 5) en later de oudste herder (bruin, pa­troon 6) worden geplakt.
Volgt het een na achterste raam met de os en de ezel (pa­troon 7 en 8), en het een na voorste met twee engelen (patroon 2).
Steeds moeten we even kijken om een com­positie te vinden die de hele ruimte vult en waarin de figuren elkaar niet in de weg staan.
Als volgende wordt het raam met de herders in de doos gezet (patroon 9-10-11) en ten slotte op kerstavond het laatste raam met Maria (patroon 12), Jozef (patroon 13) en het kind in de kribbe (14).
Twee engelen achter hun rug houden de wacht (patroon 15). De raampjes worden circa 4 cm achter elkaar vastgeplakt of geniet in de doos.
Op de bodem van de doos leggen we wat hooi. Het dak bedekken we met blauw zijde­vloei, behalve het achterste gedeelte waarin de kaarsjes staan.

Zo vindt deze kerstdoos zijn weg naast het bed, als de kinderen voor het slapen gaan nog eventjes naar al dat moois mogen kijken.
Als het Driekoningen wordt, ten slotte, plak­ken we geel cellofaan aan de binnenkant van het kijkvenster en laten daarop de drie ko­ningen de doos binnenkomen; de rode voor­op gevolgd door de blauwe en de groene (Moorse) koning (patroon 16-17 en 18).
De hele doos kan natuurlijk in hout worden uitgevoerd, waarbij de raampjes in kleine gleufjes vallen. Ze zijn dan voor elk jaarfeest verwisselbaar.

kerst kijkdoos 2

kerst kijkdoos 1

(Frans en Tinke Geus, Jonas 8/9, 16-12-1983)

7) strosterren

Nu al weer enkele jaren achter elkaar hebben we op de Sint-Nicolaasmarkt de strosterren en -figuren kunnen kopen.
Hoewel de winter nog niet afgelopen is, zien we nu toch de wintertarwe alweer zo!n 15 à 20 cm boven de’grond staandat zo’n prachtig groene waas geeft over de zwarte aarde.
Als men dan gaat bedenken, dat wat nu net boven de grond komt het materiaal wordt, waarmee je over een half jaar de goudglanzende figuren maakt, dan zal een ieder moeten begrijpen, dat daar nog vele krachten moeten werken voor het zover is.
In vele oude volkeren werden die krachten gezien als Goden of Geesten,  die daar werkten en uit verering voor hen zijn de strofiguren ontstaan.

Zo wordt verteld dat in Egypte Koningin Isis de aandacht van haar gemaal Osiris laat vestigen op de in het wild groeiende tarwe en de gerst. Osiris liet toen zijn onderdanen zaden verzamelen en de grond langs de vruchtbare Nijl bewerken. Hier liet hij de zaden kiemen en groeien, totdat ze geoogst konden worden.

In Babylon vereerde men de Godin Ishtar, de moeder van het heelaldie de mens en de dieren kon voorzien van voedsel. Haar zoon Tammuz werd de ‘graangeest’. Men be­schreef hem als een jonge God, die ieder jaar stierf en ieder jaar geboren werdnadat er in het voorjaar gezaaid was. Hij moest tegen de demonen en tegen het slechte weer vechten, zodat het voor de mensen moge­lijk was te ploegen en te zaaien.

In India was het Indra, die tegen de Vritra vocht en de demonen verdronk.

In Scandinavië was het Thor, die vocht tegen de !vorstreuzen’.

In India worden nog steeds de meeste strofiguren gemaakt van rijst. Deze dienen als talisman; vaak hangen ze boven de deuren van pas getrouwde paren. Meestal is het de ramshoorn’ als symbool van de hoop op genoeg voedsel. Dit soort symbolen duidt aan hoe de mensen vroeger de wonderen der natuur ervaren hebben. De oogstsymbolen waren dankoffers voor de Goden. Eerst alleen nog versierde schoven met bloemen en bladranken, maar daarna kregen ze meer gestalte. Eerst nog voorname­lijk de gestalte van Moeder Aarde. We vinden dat in de vele vrouwenfiguurtjes (corn dollies) terug. Later werden ook andere vormen gebruikelijk.

In de meeste landen kende men de gewoonte om de laatste bos
graan later te oogsten. Daarin kon de ‘graangeest’ zich
huisvesten en gedurende de winter rusten. In de lente, als het graan weer uitgezaaid werd, werd de oude bos meegenomen naar de akker, waar het nieuwe graan aan het
ont­kiemen was, zodat de ‘graangeest’ zich weer kon verenen met het jonge groene graan.
Die bundel graan is in de loop der jaren veranderd tot strofiguren. Als we dan nu weer terug kijken naar de akker, zoals hij er nu bij ligt, dan zouden we binnenkort de strofiguren, die we vorig jaar gemaakt hebben, buiten moeten leg­gen, om de ‘graangeest’ verder te kunnen laten leven.

Een ieder die deze oeroude traditie verder zou willen laten leven en zelf het ple­zier zou willen beleven van het maken van strofiguren, zou van de zomer bij de boer langs moeten gaan en hem vragen om een bundel graan.

De tarwe is het fijnste graan om mee te werken, maar de haver heeft de mooiste goudglans.

In het najaar kunt U dan onder leiding van een groepje, dat het vaker gedaan heeft, misschien meehelpen om deze mooie symbolische figuren te maken voor de Sint-Nicolaasmarkt

(Irene Bordewijk, nadere gegevens onbekend)

8) Ideeën voor advents- en kersttijd

In deze donkere tijd voor het kerstfeest waarin we toch bezig zijn met het verschijnen van het Licht in de duisternis, kunnen we proberen ook iets van die advent, die verwachting bij onze kinderen te wekken. Het gaat er immers ieder jaar weer om het kerstfeest opnieuw in ons tot leven te laten komen, zodat we hieruit opnieuw en met kracht voor de toekomst verder kunnen. De woorden, motieven en beelden die hiervoor al eeuwen mensen tot het gemoed spraken, blijken tijdloos te zijn door hun wijsheid en vroomheid. Het feest van het Licht in deze donkerste tijd van het jaar wijst ons de weg naar de scheppende liefde van de Vader, die zijn zoon naar de aarde zendt. Die liefde wil in het hart van ieder mens geboren worden.

Hoewel bij het verschijnen van deze krant de adventstijd een eind gevorderd is, volgen toch hieronder een aantal ideeën om voor en met je kinderen samen uit te voeren.

Een aantal ervan is ontleend aan het Boekje “Advent, ideeën voor de advents­tijd” van Freya Jaffke en aan “Jaarfeesten’‘ van Henk Sweers e.a.

9) De kerststal

Met het opbouwen van het stalletje kunnen we beginnen op de eerste advents­zondag. We kunnen proberen zo ook de kinderen het gevoel te geven dat er een zorgvuldige voorbereiding nodig is voor de komst van het Christuskind in de kribbe en dat daarbij alle natuurrijken moeten worden betrokken.

Hij  is de ster, hij  is de zon,
hij is de eeuwige levensbron,
uit plant en steen, uit zee en licht,
straalt zijn
godd’lijk aangezicht.”
Op de eerste adventszondag beginnen we met mooie stenen, de tweede mos,  plantjes, dennengroen.
Op de derde zondag komen er de dieren bij: schapen, os en ezel  (ook hiervoor staan goede ideeën in het boekje van Freya Jaffke). Het stalletje wordt verder opgebouwd, Jozef en Maria komen elke dag een stukje dichter bij de stal, waarin op kerstavond het kindje in de kribbe verschijnt. Ook de herders en de engel zijn dan bij de stal. Na de 12 heilige nachten verschijnen de Drie Koningen. De herders zijn dan weer verdwenen.

10) lantaarntjes

Met een spijker allemaal gaatjes maken in een mooi glimmend conserven­blik* en hierin een waxinelichtje zetten.

De hele kleintjes kunnen een glazen potje mooi beplakken met allemaal verschillende kleurtjes vloeipapier.

Van tekenkarton of goudkarton is natuurlijk ook op meerdere manieren een lantaarntje te maken.
Aan alle 4 de kanten een venster uitsnijden en hierachter van vloeipapier iets plakken of een eenvoudige transparant voor de groteren (ook de tech­niek van het transparanten maken komt in het boekje van Freya Jaffke uit­gebreid aan de orde).

In plaats van een venster kun je natuurlijk ook iets anders uitsnijden of -knippen:  een ster, een kerstboom, een kaars, en aan de binnenkant een stukje zijdevloei- of transparantpapier plakken. Op deze manier zijn ook versieringen voor in de kerstboom te maken of om voor het raam te hangen.

*in een ander artikel wordt de suggestie gedaan het blik met water te vullen en een nacht in de vriezer te leggen; dan kun je de gaatjes erin slaan zonder dat het blik indeukt.

kerst knutselen

11) engeltjes 

Voor in de kerstboom of aan een mobile kunnen we op verschillende manieren engeltjes maken:

–   wol, kamband is het mooist en het meest geschikt. Een bolletje afbinden met goud- of zilverdraad, verder ook met bv. draad er het model van een engel aan geven (middel afbinden en proberen vleugeltjes te maken).

–   vloeipapier, een cirkel van vloeipapier dubbel vouwen, in het midden met behulp van een bolletje papier of wol een hoofdje afbinden, een klein knoopje aan weerszijden voor de vleugeltjes.

kerst knutselen2

goud- of zilverfolie: de vorm van een engeltje uitknippen, eventueel de vleugeltjes apart en eraan plakken.

van stro
voorgeweekte strootjes
schaar/scherp mesje
rood garen

Hiervoor nemen we negen mooie dunne halmen, leggen precies in het midden een lucifer en binden op deze plaats af. Van zes strootjes de vleugels maken en van drie de armpjes (nog niet afbinden). Nu boven de afbinding de strootjes voorzichtig met een knikje naar beneden vouwen en losjes in de hand houden. Drie strootjes achter opnemen en hier de vleugels tussen schuiven, drie strootjes voor opnemen waar we de strootjes voor de armpjes onderleggen. Alle halmen weer in het gelid leggen en in het midden afbinden, terwijl de armpjes en vleugeltjes naar boven geduwd worden. Onder deze afbinding waaiert het rokje uit. We slijpen een puntje aan de lucifer, prikken een gaatje in het kurken bolletje, doen een beetje velpon op de lucifer en duwen het kopje hierop. Van een plukje vlas maken we het haar. Het gezichtje hoeft niet aangegeven tc worden. De armpjes vouwen we nu naar voren en we binden hiertussen een boeketje van bloemetjes, gevonden tussen het stro. Om het halsje binden we een draadje, zodat het engeltje kan hangen aan een kerstboom, lamp of waar dan ook!

kerstengel van stro

nog een:
kerstengel van stro 2(i.v.m. de leesbaarheid:)
bij -d-staat: armpje
bij -e- vleugels; knoopje
bij -g- vleugeltjes en armpjes tegelijk vastmaken door het bundeltje — nog een keer af te binden

van kamband
Nu het middel afbinden, weer met een zilveren draadje. Kruis ook nog eens over de borst. Het gewaad van de engel is af, wanneer je de kambandstreng een beetje uitspreidt. Geef de engel nog een mooie haarband – klaar!

kerstengel van kamband

van gekamde lont
Van mooi gekamde lont, van lange plukken schapenwol of van dikke wol uit de winkel. Neem een lange pluk wol – niet te dik, anders wordt het zo’n propje! Maak in het midden een knoop en vouw dubbel. De knoop is dan het gezicht en het haar (knotje)! Onder deze knoop (gezicht) de twee einden afbinden met een draadje of een dun plukje van de wol. Tussen de 2 lagen een plukje wol voor de armen leggen en daarachter – ook tussen de lagen één voor de vleugels. De armen aan de einden dubbelslaan en voor de handjes afbinden. Om het middel afbinden en de rok mooi wazig uitpluizen en eventueel in een vorm knippen – rond. Zo ook met de vleugels. Een draadje eraan en de engel kan hangen.

van papier:
Voor een engel van circa 8 cm hoogte: Knip een strook wit papier van 1 cm breed. Knip van deze strook 5 stukken van 8 cm lang, 2 van 3 cm lang en 1 van 4 cm lang. Knip aan al deze stroken een punt, behalve aan die van 4 cm. Van de stukken van 8 cm geeft u er drie een golf door ze over de schaar te trek­ken. Plak deze drie aan de bovenkanten op elkaar zodat ze de jurk van de engel vormen. De andere twee stukken geeft u een krachti­ger golf en u rolt ze om een potlood tot kurkentrekkers. Plak ze als vleugels aan de jurk. De twee stukjes van 3 cm worden als gebo­gen armen aan de voorkant van de jurk ge­plakt. Het stukje van 4 cm vormt u tot een kapje. Knip de onderkant tot een punt bij en lijm het zo op de schouders vast dat het een hoofd suggereert. Het ophangdraadje wordt onder het kapje bevestigd.

kerstengel van papie 2r

kerstengel van papier

kerstengel van papier 3

van papier
van zilver- of goudpapier. Teken een cirkel – bv. om een schoteltje (niet te klein, want dan wordt het zo moeilijk vouwen). 
Elke vouw door het midden. Dan rondom plooien, zoals bij een harmonica, maar nu rond het midden dicht bij elkaar en naar buiten toe plooien. Een houten kraal met wat lijm erop als hoofd. Wol of schapenwol; als haar en 2 vleugels van hetzelfde papier in een vorm die je mooi vindt. En zo maak je een hele rij engeltjes voor in de vensterbank of op de kersttafel.

van brooddeeg
van een soort brooddeeg of ook wel bakkersklei genoemd. Je kunt het niet eten; er zelfs niet van snoepen! Maar je kunt ermee boetseren en dan in de broodoven bakken. Je maakt het zo:
4 kopjes gewone witte bloem
1 kopje zout
1,5 kopje water
1 eetlepel slaolie
goed door elkaar mengen, het mag niet kleven. Dan nog wat meel erbij.

En nu fijn engeltjes boetseren die voor het raam kunnen hangen. Lusje van ijzerdraad erin prikken en in de oven hard bakken. Een laagje vernis en klaar.

12) WALNOTEN

Ook hiermee zijn weer verschillende mogelijkheden:

vergulden: met goud- of zilververf, voor de adventskrans (met 4 kaarsjes, waarvan er elke adventszondag weer een kaarsje meer mag branden) of voor de kerstboom.

Dit vergulden kan natuurlijk ook met dennenappels, eikels, rozenbottels en andere vruchten. De walnoot is echter bij uitstek geschikt om in deze tijd te gebruiken.
Vooral in de adventsketting van walnoten komt dat tot uiting: elke dag mag er een noot “gekraakt” worden. In een beeld wordt duidelijk ge­maakt dat er veel moeite en ook vreugde nodig zijn om het grootse mysterie van Kerstfeest te mogen ervaren.

ervoor nodig zijn:
evenveel noten als de adventstijd dagen telt,
2 of 3 meter rood lint, allerlei kleine verrassingen om de noten mee te vullen (evenals bij de adventskalender van de lucifersdoosjes).

De noten heel voorzichtig openmaken en de buitenkant vergulden, laten drogen. Dan een kleinigheidje in de noot doen en de beide kanten weer aan elkaar lijmen met het lint ertussen (een geduldwerkje),
op deze manier een ketting maliën. Elke dag mag er een noot open.

kerst knutselen 3

Een bootje:
Een halve walnoot vergulden,
van blauwe en rode bijenwas een kleine Mariafiguur vormen en in de walnoot zetten.

‘Het komt een schip geladen
tot aan de hoogste boord’

voor in de kerstboom
poppenbedje van halve walnoot
Langs de rand van de noot, het deketje en het kussentje met tubelijm vastzetten.
Het hoofd van het popje is een kraal, het lijfje een piepklein dun lapje, in de kraal gelijmd.
Wat uitgeplozen wol als haar op het hoofd plakken.
Ogen en mondje heel dun met viltstift tekenen of helemaal weglaten.

kerstboomversiering walnoot 1

kaboutertje
in schommel van halve walnoot.
Het kaboutertje is gemaakt van een pijpenrager of chenilledraad, hoofd van een kraaltje, muts van rood vloei- of crêpepapier. Een klein stukje vilt is zijn jakje, een baardje van een beetje schapenwol.
Aan de noot een draad vastlijmen om op te hangen, daarop een sterretje van goudpapier.

kerstboomversiering walnoot 2

13) sterren

Van stro,  goudkarton of transparantpapier

acht rechthoeken van gelijke grootte (bv. 9 bij 4 cm.)  uitknippen,
in de lengte vouwen en weer openklappen. De 4 hoeken omvouwen tot de middellijn, zodat boven en beneden een punt ontstaat.
De nu ontstane zijden van de punt ook weer naar de middellijn vouwen.

Nu alle 8 gevouwen punten op een stukje doorzichtig plakplastic(boeklon) netjes tot een ster samenvoegen.
Aan alle kanten van de ster een streepje plakplastic overhouden, zodat de ster op het raam geplakt kan worden.

kerst knutselen 4

(Bep Kroeze, nadere gegevens onbekend)

 

14) kerstmobile

Een gezamenlijk werkje tijdens de kerstda­gen of erna, is het maken van deze mobile, die ook in januari het huis nog siert. Naarmate er meer mensen mee helpen, zijn de vele sterren vlugger geknipt! Neem van gekleurd karton stroken van ver­schillende lengte en breedte en plak of niet elke strook tot een ring. Aan de bovenste, grootste ring, worden de kleinere met dun garen opgehangen. Aan alle ringen wordt een regen van sterretjes opgehangen, geknipt uit goudfolie, of uit rood-, wit- of zilverkleurig stevig papier.

kerst knutselen 5

(Katja Lobbe, Jonas 8/9/, 19-12-1975)

 

15) engeltje van zijdevloei

kerst knutselen 7jpg

kerst knutselen 6

16) kerstengel van goudpapier

Voor een grote engel van ongeveer 28 cm hoogte hebben we stevig goud- en zilverpapier nodig, verder wat was of stearine en fijn ijzerdraad (of twee houten stokjes).
Als lijm kunnen we Collal of iets dergelijks nemen.
We nemen een stuk ijzerdraad voor het hoofd, een tweede stuk voor de armen en die draaien we volgens voorb. 1 in elkaar.  (We kunnen ook twee houten stokjes kruisgewijs op elkaar binden.)
Dan kneden we om de uiteinden van dit geraamte van was het hoofd en de handen. Wie geen was heeft, kan met stijfsel bestreken zijdevloei om het ijzerdraad in elkaar frommelen tot een balletje en deze grondvorm dan herhaaldelijk in dik vloeibare stearine dopen (tussendoor telkens laten afkoelen), waarvoor we wat kaarsenstompjes hebben gewarmd.
De mouwen knippen we volgens voorb.- 4;
de los neerhangende pandjes plakken we om het middel, zodat de figuur wat meer vorm krijgt.
Voor de rok wordt een groot vierkant gevouwen, zoals voorb.6 aangeeft. Eerst moeten de diagonale vouwen worden gemaakt, dan de dwars- en lengtevouw, vervolgens de tussenvouwen en dan nog eens de tussenvouwen. In totaal moeten we dan 32 vouwen hebben (allemaal hoogliggend).
Nu vouwen we het blad goudpapier luchtig als een zakdoek op en knippen dan de rand rond; ook om het middelpunt heen knippen we een klein rondje (ca. 12 mm straal). Het blad wordt weer uitge­vouwen en nu gaan we alle naast elkaar liggende vouwen op elkaar vouwen, waardoor het geheel een waaiervormige plissérok wordt (voorb. 7), waarin we het lijf van de pop kunnen steken (voorb. 8).
Een klein stukje zelfplakkend band kan hierbij wel helpen.
We trekken onze engel daarna een keurs­lijfje (voorb. 11) aan om de plakkerij te bedekken.
De vleugels (voorb. 9) knippen we van zilverpapier (zilver aan beide kanten en anders dubbel nemen), waarna we ze op de rug vastplakken.
Het gezicht wordt eventueel nog licht gekleurd.
Voor de haren kunnen we het best zgn. engelenhaar (of lontwol) nemen.
Ten slotte krijgt de engel nog een kroontje.
Wie er van houdt kan van zilverpapier nog kanten manchetten en een kraagje knippen. Eenvoudiger is vaak mooier.

kerst knutselen 9

(bron onbekend)

 

17) kerstboomversieringen van papier

Deze versieringen worden gemaakt van doorslagpapier of van een ander soort papier van dezelfde dikte.
Het gewenste model overtekenen op een stuk dubbel gevouwen papier. De stippellijn geeft de vouwlijn aan.
Het papier wordt opengevouwen.
Nu 3 à 4 vellen papier onder het papier met de tekening leggen en met de naaimachine stikken op de vouwlijn. De draden moeten aan beide kanten goed worden afgehecht.
De papieren bij het stiksel dubbelvouwen en het patroon uitknippen met een scherp puntig schaartje.
Dan de papieren van elkaar halen en ze regelmatig om het stiksel verdelen. Nu nog een draad eraan om ze aan op te hangen.

0019.tif

0011.tif

Piramidevormige versieringen

Om goed resultaat te krijgen is het noodzakelijk zeer precies te werken. Het beste is om zelf de driehoeken met een passer te construeren, maar heel nauwkeurig de tekening overnemen gaat ook. Teken de fifuur met de 4 driehoeken en vouw de driehoeken over elkaar heen. Op de bovenste wordt de motieftekening aangebracht. Nu in alle 4 de lagen tegelijk het motief uitknippen. Vouw de figuur weer open. Nu wordt een draad door de 3 punten gehaald en vastgemaakt. Klaar.

0011.tif0012.tif

0020.tif

(Uit ‘knipsels, knutsels, kneepsels’ van G. en H. Ask, uitg. Wolters, Groningen, 1969)

 

18) licht doorschijnende beelden

Vanaf de herfst kun je beleven hoe het licht zich dag na dag langzaam terug­trekt. Steeds kleiner wordt de boog die de zon aan de hemel doorloopt, steeds groter en dieper wordt de boog onder de horizon. Uiterlijk wordt het steeds duisterder. Innerlijk kun je de beweging van de zon mee maken, hoe deze in het zuidwesten ondergaat, steeds verder afdaalt langs het westen, het noordwesten en het noorden om de volgende ochtend in het zuidoosten pas iaat weer op te komen. Wanneer je je dit zo voorstelt kun je tot de merkwaardige ervaring komen dat de aarde enigszins transparant voor je wordt, dat je het zonlicht dat je in zijn loop blijft vervolgen als het ware een beetje door de aarde heen ziet schijnen. Een beeld hiervoor is de koolraap die van binnen uit doorlicht wordt, zoals de kinderen die met Sint-Maarten ronddragen.

Er is een wezenlijk verschil tussen licht dat dóór materie heen schijnt en licht dat ergens op schijnt en teruggekaatst wordt. Ook de kleuren worden heel anders, wat je bijvoorbeeld aan bloe­men en herfstbladeren of aan kristal­len kunt zien, die ineens zélf gaan stra­len met een verdiepte, warme gloed, wanneer het lage licht er door valt.
In de mens leeft een zeker verlangen naar deze verschijningsvorm van het licht, die de zwaarte en de dichtheid van de materie doorbreekt en die werkelijk de kleuren als ‘daden en lijden’ van het licht openbaart. Zoals de natuur daarmee speelt, in de plantenwereld, in de wolkenlandschap­pen, zo kun je als mens ook spelen met dit doorvallende licht en die kleu­rengloed door zelf ‘transparanten’ te maken. Het is een fascinerende bezig­heid, die je een beetje opheft uit de aardezwaarte en die tot verrassende ontdekkingen voert.
Johanna Kollewijn en Willy Steiner beschrijven hieronder hoe je op een eenvoudige manier transparanten kunt maken in verschillende vormen en met verschillend materiaal.

Met welke materialen kun je transparanten maken? Hoe werk je ermee? Wat heb je er voor nodig? We willen enkele ideeën en voor­beelden geven.

Transparanten op glas

Glazen potten beschilderen met glasverf. Een waxinelichtje erin.
Op een glazen plaat kleine stukjes gekleurde bijenwas, die in de hand dun is gemaakt, drukken. Cellofaan papier er tegenaan leggen ter bescherming. In een koord van gevloch­ten raffia voor het raam:

kkerst knutselen 10 1

Transparanten van papier

Materiaal:
Fotokarton – dit knipt goed en is door en door gekleurd.
Eén grote en één kleine goed knippende schaar.
Zijdevloeipapier, minimaal de drie grondkleuren: geel – blauw – rood; ook in lichte tinten.
Bij het kopen erop letten of het papier licht doorlaat en of het niet te vezelig is. In plaats van vloeipapier kun je ook met vlie­gerpapier werken. De kleuren hiervan zijn sterker waardoor de transparant gauw te donker wordt. Vliegerpapier is wel meer be­stand tegen de inwerking van licht. Boterham- of transparant papier.
Cellofaan: wit, bij wijze van glas.
Lijm, bijvoorbeeld: Gimcol, prittstift, velpon.
Lichtbron bij het werk: buitenlicht, lamp, kaars of lichtbak.
Een lichtbak bijvoorbeeld van een kistje maken, meteen klein lampje erin en een glasplaat er over heen.

Voorbeelden voor het maken van transparanten van papier:

Voor kinderen
Op een vel boterhampapier vorm je met stukjes gescheurd vloeipapier een achtergrond. Begin met grote vlakken, daarop lijm je kleinere stukken tot voorstel­lingen.
Als je een groot papier voor het raam hangt, kun je met een groep samen aan deze trans­parant werken.

Voor de kleintjes
Op een lijst of ‘raam’, ge­knipt van fotokarton, wordt een boterham­papier geplakt. Daarop kunnen zij gekleurde vlakjes vloeipapier lijmen tot een vrolijk kleurenspel.

hangende transparant

Van fotokarton twee raampjes knippen.
Op een los stuk boterhampapier de kleurvlak­ken of de voorstelling maken. Voor de ach­tergrond scheur of plak je enkele grotere lichtgekleurde stukken vloeipapier. Ze mogen elkaar gerust overlappen.
Plak alleen de buitenste randen vast. Hierop kunnen dan de figuren geplakt worden. Deze kan je opbou­wen uit kleine stukjes of uit één stuk scheu­ren. Houd de voorstelling af en toe tegen het het licht om te zien hoe het wordt en of het licht er doorheen blijft schijnen. De voorstelling tussen de raampjes plakken. Zo is het goed houdbaar. Vloeipapier ver­bleekt gauw, dus licht-dicht opbergen!

Transparant met verschillende lagen

Verschillende lagen van op elkaar afgestemde tinten. Wat het lichtst moet zijn wordt uit al­le lagen weggeknipt, en dan vervolgens daar­omheen telkens één laag minder wegknippen. Mooi is om het licht in het midden te nemen zodat het uitstraalt, (zie foto onder).

kerst knutselen 10 2

 Staande transparant

Fotokarton (of goud­karton) dubbel vouwen en de vorm uitknip­pen. Met een mesje de stippellijn inritsen (aan de achterkant) en de flappen naar ach­teren vouwen. De onderkant van de flappen iets schuin wegknippen zodat de transparant niet naar voren valt. Achter de opening trans­parantpapier plakken waarop een voorstel­ling aangebracht kan worden. Mariamantel en roosjes kunnen uit gefrommeld vloei worden gemaakt.
Ster uit karton knippen en aan de achterkant geel transparantpapier plakken. Op dezelfde manier kun je ook een drieluik maken. Links bijvoorbeeld de verkondiging, in het midden het kribje, rechts de koningen, (zie tekening onder).

kerst knutselen 10 3

kerst knutselen 10 4

Transparant met uitgeknipte figuren

Een model knippen van fotokarton. Aan de ach­terkant met bijvoorbeeld wit potlood de voorstelling (figuren) tekenen. Bij het uit­knippen van de figuren zorgen dat tussen de vlakken een reepje karton blijft staan. Hier­door ontstaat een licht-donker effect. Het dient ook om het gekleurde vloeipapier op te plakken! Het overtollige vloeipapier zorgvul­dig wegknippen. Heel weinig lijm gebruiken, alléén op de randjes! Anders komen er vlek­ken!

Een groter vlak kan met meerdere laagjes be­plakt worden om kleurnuances te krijgen. Je kunt ook de uitgeknipte figuurtjes aan de voorkant verbindend opnemen in een tekening waardoor de transparant, ook als er geen licht doorvalt, toch het aanzien waard is.

kerst knutselen 10 4

Transparanten met materiaal uit de natuur

Droog bloemen, bloemblaadjes, bladeren, grassen enzovoort. Knip een lijst van fotokar­ton. Ronde vorm: 18 cm. middellijn, 1 cm breed. Plak er cellofaan achter. Lijm één voor één de bloemen enzovoort er op met enkele druppels lijm. Neem gekleurde vloeibladstukjes en schik die zo op de bloemen, dat er een mooie licht-donker verdeling is. Houdt het geheel vóór een lichtbron. Lijm de vormen op de bloemen en werk af met cellofaan.
Je kunt de tijd van het jaar, de jaarfeesten, of een verjaardag in de keuze van je bloemen betrekken.
Een leuke transparante kerstkaart maak je van een dubbelgevouwen vel tekenpapier (17/22 cm). Knip een klein raam (8 cm middelijn) uit de voorkant. Plak er cellofaan achter en doe hetzelfde als hierboven be­schreven met kleine bloemen, takjes, een ster.

Nog een klein idee: plak bladeren op een doorschijnend wit papier, knip het papier op de maat van een jampot en wikkel het daaromheen, lijm de einden over elkaar. Een theelichtje erin en je hebt een mooie tafel­versiering.

kerst knutselen 10 6

Johanna Kollewiin en Willv Steiner; Annet Schukking, tek., Jonas 8/9. 19 – 12 1980)

 

 19) draaischijf: herders aanbidden het kind

De donkerrode achterkant (a) van deze draaischijf is van etalagekarton geknipt en 24 cm groot.
De voorplaat (c), waar de voorstelling van Maria en Jozef op geschilderd of getekend is, wordt van wit karton gemaakt en op vier punten met splitpennen (d) op de achterkant vastgezet.
Het derde deel is een cirkel (b) van wit kar­ton, die met de middelste splitpen (d’) tus­sen voor en achterkant wordt bevestigd.
De­ze cirkel steekt aan de onderkant iets tussen de voor en achterkant uit, zodat hij gemak­kelijk rondgedraaid kan worden. In de voorplaat is een opening (e) geknipt, waardoor herders en schapen zichtbaar zijn. Op de draaibare schijf worden in een kring herders en schapen (straks koningen) ge­schilderd, die als de schijf gedraaid wordt, steeds weer in de opening te voorschijn ko­men en na de aanbidding verdwijnen.

kerst knutselen 11

20) engeltjes samen omhoog

Uit een plankje van 10 bij 10 cm en 10 mm dik, engeltjes en kapstokje met de figuurzaag uitzagen. Door de vleugels een schuin gat bo­ren (zie stippellijn).

De engeltjes, wit en/of goudgekleurd geschil­derd, rusten op kralen (k). Stevig fijn touw gebruiken. De onderste kralen vasthouden, touw strak trekken en de handen om beur­ten op en neer bewegen.

kerst knutselen 12

 (Juultje v.d. Stok, Jonas 7,5-12-1975)

21) Sterren van stro

Droog stro breekt heel snel, daarom moet je het altijd eerst inweken tot het soepel is. Met warm water gaat dat vrij snel.

Wil je platte stukjes verwerken, dan moet je de aren opensnijden en voorzichtig met een strijkij­zer op een krant platstrijken. Maak je het ijzer heet, dan schroeit het stro en kan je kleurver­schillen maken.

a)   Acht korte, platgestreken strohalmen van gelijke lengte kruisgewijs met 1 uiteinde op elkaar leggen en met velpon of andere sneldrogende lijm vastplakken. De uiteinden van de strootjes kan je puntig afknippen. Voorzichtig, ze breken snel. Van goudpapier 2 rondjes knippen en op het mid­den plakken aan voor en achterkant. Je kunt deze ster iets ingewikkelder maken door tussen de lange stralen nog 8 kortere stukjes te plakken. Of door om en om smalle en brede te nemen.

kerst knutselen 12 1

b)  In plaats van 8 korte, losse, stukjes kan je ook 4 langere stukken stro nemen en die in het midden kruisgewijs over elkaar leggen.  (Eigenlijk twee kruizen en die laten verspringen.) Deze weer vastlijmen en verder als de vorige ster afwerken, eventueel weer met 4 wat kortere stukjes er tussen in. In plaats van te lijmen kan je het stro ook met een draad vastzetten. Die moet je dan tussen de strootjes doorvlechten, 1 of 2 rondjes, en kno­pen.

kerst knutselen 12 2

c)  Een 6-puntige ster maak je op soortgelijke ma­nier, maar dan met 3 (wat langere) stukken die je weer in het midden vastplakt of bindt, enz.

Wanneer je de sterren met een draadje vastzet kan je ook heel goed het ronde stro gebruiken. De hoeveelheid strootjes, dus de hoeveelheid pun­ten, kan je net zo groot maken als je wilt. Bij meer dan 4 (dus 8 punten) met het doorvlechten in fasen gebeuren. Eerst 3 of 4 stukjes vastzetten. Dan de volgende 3 of 4 daartussen in leggen en weer vlechten en knopen, enz. De draadjes komen dan steeds meer naar buiten toe te liggen. Je kunt de draad ook als versiering gebruiken door bv. een rode te nemen, of gouddraad (maar dat werkt wat moeilijker!).

kerst knutselen 12 4

d)   ‘Zonnetjes’; 6 of 8 platte stukken stro van gelijke lengte nemen en de uiteinden v-vormig insnijden of afknippen. Leg ze kruislings over elkaar en bind ze vast met een rondom gevlochten draadje. Als je ze heel klein maakt, (strolengte 3 à 4 cm) kan je ze gebruiken als opzetstukjes bij grote sterren.

kerst knutselen 12 5

e) Grote ster met ‘zonnetjes’; Maak een ster van 16 ronde strohalmen: 8 stukken van ongeveer 20 cm en 8 van ongeveer 12 cm lang, allen puntig afgeknipt aan de uiteinden. Leg ze om en om kruislings op elkaar en zet ze vlechtend vast. Prik nu om en om op de korte punten een klein zonnetje.

f) Of maak een ster van 4 lange, ronde stukken (18 cm) en 12 kortere (10 cm) en steek 8 zonnetjes op de lange stralen van de ster.

Een andere manier om strosterren te maken is door een bosje rond stro te nemen (goed geweekt en soepel) en deze in het midden met een draadje stevig vast te knopen, zodat de uiteinden uit­waaieren. Door 2 van zulke bosjes op elkaar te leggen krijg je een basisster waar je weer van alles mee kunt doen.

kerst knutselen 12 6

g)  Twee bosjes van 8 maken en op elkaar binden. Verdeel ze nu in bundeltjes van 4 die je weer vastknoopt, een eindje uit het midden. Het mooiste is om even voor die knoop nog een draad door de hele ster te vlechten, dus ongeveer 4 cm uit het midden, dan blijft de vorm mooi gespreid en het stro goed op zijn plaats.

kerst knutselen 12 6

Door de plaats van het opnieuw in bosjes bijeen binden te variëren krijg je verschillende vormen. Je kunt de vorm net zoveel uitbreiden als je wilt door telkens opnieuw te splitsen en te herbundelen.

NB. Het maken van stevige knoopjes gaat het beste met zijn tweeën!

kerst knutselen 12 7

22) sterren van papier 

a)  Zon van goud of zilverpapier.
Knip een strook van ongeveer 7 x 30 cm en vouw die in de lengte dubbel zodat het goud of zilver aan beide kanten zichtbaar wordt. Vouw de strook volgens de tekeningen, alle vouwen goed scherp maken.
1- middenvouw maken en de uiteinden daar tegenaan leggen.
2- de uiteinden nog eens dubbelvouwen tegen de middenvouw. Weer helemaal openleggen; er zitten nu 7 vouwlijnen in de strook. Leg het uiteinde nu tegen de eerste vouwlijn en strijk het glad.
3- het uit­einde tegen de 3e vouwlijn leggen en glad strijken.
4~ tegen de 5e vouwlijn.
5- tegen de 7e vouwlijn. Weer openleggen en hetzelfde nog eens doen met het andere uiteinde. Nu zijn de ‘bovenvouwen’ klaar.
6- maak de tegenvouwen door de ‘bovenvouwen’ telkens op elkaar te leggen als een harmonica (mui­zentrapje). Dit is een heel precies werkje!

kerst knutselen 12 8
7- trek met een naald 2 draden door alle vouwen.

kerst knutselen 12 9

8- trek deze samen tot er een zon ontstaat, en knoop ze vast. Schuif de eerste en de laatste vouw in elkaar trek daar de draden door naar boven, om de zon aan op te hangen, en plak de uiteinden vast. Even­tueel de ‘punten’ zigzag uitknippen, dan wordt het meer een ster.

b) Gevlochten ster

Knip 4 repen van ongeveer 1×35 cm van goud of zilverpapier. Is het papier maar aan 1 kant gekleurd, dan moet je de strook dubbelnemen en vouwen,  zodat de kleur aan beide zijden zichtbaar wordt.

1- vouw de repen dubbel en schuif ze in elkaar tot een vierkant.

kerst knutselen 12 10
2- de 4 bovenliggende uiteinden omslaan naar de tegen­overliggende kant. Eerst de bovenste, dan rechts, onder en tenslotte links.

kerst knutselen 12 11
3- de laatste door de lus van de eerste heenhalen.

kerst knutselen 12 12
4- de reep rechts onder een kwartslag naar rechts omslaan

kerst knutselen 12 13

5- een kwartslag naar boven

kerst knutselen 12 14

6- nog eens dubbelslaan zodat je een uitstekende tand krijgt aan de onder­kant. De strook nu door het vlechtwerk heentrek­ken (6).

kerst knutselen 12 12
7- op dezelfde manier de andere drie tan­den vormen. Draai de ster om en doe hetzelfde nog eens met de vier andere, tot nu toe ongebruikte, stroken.  Zo ontstaan er acht tanden. Draai de ster weer om.

kerst knutselen 12 16

8- vouw telkens één reep achterwaarts tot een lus en trek die onder de dichtst bijzijnde reep door,  zodat hij aan de onderkant te voorschijn komt door de tand. Knip hem daar nu schuin af. Deze zelfde handeling herhalen met alle losse repen, aan beide zijden van de ster. Je kunt de lussen plat strijken of ze een beetje bol laten.

kerst knutselen 12 17

kerst knutselen 12 18

Naar ‘Heimschmuck aus Stroh’ van Inge Walz;
‘Spelen met stro’ van N.Kerbert (Cantecleer);
‘Wat onze handen kunnen maken’ van Ruth Zechlin (Ploegsma)

 

kerstversieringen

Als zo na St.-Nicolaas de etalages weer fluks ingericht worden met allerlei kerstversieringen en er al overal kerstbomen en groen verkocht wordt, dan gaan je gedachten al heel snel uit naar deze feestdagen.

Het is natuurlijk eenvoudig om allerlei mooie versieringen te kopen en hiermee je huis een feestelijk aanzien te geven, vooral als je een hekel hebt aan rommel maken, is dit de beste methode.

Maar toch mis je dan iets wat juist zo erg fijn is, nl.  de beleving om samen met de kinderen bezig te zijn aan de voorbereiding van dit kerstfeest.
Er is een groot aantal mogelijkheden om hier aan te werken, bv. het maken van kandelaars, mobielen, kerstboomversieringen,
kerst­kaarten, transparanten, het maken van een kerststalletje etc. Allerlei technieken kunnen hierbij worden toegepast: schilderen, boetseren, knippen, vouwen, scheuren. Voor ieder die hiermee bezig wil zijn is wat te vinden,  ongeacht de leeftijd of vaardigheid. Als suggestie volgen hier een paar kleine voorbeelden.

23) EEN STROSTER
We gaan hierbij uit van ronde strootjes, die bijna in iedere handenarbeid zaak te koop zijn.
Het beste is de halmen ongeveer 1,5  uur te laten weken in lauw water en daarna te splijten met de punt van een mesje. De halve halmen worden nu met een goed warm strijkijzer plat en droog gemaakt.

Er zijn natuurlijk veel vormen van strosterren, maar de hier beschre­ven is toch wel erg mooi en doet het vooral goed in een mobiele of in de kerstboom.

Slechts 1 vorm wordt hier aangegeven, maar al doende merk je dat er nog veel meer mogelijkheden zijn.

Eerst worden langs de botte kant van een mes 4 strootjes rond gebogen zodat een spiraaltje ontstaat (fig I):

kerst knutselen 13 1

daarna worden deze spiraaltjes dichtgeplakt of gebonden tot de volgende vorm (fig II),

kerst knutselen 13 2

Als dit gebeurd is plakken we 2 x 2 strootjes van bv. 10 cm lang met de doffe kanten tegen elkaar. Bij 1 stel lijmen we er gelijk een stukje vissersgaren tussen, waarmee we de ster later kunnen ophangen. De 2 ontstane delen zijn nu al behoorlijk stevig en worden als volgt geknipt, (fig III):

kerst knutselen 13 3

Daarna kunnen we de ster in elkaar zetten en ontstaat figuur IV:

kerst knutselen 13 4

ENGELTJE
Vooral ook de kleintjes zullen veel plezier beleven aan dit engeltje, te maken van stevig tekenpapier. De zwarte gedeelten uitknippen en daarop in elkaar schuiven. De haartjes kunnen er worden opgeplakt, (bv. schapenwol) fig V en VI:

kerst knutselen 13 5

Deze twee figuren kunnen we nu bv, verwerken in een mobile, als materiaal kunnen we bv. anjerdraad gebruiken (te verkrijgen bij een bloemist)

Een mobile altijd van onderen af op bouwen.
ijzerdraadje 1 ± 12 cm
2 ± 16 cm
3 ± 20 cm

kerst knutselen 13 6

Veel plezier met het maken van de versieringen,

(Henk van Nimwegen, nadere gegevens ontbreken)

 

25) ORIGAMI-STER

kerst knutselen 14

(nadere gegevens ontbreken)

 

26) KERSTGROEP VAN SCHAPENWOL

De groep is gemaakt van ongesponnen, uitgeplozen, geverfde schapenwol.
Je kan met wol leuk vormen, want de haartjes blijven aan elkaar kleven.

kerst knutselen 15 1

De figuren moeten wel een stevige kern hebben. Daarvoor neem je een streng wol, vouwt deze dubbel en bindt het bovenste deel af voor het hoofd. Daaronder wordt een 2e kleinere streng geschoven, door de romp heen, voor de armen. De hoofdstreng wordt aan de onderkant gesplitst en tot benen en voeten afgebonden.

kerst knutselen 15 2jpg

Nu kan je het figuurtje met wolplukken aankleden. (waar nodig met naaigaren omwikkelen. De groep wordt hierna op een schijf berkenhout gezet.

kerst knutselen 15 3

(bron onbekend)

 

26) kerstengeltje

kerst knutselen 16

27) kerstboomhartje

kerst knutselen 18 jpg

28LICHTGLAASJE VERSIEREN

kerst knutselen 19

29) ster van 2 vierkantjes

kerst knutselen 17

30) glasmozaïk

Mijn vader had op de zolder van het huis waar wij woonden een atelier
inge­richt. Het was er, zelfs in mijn herin­nering, heel klein, maar licht en helder door de spierwitte wanden en het naar verhouding grote raam.

Voor mijn zusje en mij een verboden domein, geheimzinnig ver achter twee of drie donkere trappetjes en gangen.

Ik ben één keer in dat heiligdom geweest om mijn vader voor de maaltijd te roepen. Er hing een indrukwekkend luchtje van verf, lijm en terpentijn en overal lagen brokken glas in alle kleuren. Ergens op een tafel zag ik een groot dik donkerrood stuk glas dat in het licht van een lamp lag te stralen tussen groene en blauwe stukken. Zó mooi heb ik later geen enkele hele of halve edelsteen meer gevonden. Alleen de gebrandschilderde ramen van een kerk konden dat gevoel op­roepen.

Later bracht ik mijn kinderen naar de Vrije Kleuter School en maakte kennis met de transparanten van zijdevloeipapier die, de seizoenen volgend, maar vooral met Kerst, een groot deel van de heerlijke sfeer in de klas bepalen. Wij hebben dan ook een moe­der in de klas die de techniek van het trans­paranten maken als een kunst beheerst. Van haar heb ik veel afgekeken dat ik nu ook met het werken met glas kan toepassen.

Advent en Kerst roepen het verlangen naar warm, levend licht op. Meer nog dan zijde­vloeipapier werkt gekleurd glas als gestold licht en het roept haast vanzelf een stemming van blijde vroomheid op. Maar bij het maken van een glastransparant is voorzichtigheid geboden. Een grote pleis­ter om mijn duim bracht mijn enthousiasme over het werken met ‘gestold licht’ weer tot aardse proporties terug. Glas is – anders dan licht – heel zwaar en heel scherp, zeker als je zoals ik scherven van gekleurde flessen en an­der glaswerk als materiaal gebruikt. Gekleurd glas kopen is voor de amateur bijna niet te doen, zeker niet als je veel kleuren nodig hebt: het is moeilijk te krijgen en daarbij duur.

Gebruik daarom flessen en dergelijke wat door de grilligheid van de verkregen scherven ook wel aardig is. Wikkel een krant om de fles, sla haar in scherven en spoel elke bruikbare scherf af in een emmer water om het heel venijnige gruis kwijt te raken. Spoel de inhoud van de emmer door de wc. Houd de kleuren apart om te veel zoekwerk te voor­komen, dat verhoogt de veiligheid. Het is het beste om uit te gaan van een plaat­je blank glas dat met een stevige lijst omge­ven is. Neem voor de lijst om de glasplaatjes latten van ongeveer 2 bij 3 cm. Laat in de breedste kant een sleuf van 1 bij 1 cm uitza­gen. Als het werkstuk klaar is, kan het ver­volgens met een zelfde ingelijste glasplaat afgedekt worden. De beide lijsten kunnen nu aan elkaar geschroefd worden. Door beide glasplaten te omlijsten ontstaat vanzelf de behoorlijke tussenruimte die nodig is voor de bolle scherven. Een tussenruimte van zo’n 1,5 cm blijkt goed te voldoen. De scherven kunnen dan hier en daar nog dubbel en zelfs driedubbel genomen worden waardoor het mogelijk is met de kleuren te ‘weven’. Een absoluut kleurloze sterke lijm is wel het allerbelangrijkste dat verder nodig is. (Collall geeft een goed resultaat.) Gebruik het over­vloedig, de stukjes moeten haast zwemmen in de lijm om na droging zoveel mogelijk houvast te hebben. Werk op een spierwit vel papier waarop met dunne lijnen de voorstellingsschets is aan gegeven.
Til het werkstuk niet eerder op voordat het een nacht gedroogd heeft, hoe verleidelijk het ook is. Doordal de scherven betrekkelijk zwaar zijn, hebben ze ook bij half uitgeharde lijm de neiging ie gaan zakken.

Nicole Karrèr, Jonas 8/9, 14-12-1984)

31) kerstmobile

Deze mooie kerstmobile is niet moeilijk om te ma­ken.

Benodigd materiaal:
een vierkant stuk stevig wit tekenpapier, minstens 35 cm breed
een velletje wit zijdevloeipapier
een stukje goud- of zilverpapier.

Trek met potlood de diagonalen van het vierkant stuk papier en teken met het kruispunt als middel­punt zeven stralen, waarvoor je van figuur a kunt uitgaan, en verleng die tot 17 cm (kruin van de engelen).

Knip uit een stevig stuk willekeurig papier figuur b, leg dit met de stippellijn langs een straal van de ster (het onderste punt 6 cm vanaf het middelpunt)
en trek het met potlood om.
Klap het om en trek de andere helft om, zodat het engeltje compleet is.

Herhaal dit bij alle stralen; de verbinding bij p moet vloeiend verlopen. Bij p blijven de engeltjes aan elkaar zitten.
Knip daarna het geheel uit.
Nu de vleugels (c) knippen uit dubbelgevouwen vloeipapier en met een tipje lijm midden op de ruggetjes vastlijmen.
Knip uit dubbelgevouwen zilver/goudpapier het haar: sikkelvormig voor de voorkant, rond voor de achterkant en plak dit op het hoofdje.
Prik gaatjes in de handjes en haal telkens één lange draad (d) door de handjes van twee buurengeltjes.
Om wegglijden te voorkomen kun je de draad een keer terug laten gaan. Er zijn dus in totaal zeven draden.
Maak vouwen langs p, trek de draden aan zodat de handjes aansluiten en knoop de draden zo vast dat ze later weer los kunnen, dan kan de mobile plat opgeborgen worden.

Het mooiste is het als het kransje zo kan hangen dat je er van boven af in kijkt.

kerst knutselen 20

kerst knutselen 20 1

(Jonas 8/9, 18-12-1981)

32) kerststal

Een paar dagen voor Kerstmis wordt jaarlijks bij ons onder groot gejuich een oude, door plakband in het gelid gehouden, kartonnen doos tevoorschijn gehaald: de ‘kerstspullen’. Alles wordt uitgepakt, in de hand genomen en ter plekke weer bezield door wat de kinde­ren zich er allemaal aan herinneren, ja, op­nieuw beleven. De sterren en engeltjes van stro, papier en klei, de boomversierselen, de tekeningen en voorstellingen van gekleurd vloeipapier die indertijd gemaakt zijn, de kerststalfiguren en zelfs jarenoude dennenappels die iedere keer uitgepakt en weer mee ingepakt werden. Wat geeft het dat veel ge­kreukt is en kaarsbevlekt? Er zijn jaren dat ik dankbaar alles weer een plaats geef – al voel ik een lichte aarzeling bij het zien van de verzameling van zes stalletjes met heilige families van bijenwas, die de kin­deren op de kleuterschool maakten. Andere jaren benauwt me die hoeveelheid spullen, die het haast overbodig maken om opnieuw fris aan het werk te gaan. Waar houdt de in­nerlijke zeggingskracht van dergelijke dingen op en is het ogenblik van stoffige piëteit aan­gebroken?

Een dergelijke vraag roept ook de aanblik van de kerststal bij me op – zo uit de doos op de schoorsteenmantel gezet, buiten bereik van twee-driejarige armpjes. Het beeld, hoe mooi ook, wordt zo onaanraakbaar, zo onbe­wogen. Iemand vertelde me eens dat zij de fi­guren van de kerststal door de kamer laat wan­delen. De herders liggen op het veld in de ene hoek van de kamer, omgeven door scha­pen en hun hond. De koningen wonen in een andere hoekr in blokken paleizen. Jozef en Maria gaan een paar dagen voor Kerstmis op weg van Nazareth naar Bethlehem; dan
ko­men in de kerstnacht de herders ter plekke; ze vinden het niet erg de tocht meerdere ma­len te maken. Daarna is de beurt aan de ko­ningen, die allerlei avonturen beleven op hun reis van twaalf dagen. Ze kunnen er in die tijd ook een gevolg bij krijgen, of een kameel als ze te voet gestart zijn. Misschien dat iets grotere kinderen Herodes op zijn troon zet­ten, recht tegenover de stal. Er is van alles mogelijk, maar het kan ook heel simpel ge­houden worden.

In het boekje met ideeën voor de adventstijd dat Christofoor heeft uitgegeven, [‘Advent’ ] wordt beschreven hoe je in de adventstijd het stalletje zelf op kunt bouwen door achtereenvolgens de vier natuurrijken te vertegenwoordigen – eerst worden mooie stenen neergelegd, dan mos, dennenboompjes, planten. Daarna vinden de verschillende dieren er hun plaats en vanaf de vierde adventszondag gaan Jozef en Maria op pad naar de stal, waarin op kerstavond het kindje verschijnt. Zo kan het onbewogen beeld onder je handen tot leven ko­men, zowel voor de volwassene als voor het kind.

In Ruth Zechlins ‘Wat onze handen kunnen maken‘ vonden we een beschrijving van be­weegbare figuurtjes van ijzerdraad, boetseerwas en stof of zijdevloei. Ze zijn niet moei­lijk te maken; kinderen vanaf een jaar of zes kunnen er goed bij helpen.

Voor kleine popjes, ongeveer 15 cm hoog, kan je bloemdraad gebruiken, voor de iets grotere van 21 cm stevig ijzerdraad nemen.

Voor elke figuur twee stukken draad afknip­pen, een lang stuk voor hoofd, romp en be­nen, een korter stuk voor armen en handen, in het lange stuk middenin een lus voor het hoofd buigen, het kortere stuk onder de lus doorhalen en de draden een slag om elkaar draaien.

kerstal 1

 

Let op de goede verhoudingen. De armen van hand tot hand – gestrekt – zijn even lang als de afstand van hoofd tot voeten. Met ro­ze of half doorzichtige boetseerwas het hoofd, de handen en de voeten kneden om het ijzerdraad. Je kunt ook een hoofdje op het geraamte maken van een pluk wol met stof eromheen; het gezicht wordt aangeduid door het ter hoogte van de ogen met een draadje af te binden en voor de neus een klein plukje wol erop te naaien.

kerststal 2

 

Dit moet dan een paar keer in gesmolten wit kaarsvet (stearine) vermengd met een paar druppels rood kaarsvet gedoopt worden. Het smelten gebeurt au bain-marie. De handen en de voeten kunnen op dezelfde manier ge­maakt worden.

kerststal 3

 

Het geraamte verder omwikkelen met watten, vastgehouden door verbandgaas en hecht­pleister. Ter hoogte van het bekken kan er een kiezelsteen in gestopt worden, dan staat het figuurtje wat steviger. Het poppetje wordt nu aangekleed met lapjes stof of zijdevloei, het grondpatroon voor de kleren is hier aangegeven.

kerststal 4

 

Voor het haar kan uitgeplozen breikatoen, vlas of wol gebruikt worden. De schaapjes maak je ook met bloemdraad, gewikkeld om een opgerold stukje stof, om het lijf aan te geven. De snoet weer van boet­seerwas maken. Op het lijf stukjes ongesponnen schapewol vastnaaien.

kerstal 5

Advent – Freya Jaffke. Uitg. Christofoor. Prijs f 12,50.*

Wat onze handen kunnen maken – Ruth Zechlin. Uitg. Ploegsma (uitverkocht). Groot werkboek voor de vrije tijd – Ruth Zechlin.

(Imke Abma en Lili Chavannes, Jonas 8/9, *19-12-1980)

 

33) kerstkijkdoos

Nodig:
4 vellen stevig papier, formaat A4 of dun karton
in de kleuren: bruin, blauw, goud
wit tekenpapier
transparantpapier

werkwijze:
ramen knippen of snijden zoals het voorbeeld
(de tekening is niet helemaal duidelijk. De buitenste blauwe rand staat er bijna niet op, maar op tek. 2 zie je wel wat de bedoeling is)

kerstkijkdoos 2
tek 2:kerstkijkdoos 1.jpg

van wit tekenpapier schaapjes, de andere figuren knippen. Eventueel inkleuren of beplakken met transparantpapier

Het laatste raam voorzien van transparantpapier en een engel van transparantpapier daarop aanbrengen
os en en ezel van gewoon papier op het raam plakken

repen van papier om harmonica’s te vormen”.
tussen de ramen plakken

even uitproberen hoe ’t geheel eruitziet – sterretje niet vergeten – klaar.

waxinelichtje erachter

kerstkijkdoos 3

1e raam: blauw ster en schaapjes

2e raam: bruin en herders

3e raam: goud en Maria en Jozef

4e raam: met transparant papier beplakt, daarop de engel, ook van transparant; ezel en os van gewoon papier op het raam

de harmonicareepjes om tussen de ramen te plakken:

kerstkijkdoos 4

 

kerstkijkdoos 5

kerstkijkdoos 6

kerstkijkdoos 7

34) feeëriek rozenlampje

nodig:
yoghurtbekertje
transparantpapier: donkerrood, lichtrood, groen
waxinelichtje in hulsje
plaksel
ijzerdraad

werkwijze
knip de rand van het bekertje weg: 2 cm overhouden
knip bloemblaadjes: 5 lichtrode; 5 donkerrode;
10 groene: plak er telkens 2 op elkaar met een dun ijzerdraadje ertussen
plak de bloemblaadjes op het bekertje – laat ze iets over elkaar komen:
eerst een rijtje lichtrode blaadjes
dan een rij donkerrode
dan de groene
buig deze naar buiten
hieronder nog een extra reep groen plakken
de bloemblaadjes voorzichtig iets omvouwen: geen brandgevaar!
lichtje erin: niet te laag

feëeriek lampje 1

 

feëeriek lampje 2

33) kerststalfiguren
Het is ons gelukt om kerstfiguren te maken voor de eerste klas en we zijn eigenlijk best trots op het resultaat. Een paar andere moeders van school waren ook enthousiast en daarom dachten we dat het niet zo gek zou zijn om er een werkbeschrijving van in de schoolkrant te zetten.

Wij zijn vast niet de enige mensen die klunzig zijn met klei, maar wel redelijk handig met naald en draad. Het is wel nodig dat je van mevrouw Brouwer op de poppencursus hebt geleerd (of nog gaat leren) hoe je een poppenhoofd moet maken, want dat lukt nou eenmaal niet uit een boekje.
Benodigdheden:
– lege rollen van .keukenpapier of aluminiumfolie (w.c.-rollen zijn te dik en te kort, hebben we gemerkt)
-witte en beige tricot (witte tricot in de thee leggen voor beige)
– flanel in de kleuren rood, blauw, groen en verschillende tinten bruin
– jute in verschillende tinten bruin
– schapewol (ongesponnen, maar wel gewassen)
– pijperagers
Werkwijze:
Eerst de keukenrollen halveren, dan is de lengte precies goed. Bovenrand figuurnaadjes geven (1) en de flapjes schuin naar binnen vouwen, dan heb je een soort hals.
knutselen 33 1
De onderkoppen maken van wit tricot, en de uitstekende frutsels in de hals steken (2).
knutselen 33 2
Daarna van een langwerpige strook beige tricot een kousje naaien dat strak om zowel hoofd als lijf (= keukenrol) past en dat over het geheel schuiven. De hals weer met een draad samentrekken en dan heb je een stevig geheel, dat prima “staat”. Nu per pop twee pijpenragers een eindje in elkaar draaien en op de rug iets onder de hals stevig vastzetten (3).
knutselen 33 3
Dan uitgeplozen schapenwolk op de hoofden als haar, rondom vastzetten met kleine steekjes.
Nu komt de aankleding: Jozef, Maria, de herders en de koningin hebben allemaal een soort pij aan {4).
knutselen 33 4
Maria rood, Jozef én de herders bruin en de koningin resp. rood, blauw en groen. Maria krijgt over haar jurk een blauw kleed, gewoon een rechthoekige lap over het hoofd (bij de hals even vastzetten), langs de armen vouwen en dan de armen met lap en al gekruist voor de borst vouwen en vastzetten. Jozef krijgt over zijn jurk een donkerbruine lange cape met capuchon om, die we bij de hals hebben gerimpeld. Voor de herders hebben we van jute een soort overkielen gemaakt met rafelige kanten (5).
knutselen 33 5
Van de uitgehaalde rafels maak je dan een koord om de kielen in het middel bij elkaar te binden.
Tot slot krijgen ze allemaal (behalve Maria) handjes over de uiteinden van de pijperagerarmen (kleine bolletjes van beige tricot).
Over de kleding van de koningin hebben we ons nog niet gebogen (6 januari lijkt nog zo ver weg), maar wie het bovenstaande gemaakt heeft kan dat wel zelf uitvogelen.
Veel succes met deze leuke klus !
Irma Kleberg, Mieke Ehrlich
.
34) kerststukje
Neem een bal klei, steek er een kaars middenin en versier die met wat dennentakjes, dennenappels, eikeltjes enz.
Laat dit goed hard worden.
.

kerstmis: alle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  adventjaartafel Kerstmisjaartafel

.

397-375

 

 

 

 

 

 

 

 

.