Tagarchief: intuïtie

VRIJECHOOL – Rudolf Steiner -Algemene menskunde – voordracht 6 (6-4-1-2)

.

In Steiners geesteswetenschap is veelvuldig sprake van ‘inspiratie en intuïtie’. 
Zoals we dat van hem gewend zijn, wordt de inhoud hiervan op uiteenlopende manieren gekarakteriseerd.

In voordracht 6 (6-4) gebeurt dat rond ‘het Ik’.

In onderstaand artikel gaat de auteur in op hoe wij de begrippen ispiratie en intuïtie in het dagelijks leven gebruiken, het dagelijkse spraakgebruik.
Hij geeft ook een korte karakteristiek van hoe Steiner ze inhoud geeft. In voordracht 6 vinden we zijn opvattingen weergegeven.

Edward de Boer, Motief nr.194 ju;i-aug.. 2015

.

Twee vleugels van de ziel
.

INSPIRATIE EN INTUÏTIE
.

Bij improviseren kun je genieten van het experiment, waarbij de ene ingeving op de andere volgt. Bij een gezamenlijke dialoog kan als vanzelf de verrassende inval komen, die leidt tot een nieuw voorstel of vruchtbare oplossing. Edward de Boer kent uit eigen ervaring de eigen, persoonlijke karakteristiek van inspiratie en intuïtie. Inspiratie is een bevleugelende zielsbeweging die leidt tot creatief scheppen of handelen. Intuïtie heeft meer het karakter van het plotselinge, heldere inzicht, het ‘weten van binnenuit’.

Als ik muziek maak met mijn zoon ken ik het gevoel heel goed. Ik heb een melodie in mijn hoofd, we improviseren samen, ik sluit aan bij wat hij speelt en dan heb ik een muzikale ingeving. Ik probeer een melodielijn, een variatie op een bestaand idee of iets compleet nieuws en test het uit. Het voelt als een plezierige opgewonden spanning, ik geniet van de ingeving en het experiment van de improvisatie. Ik bevind me tijdens het spelen in een speelse, creatieve, productieve staat, waarbij de ene ingeving op de andere volgt.

Hetzelfde gevoel ken ik van mijn dagelijkse werk als coach, begeleider en trainer. Ik krijg van een cliënt een probleem voorgelegd en na wat doorvragen begint een bijzonder proces. Hoe pak ik het aan? Waarom gaat het hier werkelijk? Hoe kan ik iets bijdragen dat werkelijk vernieuwend is? Hoe activeer ik de betrokkene(n) in het proces van verandering? Een innerlijk proces van bewegen, denken, voelen en besluiten komt op gang. In een gezamenlijke dialoog komt de verrassende inval, die leidt tot een nieuw voorstel, een suggestie of een vruchtbare oplossing als vanzelf.

In deze situaties gaat het om de vraag hoe je ontvankelijk kunt zijn voor scheppende, creatieve ingevingen. Hoe stel je jezelf open?

Hoe kun je je laten bevruchten door een onverwachtse inval, een nieuw, scheppend, creatief idee? Het is de innerlijke ‘staat’ van productieve bevlogenheid: de conditie die de ziel vleugels geeft. We ontmoeten hierbij twee bijzondere vermogens: inspiratie en intuïtie. Ze kennen een nauwe verwantschap, maar hebben ook een sterk eigen karakteristiek. Inspiratie en intuïtie zijn twee zielskwaliteiten die iedere mens die scheppend actief is, meer of minder bewust hanteert.

Innerlijke staat

Inspiratie kennen we als een vorm van ‘zijn’: het is een innerlijke staat. Als je geïnspireerd bent word je als het ware aangeraakt door een idee, ingeving of inval. Letterlijk betekent inspiratie ‘adem van de geest’, afkomstig van het Latijnse ‘inspirare’, dat inademing betekent. Als je een tekst moet schrijven, kun je soms even vastlopen. Ik had geen ‘inspiratie’ zeggen we dan. Als je wel inspiratie hebt, staat in korte tijd de tekst als ‘vanzelf’ op papier. Een stroom van ingevingen komt bij je binnen en je weet hem om te zetten in een tekst, tekening, kunstwerk of presentatie. In de meeste gevallen spreken we van inspiratie in een proces van scheppend creëren. Waarvan we de ervaring van inspiratie ook kennen is de ontmoeting met anderen. Bij een bevlogen verhaal spreken we van een inspirerende spreker, of een inspirerende leider. Iemand die in staat is om te inspireren weet anderen innerlijk in beweging te brengen en tot handelen aan te zetten. Inspirerende docenten kunnen leerlingen hun leven lang bijblijven in de vorm van dromen, ideeën en idealen. De staat van inspiratie tilt je boven jezelf uit en brengt je tot een scheppende, creatieve staat.

Innerlijk weten

Intuïtie wordt omschreven als ‘de plotselinge, onverwachte ingeving’. Deze ingeving gaat vaak samen met een sterk gevoel van evidentie. Zonder dat je het direct, logisch kunt onderbouwen heb je het gevoel dat iets wel of niet klopt, of iets ‘waar is’. Intuïtie doet zich voor als het gebied waar denken en gevoel samenvallen: het terrein van het slimme onbewuste.
Aan de ene kant kun je spreken over intuïtie ais een idee, een concrete vaak onverwachtse ingeving. Je denkt na over een probleem, je weet het niet en laat het even los. Later, tijdens het wandelen, douchen, sporten of misschien eten koken ‘weet je het’. Sommige mensen hebben daarom een notitieblok naast het bed liggen, om deze plotselinge ingevingen – midden in de nacht – te noteren. Het is als een incubatieproces, we spreken ook wel van ‘broeden’ op een vraagstuk. Iets moet even rijpen voordat je er de juiste ingeving over hebt om er verder aan te werken.

Aan de andere kant kennen we een vorm van intuïtie op basis van ervaring en expertise: dan weet je onbewust, ‘intuïtief wat er speelt. Dit kennen we als het fingerspitzengefühl of weten of iets ‘pluis of niet pluis’ is. Het biedt geen garantie voor juistheid, maar levert wel een sterk gevoel van evidentie. Het is een innerlijk weten, dat verloopt buiten het bewuste, logische denken. Dit fenomeen is iets dat bijna iedereen kent: na een kennismakingsgesprek met een sollicitant heb je het gevoel dat ‘iets’ niet klopt. Zonder er concreet woorden aan te geven, besluit je het nader te onderzoeken. Als docent geef je een leerling een hand en weet je al tijdens het vastpakken dat er ‘iets aan de hand is’. Deze vorm van intuïtie is gebaseerd op jarenlange ervaring, expertise en verloopt hoog onbewust, maar razend snel.

In beide vormen van intuïtie, het incubatieproces en de ervaringsintuïtie van de expert, manifesteert intuïtie zich als een plotseling, direct inzicht, een innerlijk weten dat vaak nog aanvullende toetsing en verfijning behoeft.

Inspiratie en intuïtie zijn zo twee prachtige begrippen die beide een eigen, persoonlijke karakteristiek hebben. Ze nodigen daarom uit tot persoonlijk onderzoek en ervaring en verdieping. Waar inspiratie meer een ruime, bevleugelende zielsbeweging is – van buiten af – die leidt tot scheppen of creatief handelen, heeft intuïtie meer het karakter van het plotselinge, heldere inzicht, het ‘weten van binnenuit’. Bij inspiratie lijkt de impuls meer van ‘buiten af’ te komen – ‘adem van de geest’. Bij intuïtie meer de impuls van binnenuit – het is een ‘innerlijk weten’. Intuïtie is letterlijk‘ naar binnen kijken’. Beide kunnen tot betekenisvol handelen leiden. Waar je jezelf weet open te stellen en met je ziel de geest kunt ‘inademen’, krijgt je ziel vleugels. Door je eigen intuïtie te leren herkennen en waarderen, leer je ‘van binnen’ waar te nemen en dit als een innerlijk zintuig te hanteren. Zo verdiepen beide vermogens, inspiratie en intuïtie je denken, voelen en handelen.

Inspiratie en intuïtie bij Rudolf Steiner

Rudolf Steiner hanteert inspiratie en intuïtie in een specifieke betekenis. Zie  De wetenschap van de geheimen der ziel  en “Zelfkennis en hoger inzicht” in Meditatie. De begrippen worden beschreven als vormen van exact, bovenzinnelijk waarnemen. Samen met imaginatie vormen zij drie afzonderlijke, oplopende trappen van bewustzijn. Deze drie bewustzijnsvormen zijn bewust te ontwikkelen en te scholen. Steiner beschrijft imaginatie als een levendig, bewegend beeldbewustzijn dat boven het normale, dagelijkse, zintuigelijke denken uitstijgt. Inspiratie brengt de imaginaire waarnemingen in een betekenisvolle samenhang. Dit proces is vergelijkbaar met het spellen van afzonderlijke letters tot het lezen van een woord. De intuïtie vervolgens verbindt je met de essentie van de dingen. Dit gaat door de verschijningsvorm heen. Bewust, levend denken is daarom in hoge mate intuïtief: door de gedachten heen ontmoet je je wezen. Je ervaart jezelf als ik, als denkend wezen, die bewust de gedachten produceert.

.

*Edward de Boer (1972) is coach, trainer, adviseur en schrijver. Hij is werkzaam op het gebied van organisatieontwikkeling en transformatieprocessen. In 2014 verscheen bij Uitgeverij Boom/Nelissen Professionele intuïtie. Versterk je innerlijke vermogens in de praktijk. Ook verzamelde hij de belangrijkste uitspraken van Steiner over intuïtie, in het Duits verschenen onder de titel Intuition. Brennpunkt des Denkens. Van Edward de Boer verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in de serie Kleine Begleiter de uitgave: Imagination. Bildekraft des Denkens, Basel 2015.
.

Algemene menskunde voordracht 6alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2455-2304

.

.

.

..

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 1 (1-7/2-7)

.

Enkele gedachten bij blz. 23/24 in de vertaling van 1993

ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE

luidt de titel van de vertaling van GA* 293 [1].

De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293, ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen  (GA 294) [2] en (GA 295) [3]

In een vorige artikel dat beschouwd kan worden als een inleiding op wat hier volgt, werd erop gewezen dat ‘schematiseren’ eigenlijk niet kan; en dat het willen verklaren en definiëren steeds weer het gevaar in zich draagt de werkelijkheid tekort te doen.
En toch kunnen we, wanneer we niet het helderziende vermogen hebben zoals Steiner kennelijk had, niet zonder een zoektocht met ‘het gezonde verstand’. Daartoe is dit een poging.

Op blz. 24 is sprake van het ‘geestzelf‘.  Wat valt daar o.a. over te zeggen:

GEESTZELF
We mogen steeds niet vergeten dat indelen eigenlijk niet kan; de mens laat zich niet schematiseren. Dat Steiner het toch doet, is onvermijdelijk: om de mens te leren kennen, moeten allerlei aspecten van verschillende kanten worden bekeken, gekarakteriseerd, nader omschreven, het moet ook – voorzichtig – leiden tot begripsbepaling. Omdat er van diverse kanten gekeken kan worden, is een eenvoudige definiëring eigenlijk niet mogelijk.

En wanneer je telkens weer helder hebt, wat je standpunt is, je vertekpunt, zijn de begrippen niet echt verwarrend, kun je je inleven en proberen te begrijpen waarom het gaat.

Wanneer Steiner over het ‘geestzelf’ spreekt, doet hij dat vanuit het vertrekpunt ‘geest’.
Vanuit het vertrekpunt ‘lichaam’ ontstaan de begrippen: fysiek lichaam, etherlijf, gewaarwordingslijf.
Vanuit het vertrekpunt ‘ziel’ ontstaan de begrippen: gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel en bewustzijnsziel.
Gewaarwordingslijf en gewaarwordingsziel bleken vanuit deze standpunten elkaar a.h.w. te ‘bedekken’, in bepaald opzicht één te zijn.

Iets soortgelijks doet zich voor met de bewustzijnsziel en het geestzelf.

We horen, lezen vaak over ‘geestelijke wereld’. Vanuit Steiners mededelingen weten we dat deze wereld vele aspecten kent: we zouden er verblijven tussen dood en nieuwe geboorte; die zou worden ‘bevolkt’ door hiërarchische wezens, we zouden er met ons astraallijf en Ik iedere nacht verblijven, om maar iets te noemen.
En voor de menskundige beschouwingen in de ‘algemene menskunde’ gaat het hier om de wereld van de waarheid, de ideeën, het goede.

In het vorige artikel noemde ik even het Ik: wanneer komt dit eigenlijk ter sprake? Omdat ik probeer de onderwerpen in de ‘Algemene menskunde’ toe te lichten, volg ik, wat er staat en over het Ik zegt Steiner op deze bladzijden nog niets.
Toch kunnen we er voor het ‘geestzelf’ niet om heen, het Ik te bespreken, dat is hier: er íets over te zeggen.

Alles wat we tot nog toe over de mens konden zeggen, is uiteindelijk jullie leven, mijn leven. Het is ons fysiek lichaam, ons etherlijf, ons astraallijf, kortom: ons hele wezen: dat zijn wij: dat ben Ik.
Ik leef, Ik voel, Ik denk.
Maar met de sleutel van slapen, dromen, wakker zien we meteen dat we niet overal even ‘aanwezig’ zijn.
In het fysieke zijn wij helemaal niet zo duidelijk aanwezig. Vanuit dit standpunt kan ‘wij zijn ons brein’ al helemaal niet!
In het astrale zijn wij er het ene ogenblik meer dan het andere; gevoelens kunnen ons overspoelen, met ons op de loop gaan; een opkomende irritatie, een bitse opmerking, kunnen we onderdrukken

Pas wanneer we ‘bewust,’ zeggen we dan, denken, er ‘wakker’ bij zijn, ontstaat de mogelijkheid voor ons (Ik) om – nog steeds als, of met, onze bewustzijnsziel – toegang te vinden tot de wereld van waarheid en idee.
Hoe meer de verstands-gemoedsziel los komt van sympathie en antipathie, hoe meer ze bewustzijnsziel wordt en als bewustzijnsziel kan het Ik de ‘geestelijke wereld’ – hier dus waarheid, goedheid, idee – in zich opnemen en daardoor ‘vergeestelijkt’ de bewustzijnsziel zich, en wordt dus ‘veel meer geest’. Maar omdat wij als mens, als Ik hier een actieve rol spelen, dit zoeken en ernaar streven (het te vinden), ‘vult’ ons Ik zich met dit stukje van de geestelijke wereld.

Steiner zegt dat zo:
Das Geistselbst ist eine Offenbarung der geistigen Welt innerhalb des Ich.

Het geestzelf is een openbaring van de geestelijke wereld in ons Ik.
GA 9/51
Vertaald

Het verschil tussen bewustzijnsziel en geestzelf, verwoordt Steiner zo:

Der Unterschied zwischen dem Geistselbst und der Bewuβtseinsseele: Die Bewuβtseinsseele berührt die von jeder Antipathie und Sympathie unabhängige, durch sich selbst bestehende Wahrheit; das Geistselbst trägt in sich dieselbe Wahrheit, aber aufgenommen und umschlossen, durch das “Ich”, durch das letztere individualisiert und in die selbständige Wesenheit des Menschen übernommen.

Het verschil tussen geestzelf en bewustzijnsziel kan als volgt worden verduidelijkt: de bewustzijsziel raakt de van iedere sympathie of antipathie onafhankelijke, door zichzelf bestaande waarheid; het geestzelf draagt diezelfde waarheid in zich, evenwel opgenomen door het ‘Ik ‘en door dat “Ik’ geïndividualiseerd en overgebracht in het zelfstandige mensenwezen.
GA 9/52
Vertaald

En over het Ik zegt Steiner in dit verband:

Das Ich lebt in der Seele. Wenn auch die höchste Äußerung des «Ich» der Bewußtseinsseele angehört, so muß man doch sagen, daß dieses «Ich» von da ausstrahlend die ganze Seele erfüllt und durch die Seele seine Wirkung auf den Leib äußert. Und in dem Ich ist der Geist lebendig. Es strahlt der Geist in das Ich und lebt in ihm als in seiner «Hülle», wie das Ich in Leib und Seele als seinen «Hüllen» lebt. Der Geist bildet das Ich von innen nach außen, die mineralische Welt von außen nach innen. Der ein «Ich» bildende und als «Ich» lebende Geist sei «Geistselbst» genannt, weil er als «Ich» oder «Selbst» des Menschen erscheint.

Het „Ik” leeft in de ziel. Ook al behoort de hoogste uiting van het „Ik” tot het gebied van de bewustzijnsziel, dan moet men niettemin zeggen dat dit „Ik”, van dat gebied uitstralend, de totale ziel vervult en door middel van de ziel van zijn werking op het lichaam doet blijken. En de geest leeft in het „Ik”. De geest straalt daar en leeft in het „Ik” als in een omhulsel, gelijk het „Ik” in lichaam en ziel als in omhulsels leeft. De geest vormt het „Ik” van binnen naar buiten toe, de minerale wereld doet dat van buiten naar binnen. De geest die een „Ik” vormt, en die als „Ik” leeft, wordt „geestzelf” genoemd, omdat hij zich als „Ik” of „zelf” van de mens voordoet.
GA 9/52
Vertaald

Op een bepaald ogenblik zullen we weer drie begrippen tegenkomen: imaginatie, inspiratie en intuïtie. Steiner geeft er niet dezelfde betekenis aan als wat we er gangbaar in een woordenboek over vinden.

Intuïtie:
Das Geistselbst ist eine Offenbarung der geistigen Welt innerhalb des Ich, wie von der andern Seite her die Sinnesempfindung eine Offenbarung der physischen Welt innerhalb des Ich ist. In dem, was rot, grün, hell, dunkel, hart, weich, warm, kalt ist, erkennt man die Offenbarungen der körperlichen Welt; in dein, was wahr und gut ist, die Offenbarungen der geistigen Welt. In dem gleichen Sinne, wie die Offenbarung des Körperlichen Empfindung heißt, sei die Offenbarung des Geistigen Intuition genannt. Der einfachste Gedanke enthält schon Intuition, denn man kann ihn nicht mit Händen tasten, nicht mit Augen sehen: man muß seine Offenbarung aus dem Geiste durch das Ich empfangen. – Wenn ein unentwickelter und ein entwickelter Mensch eine Pflanze ansehen, so lebt in dem Ich des einen etwas ganz anderes als in dem des zweiten. Und doch sind die Empfindungen beider durch denselben Gegenstand hervorgerufen. Die Verschiedenheit liegt darin, daß der eine sich weit vollkommenere Gedanken über den Gegenstand machen kann als der andere. Offenbarten die Gegenstande sich allein durch die Empfindung, dann könnte es keinen Fortschritt in der geistigen Entwickelung geben. Die Natur empfindet auch der Wilde; die Naturgesetze offenbaren sich erst den von der Intuition befruchteten Gedanken des höher entwickelten Menschen. Die Reize der Außenwelt empfindet auch das Kind als Antrieb des Willens, die Gebote des sittlich Guten gehen ihm aber nur im Laufe der Entwickelung auf, indem es im Geiste leben und dessen Offenbarung verstehen lernt.
Wie ohne das Auge keine Farbenempfindungen da wären, so ohne das höhere Denken des Geistselbst keine Intuitionen. Und sowenig die Empfindung die Pflanze schafft, an der die Farbe erscheint, sowenig schafft die Intuition

Het geestzelf is een openbaring van de geestelijke wereld in het „Ik”, zoals van de andere kant de stoffelijke wereld zich door gewaarwordingen van de zintuigen in het „Ik” manifesteert. In datgene wat rood, groen, licht, donker, hard, zacht, warm of koud is, kan men de openbaringen van de wereld van het lichamelijke ervaren; in het ware en goede openbaart zich de geestelijke wereld. Op dezelfde wijze als de openbaring van het lichamelijke gewaarwording heet, wordt de openbaring van het geestelijke intuïtie “genoemd. De eenvoudigste gedachte bevat reeds intuïtie, want men kan haar niet met de handen grijpen, niet met de ogen zien; men moet dat wat deze gedachte openbaart uit de geest en door het „Ik” ontvangen.
Wanneer een onontwikkeld en een ontwikkeld mens een plant bekijken, leeft in het „Ik” van de een iets geheel anders dan bij de ander. En toch zijn de gewaarwordingen bij beiden door een en hetzelfde voorwerp ontstaan. Het verschil ligt daarin, dat de een veel meer volmaakte gedachten over die plant kan vormen dan de ander. Zouden de voorwerpen zich slechts doen kennen aan de hand van de gewaarwordingen, dan was er geen vooruitgang in de geestelijke ontwikkeling mogelijk. Ook een primitief mens ervaart de natuur; de wetten van de natuur evenwel openbaren zich aan de door intuïtie bevruchte gedachten van de hoger ontwikkelde mens. De prikkels van de uiterlijke wereld worden ook door het kind ervaren als aansporing voor de wil. De geboden van het zedelijk goede leert het pas begrijpen in de loop van zijn ontwikkeling, als het aanleert om in de geest te leven en de openbaring van de geest te begrijpen.
Evenals er zonder oog geen kleuren zouden kunnen worden waargenomen, zouden er zonder het hogere denken van het geestzelf geen intuïties zijn. En evenmin als de gewaarwording de plant, die haar kleur tentoonspreidt, doet ontstaan, doet de intuïtie het

das Geistige, von welchem sie vielmehr nur Kunde gibt.
Durch die Intuitionen holt sich das Ich des Menschen, das in der Seele auflebt, die Botschaften von oben, von der Geisteswelt, wie es sich durch die Empfindungen die Botschaften aus der physischen Welt holt. Und dadurch macht die Geisteswelt ebenso zum Eigenleben seiner Seele wie vermittels der Sinne die physische Welt. Die Seele, der das in ihr aufleuchtende Ich, öffnet nach Zwei Seiten in seine Tore: nach der Seite des Körperlichen und nach derjenigen des Geistigen.

geestelijke waarvan zij integendeel slechts het bestaan kenbaar maakt, ontstaan.
Door middel van de intuïties verschaft het in de mensenziel levende „Ik” zich de mededelingen van boven, van de geesteswereld, net zoals het zich door de gewaarwordingen kennis verwerft van de fysieke wereld. En daardoor betrekt het „Ik” de wereld van de geest evenzeer bij zijn zieleleven, als de fysieke wereld door middel van zijn zintuigen. De ziel, of het in de ziel oplichtende „Ik”, opent zijn poorten naar twee zijden: naar de stoffelijke en naar de geestelijke kant.
GA 9/52
Vertaald

Een vervolg over het geestzelf in [1-7-2/8]

.

*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven
.

Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskunde: alle artikelen

Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

1404-1315

.

.