.
ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE – GA 293
.
GA= Gesamt Ausgabe, (volledige uitgave): de genummerde reeks boeken en voordrachten van Steiner.
De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293 [1], ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen (GA 294) [2] en (GA 295) [3]
Aan de hand van een aantal persoonlijke gedachten en ervaringen, wil ik een context geven voor leerkrachten die op de vrijeschool (gaan) werken bij alle voordrachten.
De tekst in groen is van Steiner; in zwart is de vertaling. In blauw is mijn tekst.
Blz. 30/31 vert.
Met de 2e voordracht begint Steiner de mens te beschouwen vanuit de optiek van de ziel, de psyche. Daarvoor gebruikt hij ook de voordrachten drie, vier en vijf.
In de eerste voordracht heeft hij erop gewezen dat ‘de nieuwe tijd‘, die bij Steiner vanaf ca. de 15e eeuw begint, een andere opdracht heeft dan de tijden die daarvoor liggen.
Bij ‘die andere opdracht’ hoort vooral ook de mens te zien als een drieledig wezen dat enerzijds verbonden is met de zichtbare wereld waarin hij leeft, anderzijds verbonden met een onzichtbare wereld – de geestelijke. De mens als burger van twee werelden die zich als bezield wezen tussen beide bevindt gedurende zijn aardse leven.
De mens als bezield wezen is het vertrekpunt in de tweede voordracht.
In de eerste voordracht zijn al een aantal omschrijvingen gegeven van wat we tot de ziel moeten rekenen – zie alle artikelen behorend bij [1-7]
Vóór Steiner met zijn psychologische uiteenzettingen begint, merkt hij op dat het al lang de gewoonte is om pedagogie een psychologische basis te geven. In zijn tijd was vooral Herbart een toonaangevende geleerde op dit gebied.
Maar voor Steiner is hij toch een exponent van ‘de oude tijd’, die begrippen hanteert die in zijn ogen ‘min of meer inhoudsloos, holle frasen zijn geworden’.
Daar Herbart dus de toonaangevende pedagogie vertegenwoordigt, is het niet verwonderlijk dat Steiner veel aandacht aan hem besteedt. Wat hij uit Herbarts theorieën belicht, gebruikt hij uiteraard om zijn eigen gezichtspunten te verduidelijken.
Dat gebeurt bv. in ‘Die Rätsel der Philosophie’ GA 18, op blz. 176, 256 e.v., 282 en 341 [niet vertaald]; in GA 73 [niet vertaald], GA 76 [niet vertaald], GA 212 [niet vertaald] en in de pedagogische voordrachten GA 297 (op deze blog) en GA 301 (op deze blog)
Zijn conclusie:
Wer heute irgendeine Psychologie oder auch nur irgend etwas in die Hand nimmt, das mit Psychologiebegriffen zu tun hat, der wird finden, daß ein wirklicher Inhalt heute in solchen Schriftwerken nicht mehr drinnen ist. Man hat das Gefühl, daß die Psychologen nur mit Begriffen spielen.
Welk psychologieboek men tegenwoordig ook ter hand neemt, of welk boek ook dat met psychologische begrippen te maken heeft, men zal vinden dat er van een werkelijke inhoud bij zulke boeken geen sprake meer is. Men heeft het gevoel dat de psychologen slechts met begrippen spelen.
GA 293/30
Vertaald/30
Er zijn na Steiner verschillende ‘nieuwe’ psychologische richtingen bij gekomen. Jean Piaget bv. met zijn ‘ontwikkelingspsychologie’. Tegelijkertijd echter, is uit de psychologie ‘de ziel’ steeds meer verdwenen. O.i.v. het hersenonderzoek in onze tijd is er ook een stroming ontstaan die ‘de psyche’ (waarover nauwelijks nog wordt gesproken) reduceert tot ‘breinactiviteit’. ‘Wij zijn ons brein’.
Wij zijn, de ziel is: materie.
I.p.v. ‘de richting omhoog’ is de psychologie de tegenovergestelde kant opgegaan. Dat maakt Steiners visie enerzijds (nog) moeilijker te begrijpen, anderzijds werpt deze wél een bijzonder licht op wat de wetenschap door het hersenonderzoek nu bv. zegt van de wil -‘de vrije wil bestaat niet’.
Zoals Steiner zijn ideeën o.a. duidelijker maakt door ze naast die van Herbart te zetten, zou het een werkwijze kunnen zijn dat nu eveneens te doen met de opvattingen die nu door verschillende disciplines worden vertegenwoordigd.
Dat ligt echter buiten mijn competentie en zou ook te veel afleiden van wat Steiner ons wil zeggen voor de vrijeschoolpedagogie. Waar ik het wel kan, zal ik het ter sprake brengen.
Steiner noemt twee begrippen: de voorstelling en de wil, die hij in deze voordracht gaat behandelen. Hij constateert wel dat er in de gangbare psychologieën ‘definitie na definitie’ gegeven wordt over voorstelling en wil, maar dat deze niet raken aan de essentie.
Dat heeft een reden volgens hem:
Man hat eben vollständig versäumt – natürlich aus einer äußeren geschichtlichen Notwendigkeit heraus , den einzelnen Menschen anzuschließen auch seelisch an das ganze Weltenall. Man war nicht imstande zu begreifen, wie das Seelische des Menschen in Zusammenhang steht mit dem ganzen Weltenall. Erst dann, wenn man den Zusammenhang des einzelnen Menschen mit dem ganzen Weltenall ins Auge fassen kann, ergibt sich ja eine Idee von der Wesenheit Mensch als solcher.
Men heeft nu eenmaal volledig verzuimd — natuurlijk was dat een concrete historische noodzakelijkheid – om de individuele mens ook wat zijn ziel betreft te verbinden met de gehele kosmos. Men was niet in staat te begrijpen hoe de samenhang is tussen de ziel van de mens en de gehele kosmos.
Pas wanneer men de samenhang van de individuele mens met de gehele kosmos kan inzien, kan men zich een idee vormen van het wezen van de mens als zodanig.
GA 293/31-32
Vertaald/31
Deze samenhang inzien is een studie op zich.
Als we ‘de kosmische krachten’ eerst nog wat reduceren tot ‘scheppende krachten’ beginnen velen in de wereld – door wat er door ons handelen misgaat – in te zien, dat wij niet losstaan van de wereld.
Dat wij niet zonder negatieve gevolgen kunnen handelen tegen deze scheppende krachten.
En wanneer we dit gezichtspunt binnen de opvoeding plaatsen:
( ) die Erziehung: was sie leisten soll: mit den Entwicklungskräften des Menschen zu wirken und nicht gegen sie zu wirken.
( ) Opvoeding: wat zij tot stand moet brengen is mét de ontwikkelingskrachten van de mens te werken en niet die tegen te werken.
GA 297/172
Op deze blog vertaald/172
Of:
Es handelt sich darum, wie man das macht, daß man den Unterrichtsstoff, daß man das Erziehungsleben so gestaltet, daß sie nicht gegen die Willensinitiative, sondern im Sinne der Willensinitiative wirken. Das ist es, worauf es ankommt.
Het gaat erom hoe je de lesstof, de opvoeding zo vormgeeft, dat deze de wilsimpulsen niet tegenwerken, maar overeenstemmen met deze wilsimpulsen.
GA 301/104
Op deze blog vertaald/104
De wil komt uitgebreid in de 2e voordracht aan de orde.
.
*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner
[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[3] GA 295
Praktijk van het lesgeven
.
Algemene menskunde: voordracht 2 – alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
.
1547-1451
.
.
.
.