.
Hoewel dit artikel al weer zo’n 50 jaar geleden verscheen, is het m.i. niet achterhaald. De eetperikelen zoals beschreven, doen zich nog steeds voor.
De gezichtspunten die worden gegeven, kunnen nog altijd een hulp zijn, wanneer dergelijke problemen zich in een gezin voordoen
.
Dr.A.Fauth, kinderarts in Weledaberichten nr. 77, april 1968
.
MIJN KIND EET NIET
.
„Mijn Elsje eet niet, schrijft U alstublieft iets voor wat daarvoor helpt.”
Met deze woorden komt Mevr. B. met haar vierjarig dochtertje in de spreekkamer.
Esje is een slank, helemaal niet mager kind, met wakkere, levendige ogen. Ik hoor nog van de moeder dat ze enig kind is, dat met grote liefde en zorg door de ouders en de grootouders wordt opgevoed. Als baby had ze de voorgeschreven hoeveelheden aan flesjes, pap en groente met goede eetlust gegeten maar ze was nooit echt hongerig. Toen ze met twee jaar kon lopen en een erg levendig kind werd, meende Mevr. B. dat het kind meer eten moest hebben. Toen de kleine eerder minder dan meer wilde eten, werd langzaamaan een zachte dwang uitgeoefend.
Intussen is elke maaltijd een klein familiedrama geworden. Elsje stribbelt tegen als het gevulde bordje op tafel komt. „Ik heb geen honger!” Tussen de maaltijden krijgt ze, omdat ze altijd zo’n dorst heeft, rijkelijk melk te drinken en ze bedelt bij grootmoeder voortdurend om bonbons, zuurtjes, enz.
Dit voorbeeld van gebrek aan eetlust wordt daarom gekozen, omdat het zoveel voorkomt en niet alleen bijna dagelijks in de praktijk van de kinderarts opduikt, maar ook omdat het wel haast alle fouten laat zien, die bij kinderen met een dergelijke aanleg tot gebrek aan eetlust aanleiding kunnen geven.
Om te beginnen zal de arts het kind grondig onderzoeken. In dit geval echter hebben onze onderzoekingen uitgewezen: Elsje is organisch gezond. Nu staan we voor het moeilijke probleem, de moeder duidelijk te maken dat ter verbetering van dit gebrek aan eetlust niet een „goed” geneesmiddel nodig is, (ofschoon een preparaat dat bitterstoffen bevat, zoals bv. gentiaan en alsem de behandeling in het begin gunstig kan beïnvloeden), maar een volledig andere houding van de ouders. En wie laat zich dit graag zeggen?
Om te beginnen zou een enig kind dagelijks voor een paar uur in een groepje kinderen, bv. een kleuterklas, moeten worden opgenomen. Voorts zou het principieel tussen de maaltijden niets te eten moeten krijgen. Zoetigheden kan men in kleine hoeveelheden na de maaltijd geven; en in geen geval zou een kind melk moeten krijgen om zijn dorst te lessen. In ’t algemeen zou het gebruik van melk bij kinderen zonder eetlust sterk beperkt moeten worden, hoogstens ¼ L. per dag. Het beste kan men een tijd lang verse melk vermijden en in plaats daarvan kwark of iets dergelijks geven.
Van groot belang is voor de ouders het inzicht, dat hun kleuter een geringere en geen grotere behoefte aan voeding heeft, vergeleken met de zuigelingentijd. Terwijl een zuigeling in de eerste vijf maanden zijn geboortegewicht verdubbelt en tot aan het eind van het eerste jaar verdrievoudigt, neemt de kleuter in het 2e jaar in totaal slechts 2 kg. in gewicht toe. Tot aan de leerplichtige leeftijd moet hij dan het gewicht van een eenjarige weer verdubbeld hebben. De gevaren voor overvoeding en vetzucht zijn tegenwoordig veel groter dan die van de ondervoeding. Dikke kinderen zijn veel vatbaarder voor infectieziekten en hebben bij ziekten veel minder weerstand dan de slanke, taaie kinderen.
Van zeer groot belang is, te vermijden dat elke maaltijd een soort strijdtoneel voor de uitoefening van macht wordt. Een kind dat met afschuw aan de scènes van de komende maaltijd denkt, zal bij het zien van het eten het laatste restje aan eetlust verliezen. Onze spijsverteringsklieren reageren nl. zeer nauwkeurig op prikkels van de ziel. Een vrolijke atmosfeer aan tafel, eten dat er prettig uitziet, kleurige bordjes enz. voor het kind, kleine porties, die het kind soms graag zelf neemt en geen notitie nemen van de hoeveelheid die gegeten wordt, dat zijn de beste voorwaarden voor een herstel van de eetlust. Een kind mag eten, het moet niet. Wat aan het eind van de maaltijd nog op het bord overblijft, dat wordt — zonder een woord — weggenomen. Er is een spreekwoord in de kring van kinderartsen: een kind verhongert niet, zolang er nog iets in de voorraadkast is.
Nu zijn er kinderen, die helemaal niet dol zijn op zoete kost, maar veel meer op een smakelijke stamppot. Het is eenvoudig onverstandig, zulke kinderen dagelijks een zoete pap op te dringen, omdat het toch zo gezond is. Men kan zich zeker enigszins naar de smaak van de kinderen richten, bij de keuze van de spijzen. En men hoeft niet bang te zijn voor wat kruiden, waarbij echter wel gewone keukenkruiden de voorkeur verdienen boven kerrie en peper.
Er zijn echter ook kinderen, die alleen onder bepaalde omstandigheden geen eetlust hebben. In de vakantie, wanneer ze de hele dag zonder dwang in de buitenlucht kunnen spelen, zijn het meestal geweldige eters. Maar al na korte tijd, wanneer ze in de stoffige grote stadslucht, in kleine woningen, zonder voldoende mogelijkheid om buiten te zijn en uiteindelijk op school zelfs te sterk belast worden, komt het probleem van gebrek aan eetlust weer opduiken. Maar wanneer men deze samenhang ziet, gaat het erom naar mogelijkheden te zoeken om hieraan het hoofd te bieden. Schoolkinderen, waarvan wat veel gevergd wordt, zouden voor het eten een half uurtje moeten gaan liggen. Dat er ’s morgens voor het naar school gaan voldoende tijd voor een verzorgd ontbijt moet zijn, is al lang bekend. Maar niet alleen brood geven dat het schoolkind bijna niet naar binnen krijgt. Waarom niet eens wat muesli?
Elk kind reageert op zijn manier. Maar de moeder zou niet altijd naar lichamelijke storingen moeten zoeken — daarover kan tenslotte alleen een zorgvuldig onderzoek van de arts uitsluitsel geven — maar ook aan de vele psychische oorzaken, inclusief de eigen fouten in de opvoeding. Ook jaloezie op een nog niet geboren of jonger broertje of zusje, kleine schokkende ervaringen, moeilijkheden in het huwelijk van de ouders, overmatige eisen van eerzuchtige ouders of ongunstige toestanden op school kunnen — naast nog andere verschijnselen — aanleiding geven tot gebrek aan eetlust. Dat is dus nooit een ziekte, maar altijd alleen een begeleidend symptoom.
.
Opvoedingsvragen: alle artikelen
Ontwikkelingsfasen: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
2549
.