.
.
DE TWAALF ZINTUIGEN
3. WOORDZIN
Over de woordzin zegt Steiner in deze 8e voordracht bijna niets.
Deze wordt wel ‘opgesomd’, maar er wordt geen inhoudsbeschrijving gegeven.
Wel zegt hij op blz. 129 vert.:
De gedachtezin is iets anders dan wat in de klank-zin, wat in de klankentaal werkt. Met dit laatste komen we bij de eigenlijke taalzin.
Hij noemt de woordzin wél als ‘kenniszintuig’:
WOORDZIN ALS BEWUSTZIJNSZIN
Bij de Ik-zin gaat Steiner uitvoerig in op de kwaliteit van de de ‘bovenste’ zintuigen als ‘kenniszintuigen’ t.o. de gevoels- maar vooral de wilszintuigen.
Op blz. 137 vert. 133 voegt hij nog toe:
Ich habe noch hinzuzufügen, daß Ich-Sinn, Gedankensinn, Hörsinn und Sprachsinn mehr Erkenntnisse sind, weil der Wille darin eben der schlafende Wille ist, der wirklich schlafende Wille, der in seinen Äußerungen vibriert mit einer Erkenntnistätigkeit. So lebt schon in der Ich-Zone des Menschen Wille, Gefühl und Erkenntnis, und sie leben mit Hilfe von Wachen und Schlafen.
Ik moet hier nog aan toevoegen dat de ik-zin, de gedachtezin, de gehoorzin en de taalzin meer kenniszintuigen zijn, omdat de wil daarin slaapt, werkelijk slaapt en in zijn uitingen meetrilt met een ken-activiteit. Zo leven zelfs in de zone van het ik van de mens willen, voelen en kennen, en wel met behulp van waken en slapen.
Zintuigen: alle artikelen
Algemene menskunde: zintuigen [8-4]
Algemene menskunde: voordracht 8 – alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
2206-2073
.
.
.
.
.