.
HIJ SCHREEF EN BELEEFDE OORLOG EN VREDE
In de romans van Leo Tolstoi is het leven rijker dan waar ook in de letterkunde. Daar vindt men oorlog en vrede, liefde en avontuur, geboorte en dood — een caleidoscoop van gedenkwaardige taferelen.
Een verdwenen Rusland, met zijn schitterend keizerlijk hof, zijn bals en duels en kranige officieren, zijn grondbezitters, virtuoos rijdende kozakken en domme horigen, zijn uitgestrekte, besneeuwde slagvelden en zijn nachten van roekeloos hazardspel en braspartijen met de zigeuners. De talloze personages staan ons nader dan de mensen die op dit ogenblik door de straten van Moskou en Leningrad lopen. Want dit was het leven zoals Tolstoi het zelf heeft geleefd en weergegeven met een begrip, waarvoor zijn grote christelijke liefde de enige verklaring is.
Er was geen spoor van genialiteit in Tolstoi’s vroegste jaren. Hij werd in 1828 geboren op Jásnaja Poljána, de uitgestrekte bezitting van zijn vader, graaf Tolstoi, ongeveer tweehonderd kilometer ten zuiden van Moskou. Zijn moeder, prinses Maria Wolkonski, bracht voor haar echtgenoot een fortuin ten huwelijk mee en gaf haar kinderen het trotse bloed van Ruslands hoogste aristocratie. Volgens zijn eigen dagboeken leidde de jongeman het leven van een nietsnut, vrouwenjager en speler. Niemand had toen kunnen vermoeden dat dit maar één fase was — de vreemde, onvermoeibaar zoekende schrijver zou er in zijn lange leven heel wat doorlopen voordat hij ten slotte een “heilige” werd, niet alleen voor christenen maar ook voor aanhangers van andere godsdiensten, en, niet te vergeten, voor tallozen in Europa, Azië en Amerika die hun geloof nog niet hadden gevonden.
Zijn oorlog met zichzelf nam geen eind, en tot het laatst toe bleef vrede een hersenschim. Met een diplomatieke loopbaan voor ogen bezocht hij de universiteit van Kazan om er oosterse talen te studeren. Maar de man die even vloeiend Frans sprak en schreef als Russisch, die binnen drie maanden het Oudgrieks beheerste en met gemak Duits, Italiaans en Engels leerde, werd afgestoten door de trage, vormelijke methodes van het academisch onderwijs. Daarom stapte hij over naar de studie in de rechten. Ook dat werd een mislukking, want hij vond het recht geestdodend en zonder verband met de zedelijke gerechtigheid. Toen zijn speelschulden hem dwongen Moskou te verlaten, sloot de jonge Tolstoi zich aan bij een regiment aan de Kaukasische grens, dat de voortdurende aanvallen van de Tartaren afsloeg. De ongerepte natuur van dat oord, de besneeuwde bergtoppen en de droge, hoge lucht wekten een verrukking in hem die haast tastbaar aanwezig is in zijn prachtig verhaal De kozakken en in Hadzji Moerat. Het laatste werd pas vijftig jaar later geschreven, en niets bewijst zozeer dat Tolstoi iedere indruk niet alleen in zich opnam, maar ook zolang hij leefde in de oorspronkelijke luister kon bewaren.
Toen in 1853 de Krimoorlog uitbrak, liet de jonge officier zich naar het front overplaatsen. Zijn verhalenbundel Sebastopol geeft een onthullende kijk op de tragische heldenmoed van de Russische troepen, maar ook op de harteloze domheid van de legerleiding.
Als een schrijver van naam kwam hij na vier en een half jaar soldatenleven in zijn wereld van oppervlakkig vermaak terug. Hij was toen zevenentwintig. Maar niets was verspild aan die aartsverspiller; al wat hij had geleerd en beleefd als soldaat vindt men terug in Oorlog en vrede. Hoe schitterend het gezelschap ook was waarin hij zich bewoog, toch was Tolstoi nog vrijgezel, al voelde menige vrouw de aantrekkingskracht van zijn valkenblik en zijn zinnelijke mond. Hij maakte reizen door Frankrijk, Zwitserland en Duitsland, maar ware schoonheid was voor hem alleen in zijn geboorteland te vinden, waar de eindeloze steppen hem meer in verrukking brachten dan de Alpen.
Het allermeest hield hij van Jásnaja Poljána, waar hij nu heer en meester was. Maar de jonge graaf Tolstoi was een nieuw soort grondbezitter: hij voelde zich nederig tegenover de vrome, ongeletterde boeren. Hij richtte een school op voor hun kinderen die niet konden lezen en begon zijn lijfeigenen te bevrijden van menslievendheid die zij met wantrouwen gadesloegen. Zijn idealisme, zijn eerzucht, zijn eenzaamheid en zijn wisselende stemmingen brachten zijn innerlijk in een toestand van gisting.
Steeds vaker kwam hij op bezoek bij de familie Behr, het gezin van een hofarts, met drie aantrekkelijke dochters. Dit levendig en gastvrij huishouden werd door Leo Tolstoi als zijn tweede tehuis beschouwd. Het werd vereeuwigd als de familie Rostow in Oorlog en vrede.
Toen Leo op een dag een brief met een aanzoek overhandigde aan Sonja, de middelste en mooiste van de dochters, zei zij onmiddellijk ja. Hij was vierendertig en had een verleden; zijn verloofde was een onschuldig meisje van achttien. Leo, die als altijd verscheurd werd door twijfel aan zichzelf, vond dat hij niet het recht had met haar te trouwen als hij niet eerst zijn zonden biechtte; daarom gaf hij haar de dagboeken waar alle
bijzonderheden in stonden. Het meisje was zo dapper haar belofte te hernieuwen en het paar werd in de echt verbonden — het begin van
een leven van hartstocht en pijn dat achtenveertig jaar zou duren.
Zij was een praktische vrouw, hij was een weidse dromer. Zij
hield van de vermaken van het stadsleven en had eerst een hekel
aan het landelijk verblijf waar hij zich het gelukkigst voelde. Maar
daar staat tegenover dat zij hem dertien kinderen schonk, de
behartiging van zijn zakelijke belangen op zich nam en uit vrije
wil het reusachtige, steeds weer herziene manuscript van Oorlog en vrede tot zeven maal toe eigenhandig overschreef.
Oorlog en vrede is het heldendicht van Napoleons oorlog tegen Rusland in 1812; er wordt in beschreven hoe die oorlog als een vloedgolf over de meer dan vijfhonderd verschillende personages van het verhaal heen slaat. De meer dan levensgrote slagveldtaferelen met hun cavalerie-charges, slachtpartijen en staaltjes van heldenmoed, de brand van Moskou, de terugtocht van het Franse leger door de meedogenloze sneeuwstormen, alles wordt beschreven met een ongeëvenaarde breedheid van blik. En de persoonlijke verhalen die door het nationale drama heen zijn gevlochten, wekken ons diepste medeleven, want Tolstoi kon in het hart van een ander lezen als in een open boek. Doelend op Natasja, de bekoorlijke vrouwelijke hoofdpersoon, zei Tolstoi’s jonge schoonzuster Tanja eens vol verbazing: “Ik kan me voorstellen dat je grondbezitters, vaders, generaals en soldaten kunt beschrijven, maar dat je in de huid van een verliefd meisje kunt kruipen – dat kan ik maar niet begrijpen.”
Deze reuzenroman, waar hij zeven jaar voor nodig had, was onmiddellijk een succes. Nu nog wordt hij in heel de beschaafde wereld gelezen en geprezen. Maar zolang zijn schrijversloopbaan duurde heeft Leo Tolstoi het gevoel gehad dat het eigenlijk een soort van zonde was, blij te zijn met loftuitingen. Waar hij aan toegaf, dat waren de eenvoudige genoegens van het buitenleven op Jásnaja Poljána: spelletjes met de kinderen, paardrijden en jagen, met het hele gezin om de samowar heen zitten in de winteravondschemering, het ontluiken van de berkenblaadjes in het voorjaar en het binnenhalen van de gouden oogst. Hier had hij zijn wortels en de volgende bloesem die daaruit ontsproot was een nieuwe grote roman, Anna Karenina, die de fascinerende tegenstelling beschrijft tussen een goed huwelijk op het land en een overspelige verhouding in hogere kringen.
Maar sterker nog dan zijn schrijverstalent was Tolstoi’s morele kracht. Elke fout in zijn gedrag bezorgde hem de ergste gewetenswroeging, en nog heviger leed hij onder de ellende van zijn medemensen. In de tsarentijd was Rusland net als nu het meest despotisch geregeerde land van Europa, maar de inmiddels beroemd geworden schrijver nam keer op keer risico’s om voor de vrijheid van anderen te strijden. Zo wierp hij zich op als kampioen voor de vrijheid van spreken, overtuigd dat politieke “misdrijven” – kritiek op de regering of de staat —juist tekenen van een gezond volksleven waren. Het hielp niet dat zijn stukken, verhalen en brochures waarin deze denkbeelden tot uiting kwamen, door de censuur verboden werden. Ze werden in andere talen overal in Europa gedrukt en duizenden Russen schreven de vertalingen over en lieten ze in het geheim circuleren.
In zijn hartstochtelijk speuren naar religieuze waarheid had Tolstoi een tijdlang zijn heil gezocht bij de Russische orthodoxe kerk. Maar hij kwam tot de ontdekking dat vlammende kaarsen, oude iconen, glinsterende mozaïeken en wierookgeuren een mens nog niet tot christen maken. Hij durfde hardop zeggen dat achter de waardigheid en het ceremonieel van vele priesters een ontstellende domheid schuilging. “Het Koninkrijk Gods is binnen in u,” riep hij uit. Daarna kreeg hij de kerk tegen zich. Op den duur kwam het zover dat Tolstoi zijn geloof alleen nog op de woorden van Christus grondvestte. “Gij zult den boze niet wederstaan,” staat er in de Bergrede. Volgens Tolstoi betekende dit dat iedere vorm van geweld, elke soort van gewapende macht in strijd is met de leer van Jezus. Nu was het leger woedend op de eens zo kranige soldaat. Er was maar één ding dat Tolstoi beschermde tegen de gezamenlijke toorn van tsaar, kerk en leger, en dat was de ontzaglijke invloed van zijn boeken over de hele wereld. De heersende machten hadden de moed niet, de bekendste Rus van zijn tijd tot martelaar te maken.
Uit vele landen stroomden bezoekers toe om de ziener met zijn witte haar en diepliggende ogen in levenden lijve te ontmoeten. Talrijk waren de mensen met wie hij briefwisseling onderhield. Onder hen was een jongeman uit India: Gandhi heette hij. Door Tolstoi kwam India’s toekomstige geestelijke leider veel te weten over de macht van het lijdelijk verzet zoals Christus dit predikt.
En net als de Mahatma ondernam Tolstoi het waagstuk, met zijn hervormingsplannen een begin te maken binnen het kader van het dorpsleven. In zijn school voor boerenkinderen ging hij verder dan de meest vooruitstrevende opvoedingstheorieën. Tolstoi gooide de gebruikelijke Russische en Europese leerboeken op de rommelzolder, omdat hij ze vervelend en verouderd vond; hij gaf de voorkeur aan de boeken die hij uit Amerika kreeg. Dit alles stuitte de inspecteurs van het openbaar onderwijs zo tegen de borst, dat zij de school sloten.
Iemand die de christelijke ethiek zo naar de letter opvolgt als Tolstoi dat deed, moet wel geringschatting koesteren voor comfort, tactiek, gezondheid en bezit — en dat is moeilijk voor de mensen die met hem leven en van hem houden. Hoe meer hij vergeestelijkte, des te praktischer moest Sonja zijn. Zij moest ervoor zorgen dat haar zoons een goede opleiding kregen, zij moest haar dochters introduceren in de uitgaande wereld van Moskou, zij moest zijn zaken behartigen. Ondertussen zwierf hij over de wijde vlakten van zijn dierbaar Jásnaja Poljána, zelf net een boer in zijn oude kiel en met zijn profetenbaard, ingesponnen in een eigen wereld van de geest en de natuur. Op zijn moeizame speurtocht naar eenvoud kwam de oude man tot de overtuiging dat het bezit van geld en goed niet strookte met wat zijn geloof was; hij verdeelde zijn landerijen onder zijn kinderen en besteedde een grote portie van zijn winstgevende auteursrechten aan zaken van openbaar belang. Om zijn brood te verdienen boog hij zijn hoofd met het sneeuwwitte haar over een schoenlapperswerkbank en ging schoenen maken. Sonja huilde en maakte hem verwijten. De toestand tussen deze twee mensen werd onhoudbaar. Om maar niet meer bij zijn vrouw te hoeven zijn ging Tolstoi eindelijk het huis uit, in gezelschap van zijn dokter. Niemand wist er verder iets van. Het was hartje winter. Algauw sloot zijn dochter Alexandra zich bij hen aan. De reis met de trage, onverwarmde trein was nog niet ver gevorderd toen Tolstoi plotseling longontsteking kreeg. In Astapowo werd hij uit de trein naar het huis van de stationschef gebracht. Sonja kwam toegesneld, maar om de zieke opwinding te besparen, werd ze uit zijn kamer geweerd. Pas toen hij het bewustzijn al verloren had, werd ze toegelaten om woorden van liefde te fluisteren in zijn oren die niets meer hoorden, om zijn handen te kussen die niets meer voelden. Nu was het te laat voor die twee tegengestelde naturen, die elkaar toch zo hartstochtelijk hadden liefgehad; laat om tot het begrip te komen waarom ze in hun lang gemeenschappelijk leven hadden geworsteld.
Tolstoi’s laatste woorden zijn onthullend voor de geest die op het punt stond de aarde te verlaten. “De waarheid . . . .” zei hij heel op het laatst, en toen nog, als een getuigenis afgelegd voor het allerhoogste Gerecht: “Ik heb velen lief.”
Op 7 november 1910 verspreidde zich door de hele wereld het bericht dat deze oproerige, geniale ziel verlost was uit het lichaam waartegen hij zo had gestreden. Volgens zijn wens werd hij begraven in de bossen van Jásnaja Poljána. Er waren geen godsdienstige plechtigheden bij het graf van de man die de moed had gehad, met fouten en al, een leven in navolging van Christus te beproeven. Later hebben Sowjetpropagandisten gepoogd hem tot held te maken van de communistische revolutie, die hij nooit heeft beleefd. Maar de prediker van de geweldloosheid zou het op de huidige machthebbers niet begrepen hebben — Leo Tolstoi behoort veeleer toe aan allen die volgens zijn leer trachten te leven, die de mensheid liefhebben en bovendien hun hart hebben verpand aan de grootse literatuur waarin die mensheid wordt uitgebeeld.
.
8e klas: alle artikelen
Vertelstof: alle biografieën
Vertelstof: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
760-696
.
.