.
OS EN EZEL
Het kind in de kribbe en daarnaast Maria en Jozef en twee dieren. Twee domme dieren! – os en ezel. Een merkwaardig beeld: het hoogste mensenwezen, omgeven door dieren, die bepaald niet bijdragen aan de verhevenheid van het geheel. Doen ze een beroep op ons sentiment? Daarvoor zijn de beelden te oud. Al heel vroeg worden ze bij de kribbe geschilderd. Is het de armoe van de stal die ermee wordt geaccentueerd? Russische legenden laten Maria, de godsmoeder, de dieren zegenen vanwege hun zware arbeidsleven. Komen we er zo iets dichter bij?
De ezel en de os waren in elk geval voor de boer onmisbare werkkrachten. Ze moesten het zware werk doen: lasten dragen, de ploeg trekken. Slechts voor latere geslachten, die paarden en machines kenden, was het ezeltje aandoenlijk, de os dom. In oudere tijden waren zij voor de boer goedkope werkkrachten, niet al te gewillig, maar bruikbaar.
Ieder weet nog hoe Franciscus van Assisi (1182-1226) zijn lichaam betitelde als zijn broeder ezel, die weinig eten en veel slaag moest hebben. Franciscus had een grote liefde voor het kerstfeest en in 1224, toen hij tweeënveertig jaar oud was, liet hij een kribbe maken voor de Kerstmis met een levende os en ezel ernaast. Hij wilde alles ‘met lichamelijke ogen zo duidelijk mogelijk voor zich zien’.
Franciscus verachtte broeder ezel niet. De dieren waren voor hem schepselen die hij met liefde tegemoet trad. Wat een merkaardige verhouding tot het lichaam: liefde ervoor te hebben en het tegelijkertijd weinig eten en veel slaag geven! Komt broeder ezel daardoor niet tot de hoogste prestaties? Hij voelt het als je van hem houdt, maar als je hem in de watten legt, wordt hij lui!
Het lichaam is er niet om ervan te genieten, maar om het te gebruiken — zoals de boer zijn ezel gebruikt. Het is een goed instrument, onder de schepselen het hoogste. Wat primitieve kunst vanaf de vierde eeuw in de aanwezigheid van de ezel uitdrukt, kan met moderne middelen worden begrepen.
Het lichaam van de mens is het hoogst ontwikkelde natuurlijke organisme. Alle organen ervan zijn bij de dieren ook te vinden.
De menselijke handen bijvoorbeeld, maar die zijn dan grijp- of klimorganen, vleugels of vinnen of voorpoten, instrumenten om de aarde te betreden of om te woelen. De menselijke handen zijn voor geen van deze taken volledig berekend, maar ze zijn het eigenlijke scheppende orgaan van de mens. Met de handen worden we ‘makers’; de Grieken noemden dat ‘potiètès’, poëet, dichter. Verdichten kan de mens ideeën door zijn lichamelijke orgaan. Zo is ons hele lichaam instrument voor de geest. Zou men er dan geen eerbied voor hebben? Maar dan toch een ezel? Ja, want het is eigenzinnig, wil om zich zelf verzorgd worden. Elk ogenblik dat het lichaam geen lastdier meer is voor de geest, gaat het doel op zich zelf worden. Daarom is de ezel een voortdurend ideaal-beeld: ‘Broeder ezel’.
De os is in de beeldende kunst even oud als de ezel, en komt steeds samen met hem voor bij de kribbe. Eveneens een merkwaardig beest — eigenlijk een stier. De stier is de uitdrukking van vruchtbaarheid, van uitbundige levenskracht, maar ook agressief. De os is de tot rust gekomen stier, van zijn voortplantingskrachten beroofd. De voortplantingskracht heeft zich omgezet in werkkracht.
Mensen hebben deze kracht ook in zich. Het lichaam wordt tot leven gewekt, het plant zich voort, het geneest van ziekten – dit is allemaal stierkracht.
Deze scheppende kracht is bij de stier in dienst van het lichaam gesteld. Ook daarvoor heeft de mens organen. Ze behoren tot die, die het meeste gelijken op de overeenkomstige organen bij de hogere dieren. Maar een oude sterrenwijsheid deelde deze organen niet in bij het sterrenbeeld van de Stier. Men zag het hele lichaam als uitwerking van de krachten van de Dierenriem. Daarbij kwam het strottenhoofd bij de Stier: het orgaan waarmee wij het woord voeren.
Eens was het woord Schepperwoord. Maar het Woord heeft nooit iets stoffelijks geschapen – het Woord schept levensvormen, voor ons uiterlijk oog onzichtbaar. De levensvormen, tesamen het zogenaamde ether- of levenslichaam vormend, zijn bewegelijk, zoals ideeën bewegelijk zijn, zoals het woord er ‘is’ en dan weer voorbij is. Maar misschien heeft het zich ergens afgedrukt in de ziel en werkt daar verder. Zo werkt ons levenslichaam vormend, maar is zelf in eeuwige beweging en metamorfose.
De Stierkrachten kunnen bij de mens afzakken. Ze kunnen uitsluitend in dienst worden gesteld van het nuttige, het praktische. Dan zijn ze een os geworden, domme krachten. Het grootse geweld is weg, het is domme trekkracht geworden. De os bij de kribbe? Is het ons vreemd? Als het woord dienstbaar wordt, zijn
magische kracht opgeeft om te dienen tot onderling verstaan, als het woord ook stil en luisterend wordt, is het dan niet als de os, die met zijn adem warmte geeft aan het kind? Het grootse, machtige is weg, het kan gewoon, burgerlijk worden, maar het kan ook dienend warmte geven. Warmte geven de dieren door hun adem aan het kind in de kribbe. Wat de mens door erfelijkheid krijgt: zijn fysiek- en levenslichaam, zij vormen de warme dienstbaarheid voor wat van boven komt. Middeleeuwse beelden uit de tijd van de vierde tot de dertiende eeuw, maar vertaald in onze tijd toch reëel beleefbaar.
(J.Knijpenga, Jonas 08-12-1971)
DE OS EN DE EZEL
In deze dagen voor Kerstmis verschijnen in en nabij kerken fraaie kerststallen. Franciscus van Assisi kreeg van paus Honorius III in 1223 toestemming om de geboorte van Jezus via kerststallen uit te beelden. Deze dierenvriend bouwde zijn eerste stal in een bos bij het Italiaanse Greccio. Bijzonder was de kerststal thuis. Voor de inrichting van de stal gingen we naar het bos om mos te halen. Daar
verdween deze illegaal verworven buit in de bruine fietstas. Eenmaal thuis haalden we de kerststal van zolder en het feest kon beginnen. De stal werd op de drie koningen na ingericht. De engel kreeg een plek boven in de nok. Onder de gipsen beeldjes van schapen, honden en herders waren de namen van ons negen tellende gezin geschreven. Omdat de drie koningen met hun kameel pas op zes januari aan konden komen, maakten zij eerst een reis door ons huis. Dat wilde zeggen dat de koningen Melchior, Balthasar en de zwarte Kaspar nog even geduld moesten hebben. Ondertussen liepen ze trappen op, slaapkamers in en via de zolder weer naar beneden. Na hun reis door het huis kwamen zij vermoeid op zes januari bij de stal aan.
Een bijzondere positie in de kerststal namen de Os en de Ezel in. Een romantische gedachte, het kindje Jezus rillend van de kou in de kribbe op het
stro. Jezus wordt warm gehouden door de adem van de os en de ezel. Het is een beetje teleurstellend dat in geen van de Evangeliën überhaupt over de os en de ezel bij de kribbe wordt geschreven. Voor de oudste afbeelding van de os en de ezel in relatie tot Kerstmis gaan we terug naar het jaar 343. Op een marmeren sarcofaag staan een os en een ezel met het kindje Jezus afgebeeld.
In Spanje en Italië mag in een kerststal een ‘Caganer’ niet ontbreken. Het is een poepend mannetje dat in de achttiende eeuw door de Napolitanen in de kerststal werd geïntroduceerd. Hij staat door de bevruchting van de grond symbool als geluksbrenger.
.
(Hans van Eeden in een dagblad, nadere gegevens onbekend)
.
Kerst: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Kerstmis jaartafel
.
378-356
.