.
DE TERE STILTE VAN ADVENT
‘De oude adventsstemming, die vroeger de natuur nog aan de mensen geven kon wanneer de eerste sneeuwvlokken ritselden, de eerste ijsbloemen op de ruiten glinsterden en in de klare winterse atmosfeer de sterren zo uitzonderlijk helder straalden, verdwijnt. Laten wij ons toch standvastig oefenen in die stemming! De kunst van de devotie en van de vroomheid is eigenlijk een voortgezette advent, die wij ons nu niet langer laten schenken door de natuur, maar die wij doelbewust en getrouw in ons leven inplanten en inweven’.*
Ik vind advent een moeilijke tijd. In het gereformeerde milieu waarin ik ben opgegroeid vormden de weken voor Kerst, samen met Kerst zelf, de meest religieuze tijd van het jaar. Als ik mij terug verplaats in de adventsstemming van toen, bekruipen mij gevoelens waar ik niet goed raad mee weet. Het gezinsleven was in die weken intiemer dan anders. De verhalen die werden verteld, de stil brandende kaarsen, het gezamenlijk optuigen van de kerstboom en het donkere weer buiten, riepen gezinswarmte op. Een soort nestwarmte. Die stemming is er nog steeds als een klein plekje warmte ergens in mijzelf. Niet geheel vrij van sentiment. Soms breekt dat gevoel plotseling door. Het brengt me op een bepaalde manier in verlegenheid. Emil Bock spreekt in bovenstaand citaat van devotie en vroomheid. Dat zijn stemmingen die haaks staan op de wereld waarin ik dagelijks verkeer. De werkelijkheid vraagt om doortastendheid, oordelen, actie en beweging. Devotie heeft geen praktisch nut en tijd ervoor wordt derhalve niet ingeruimd. Als ik eerlijk ben moet ik zeggen dat ik devotie enigszins ‘onmannelijk’ vind. Het behoort tot de schaduwzijde van mijn gevoelswereld, waarin ik me stukken minder goed thuis voel dan in de kwaliteiten die in onze ‘mannelijke’ samenleving worden gecultiveerd. Vandaar dat Emil Bock zegt dat het nodig is de stemming standvastig te oefenen.
Het vieren van advent moet voor kinderen gemakkelijker zijn dan voor ouderen. In de heilpedagogische kinderhuizen Veldheim en Stenia (Zonnehuizen**) te Zeist, wordt er veel aandacht aan besteed. Beide huizen hebben in totaal zo’n tweehonderd medewerkers. In Veldheim worden honderdtwintig in hun ontwikkeling gestoorde kinderen verzorgd, die nog wel de mogelijkheid hebben zich te ontwikkelen. Vaak kunnen ze – in welke vorm dan ook – weer gaan deelnemen aan het maatschappelijke leven. Ze gaan naar een school die gebaseerd is op de vrijeschoolpedagogie. Op Stenia blijven de kinderen in de regel hun hele leven in een therapeutische omgeving. Het werk op de school waar zij naar toe gaan, heeft ook meer een therapeutisch karakter. Op Stenia zijn vijfentachtig kinderen. In beide huizen leven kinderen van alle leeftijdsgroepen.
Ik sprak met vier medewerkers over de adventsviering. Tijdens het gesprek blijkt dat de jaarfeesten een wezenlijk onderdeel vormen van het leven in de school en in de afzonderlijke groepen.
Wil van Haren, een medewerker van Stenia: ‘Als volwassene moet je binnen zo’n instituut zorgen voor beelden waaraan de kinderen zich kunnen optrekken, waaraan ze een bepaalde stemming kunnen beleven. Vanuit zichzelf kunnen ze dat niet. De volwassenen moeten voor een jaarfeestencultuur zorgen, waaraan de kinderen van binnen een houvast hebben’.
De jaarfeesten hebben duidelijk een therapeutische betekenis in het instituut. De kringloop van de jaarfeesten geeft de kinderen innerlijke stevigheid. Het is een draad van gebeurtenissen die de kinderen in de hand kunnen nemen en waardoor ze zich geleid ku nen voelen. Jaarfeesten schenken veiligheid. Over advent zegt Eveline Hirschmann, een begeleidster van groepsleiders van Veldheim: ‘Het is heel vaak zo dat de herfsttijd problematisch is voor de kinderen. Ze gaan een beetje mee met de herfststemming. Er zijn vaak spanningen. Kinderen zijn snel geprikkeld en ze voelen zich wat chaotisch. Het is net als het weer buiten: het is nog niet helemaal donker, maar ook niet meer helemaal licht. De zomer is voorbij, terwijl de winter nog niet definitief is aangebroken. Ze zoeken echt naar: wat wordt het nou? Vaak zijn in deze tijd de activiteiten moeilijk te leiden. De kinderen waaien als het ware met de herfststormen mee. Ieder jaar kun je merken dat problemen zich in de adventstijd oplossen. Het intieme en verstillende karakter van de activiteiten in de adventstijd werkt rustgevend en oplossend’.
Welke zijn die activiteiten? Mevrouw Erlanger, een gepensioneerde
medewerkster van de beide Zonnehuizen die nog enige taken verricht: ‘Alle activiteiten zijn een voorbereiden, een toeleven naar Kerst. Op de eerste adventsdag hebben we een feestelijke gebeurtenis rond de adventstuin. Het idee van de tuin is uit Zweden overgewaaid. Oorspronkelijk opgebouwd in de vorm van een spiraal. Het werd met mos gemaakt dat door de kinderen in het bos was gezocht. De volwassenen bouwden in een grote ruimte met het mos een spiraalvorm en plaatsten in het midden ervan een kaars. Wij gebruiken dennengroen, omdat het niet gemakkelijk is zoveel mos hier te vinden. Bij het begin van de spiraal, aan de buitenkant dus, liggen allemaal rode appeltjes met kaarsjes. Ieder kind krijgt een kaarsje. De hele ruimte is donker. Alleen het lichtje in het midden brandt. Terwijl adventsliederen worden gezongen, begeleid door bijvoorbeeld liermuziek, gaan de kinderen één voor één de spiraalweg binnen. In het hart ervan, waar de grote kaars brandt, ontsteken ze hun kaarsje, dat ze daarna ergens neerzetten in het tuintje. Als de viering voorbij is, is de hele ruimte verlicht.
Aan het begin van de viering wordt de stemming voorbereid door een verhaal, dat door één van de leerkrachten wordt verteld. Voor de kinderen gaan slapen lopen een paar volwassenen met oudere kinderen met lierinstrumenten door het huis en zingen heel zachtjes het adventslied. Dat gebeurt tot Kerst. De spiraalvorm symboliseert natuurlijk de weg naar de innerlijke wereld, de weg naar het Christuslicht. De adventstuin wordt met de jongere kinderen gevierd, zo tot het veertiende jaar. De ouderen zitten er dan bij en kijken toe. Zij ontsteken hun licht als het avond is geworden. Wanneer de kleinere kinderen naar bed zijn, komen de ouderen terug en voor hen wordt dan een verhaal verteld dat meer bij hen past. Als zij de kaarsen hebben ontstoken maken ze de rondgang met de lichtjes door het hele huis en zingen adventsliederen, zoals reeds gezegd’.
Uwe Schöbel, die leerkracht is aan de school, vult mevrouw Erlanger aan: ‘De adventstuin is bedoeld voor de jongeren. Zij gaan helemaal in het beleven ervan op. Voor de ouderen ligt dat iets anders. Zij vinden het vooral fijn om iets voor de jongeren te doen. De grote knullen gaan mee om dennengroen en kerstbomen te halen. Ze helpen ook met het maken van de adventskransen. Het is voor hen duidelijk dat ze het feest op een andere manier vieren dan de kleine kinderen’.
Wil van Haren: ‘Dat is op Stenia moeilijker. Op zeker moment vonden we dat de oudere kinderen niet meer aan de viering moesten meedoen zoals de jonge kinderen het doen. Er waren toch heel wat kinderen die daar moeite mee hadden. Dat is begrijpelijk, omdat de zielenleeftijd vaak zes à zeven jaar is, terwijl de fysieke leeftijd achttien jaar is. Ze begrijpen niet waarom ze niet meer mogen meelopen. Waar het om gaat is dat we proberen ze naar de volwassenheid te brengen. Je kunt ze niet altijd als kinderen blijven behandelen, alhoewel ze dat in de ziel vaak wel zijn’.
Eveline Hirschmann: ‘De kleintjes zie je heel spontaan stralen bij de adventstuin. Met problematische kinderen die in de puberteit zijn is dat natuurlijk wat anders. Maar als je één van hen vraagt om bij de adventstuin het voorbeeld te geven door de eerste kaars aan te steken, dan zie je dat ze dat heel serieus doen. Zo’n jongen speelt dan niet, maar is heel ernstig. Zulke kinderen kunnen in de adventstijd open komen te staan voor intieme dingen, terwijl dat het verdere jaar altijd moeilijk blijft’.
Wat gebeurt er behalve de adventstuin nog meer?
Eveline Hirschmann: ‘Op de zondagochtenden worden de kinderen gewekt met muziek. Dat begint heel stilletjes met misschien maar twee instrumenten. Langzaam wordt dat opgevoerd. Dan is er natuurlijk het aansteken van de eerste kaarsen van de adventskransen. In de kamers van de groepen wordt in een hoek het kerststalletje voorbereid. Ook dat wordt langzaam opgebouwd: je begint bijvoorbeeld met het neerzetten van Maria. In de daaropvolgende weken komen dan Jozef, de herders en ten slotte het kerstkind er bij. De tweede adventszondag is er ook wekmuziek en het aansteken van de tweede adventskaars. We zingen dan het lied: Nu daghet in het Oosten. Je werkt zo heel bewust naar Kerst toe. Op de derde zondag wordt de derde kaars erbij aangestoken, en zo door. Bij het stalletje wordt langzaamaan het hele kerstgebeuren uitgebeeld. Het hele groepsleven is er op ingesteld’.
Uwe Schöbel: ‘Op school in de klassen doen we heel intensief mee met de voorbereiding naar Kerst toe. Sommige leerkrachten maken ook een spiraalvormig tuintje in de klas. Iedere ochtend ontsteek ik een grote kaars. Ieder kind krijgt een kaarsje in een appeltje. Die mogen ze allemaal één voor één ontsteken. In een hoek ontstaat langzaamaan een kribbe, net als in de groepsruimten. Het gewone lesprogramma valt een beetje weg. Ervoor in de plaats doen we bijvoorbeeld knutselwerk dat iets met Kerst te maken heeft. Het is vaak zo dat als het lukt moeilijke kinderen in deze tijd te betrekken in het groepsgebeuren, dan heb je ze er voor het hele verdere jaar bij. De adventstijd in de klas werkt heel verbindend. Sommige klassen spelen ook een kerstspel. Daar kijken ze lange tijd van te voren naar uit. Ze vragen nu (half november) al of ze het dit jaar weer mogen spelen’.
Wil van Haren: ‘Zelfs de heel zwakke kinderen beleven het kerstspel heel intens. Sommige kunnen geen woord uitbrengen, maar aan de gebaren waarmee ze Jozef en Maria spelen kun je zien hoe intens ze er mee bezig zijn’.
Uwe Schöbel: ‘Ik heb eens meegemaakt dat na een kerstspel Maria met haar kindje staat te kijken naar de herders die zich aan het uitkleden zijn. Plotseling realiseert ze zich dat ze het kindje nog in haar armen draagt. ‘Waar moet ik nou met het kindje heen?’ vraagt ze. Ze zijn er zo innig mee bezig, dat ze doorgaan als het spel afgelopen is’.
Volwassenen moeten, zegt Emil Bock, devotie oefenen. Kinderen hebben dat van zichzelf. Eenvoud, overgave en spontaniteit – het zijn kwaliteiten die je vindt in een heilpedagogisch kinderhuis. Misschien dat we de komende weken de kunst van het advent vieren kunnen afkijken bij de kinderen.
* Uit Emil Bock: ‘De jaarfeesten als kringloop door het jaar’. Uitgeverij Christofoor. Prijs f 23,50. Een prachtig boek, waarin de christelijke jaarfeesten worden behandeld. Het begint bij advent en eindigt met Michaël.
(Jelle van der Meulen, Jonas 7, 28-11-1980)
**onder deze naam en in deze vorm bestaan deze tehuizen niet meer
.
332-312
.