Gerbert Grohmann
‘leesboek voor de plantkunde’
blz.138, hoofdstuk 39 alle hoofdstukken
DE PLANTENFAMILIE VAN DE LIPBLOEMEN
Behalve de dovenetel zijn er nog erg veel andere lipbloemigen. Je herkent ze behalve aan hun bloeiwijze ook aan hun netelvorm, de vierkante stengel en het kruisgewijs tegenover elkaar staan van de bladeren. Alleen de vorm van de blaadjes kan heel anders zijn dan bij de dovenetel.
De dovenetel is de moeder van de plantenfamilie van de lipbloemigen, omdat zij zo teer is. De vader is de in het wild groeiende rozemarijnstruik uit de warme Middellandse Zeegebieden. Deze statige, tot manshoogte groeiende struik onderscheidt zich door een bijzonder reine en krachtige geur van de naaldvormige bladeren.
Vele lipbloemen zijn lage, zelfs dwergachtige struiken met kleine blaadjes en bloemen. Je hoeft maar aan onze tijm, de echte tijm, te denken. Hoewel deze zo klein is, heeft hij toch houtige stengeldelen, zodat je wel aan een kleine struik moet denken. Wanneer hij hartje zomer op de zonnige berghellingen roodachtig bloeit en je gaat er middenin liggen, dan zoemt en bromt het om je oren. Vele bijen zwermen door de warme lucht en alles is van een zoete vluchtige geur vervuld, die de bloemen en blaadjes in gelijke mate verspreiden.
Veel sterker dan de brandnetel worden deze lipbloemigen door de zon verwarmd. Ze komen ook op drogere plaatsen voor en bloeien later in het jaar. Zo kan de zon ook sterker in de bladeren dringen en een fijne olie, die als een bloem geurt, bereiden; veel fijner en geuriger dan bij de vochtige dovenetel. Maar daarom kunnen de bloemen niet zo groot worden, want de zon werkt zo krachtig in, dat ze de bloeikracht niet pas uit de bloemen, maar al eerder, uit de blaadjes laat komen.
Bij iedere lipbloem moet je je afvragen of hij meer op de dovenetel, dan wel op de rozemarijnstruik lijkt. Die meer op de dovenetel lijken, zijn kruidig en groeien liever in de koelte. Sommige daarvan, bv. het zenegroen en de hondsdraf zijn gewassen van het vochtige voorjaar. Ze geuren bv. helemaal nog niet of zo’n beetje als de dovenetel. De andere lipbloemen zijn de heerlijk geurende, waartoe de dwergstruiken als tijm, lavendel en salie horen. Je vindt ze daar, waar de volle zon hen koesteren kan. Hoe vurig sommige wel zijn, zie je meteen aan de bloemen, want die vormen net woedend geopende muilen, waaruit meeldraden en stempels dreigend naar voren springen, terwijl juist de dovenetel zo’n goedig gezichtje heeft. De pepermunt groeit op een vochtige bodem, soms zelfs in natte sloten. Ze geurt fris en krachtig. Maar aan de verkoelende werking merk je ook dat de plant in het water groeit.
Vergrote bloesem van de rozemarijn.
Hier volgen nog een paar lipbloemige zo, of ze meer op de dovenetel, dan wel op de rozemarijn lijken.
witte dovenetel rozemarijn
gevlekte dovenetel lavendel
gele dovenetel tuinsalie
kleine dovenetel tijm
brunel hysop
hondsdraf echte marjolein
zenegroen pepermunt
hennepnetel wilde marjolein
andoorn bonenkruid
veldsalie citroenmelisse
Ook wie niet alle planten kent, die hier genoemd worden, zal toch altijd nog uit het overzicht kunnen zien dat onder de lipbloemen vele waardevolle kruiden en ook belangrijke geneeskruiden te vinden zijn. De voor de mens belangrijkste soorten staan aan de kant van de rozemarijn. Ze brengen de sterk in hen werkende zonnekracht op de mens over, wanneer die dat nodig heeft.
Plantkunde: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 5e klas: plantkunde
44-42
.