.
.
Over enkele dagen zal er bij vele gelegenheden worden stilgestaan bij de 100e sterfdag van Rudolf Steiner.
Er zal worden nagegaan wat zijn invloed was, is of nog zou kunnen zijn.
Er zal ook wel klinken dat veel is ‘achterhaald’, immers 100 jaar….
Hier wat uitspraken op filosofisch-psychologisch gebied die m.i. de komende 100 jaar zeker niet aan inhoud zullen inboeten.
Dit is maar een klein deel van wat in Steiners nalatenschap is te vinden.
2
Vooroordelen ruïneren altijd het diepere inzicht.
3
We moeten ons bewust zijn van de achtergronden, de fundamenten van ons handelen.
7
Alle zielenroerselen drukken zich uit, openbaren zich in het lichaam.
U moet de hele mens leren begrijpen: naar geest, ziel en lichaam.
14
Het lichamelijke kan slechts begrepen worden wanneer men het beschouwt als een openbaring van de geest en ook van de ziel.
17
Door feiten met elkaar in verband te brengen, krijgen we reële begrippen.
18
We moeten loskomen van de woorden en we moeten de geest der dingen zoeken. Wanneer we iets willen begrijpen, moeten we niet dadelijk aan het woord denken, maar zoeken naar de feitelijke verbanden.
20
De werkelijkheid bestaat uit tegenstrijdigheden. We begrijpen de werkelijkheid niet, wanneer we niet de tegenstrijdigheden in de wereld zien.
24
Men moet altijd het een met het ander verweven, want in het leven is alles met elkaar verweven.
25
U kunt overal de uiterlijke verschijningsvormen beschouwen als openbaringen van het innerlijk. En u begrijpt de uiterlijke vormen slechts, wanneer u ze ook als openbaringen van het innerlijk ziet.
36
Al de uiterlijke processen zijn eigenlijk altijd een uiterlijke
manifestatie van innerlijke processen, hoe vreemd dit ook moge klinken voor een slechts op het uiterlijk gerichte wereldbeschouwing.
37
U moet proberen door te dringen tot in alle aspecten van het wezen van de mens.
39
Het ergste is deel uit te maken van een door mensen gemaakte wereld, zonder dat men met deze wereld te maken wil hebben.
43
U moet er in de allereerste plaats van uitgaan, dat de mens een wezen is dat voortdurend in wording is. En dat is iets wat we in ons bewustzijn als opvoeder ons steeds eigen moeten maken, dat de mens voortdurend in wording is, dat hij in de loop van zijn leven metamorfosen ondergaat.
45
Goethe heeft vanuit zijn wereldbeeld immers de fraaie gedachte gevormd dat het normale bestudeerd kan worden aan de hand van het abnormale.
46
Het is noodzakelijk om de blik te richten op het gehele zielenleven.
60
Juist wat binnen bepaalde grenzen gerechtvaardigd is, leidt tot onheil wanneer het buiten die grenzen toegepast wordt.
61
Zich ontwikkelen is slechts de omvorming van onze groeikrachten.
66
Je kunt de mens niet leren kennen, zonder hem als wordend te leren kennen.
67
De mens is niet alleen maar het uiterlijk fysieke organisme waarover de natuurwetenschap ons grootse, geweldige verklaringen geeft die niet hooglijk genoeg kunnen worden gewaardeerd. De mens is ook ziel en geest.
87
Je leert de dingen pas in hun realiteit kennen, wanneer je ze in de wereld reëel met elkaar in verband kan brengen.
91
Gewoonlijk is het in het leven niet zo dat een streng gescheiden of – of juist is, maar een en – en. Zowel het een als het ander speelt in het leven een rol.
96
Het leven verdraagt niet dat men alles indeelt in typen. Het leven vraagt dat alles in beweging is.
98
Men ziet niet in hoe al het stoffelijke vanuit de geest gevormd wordt en hoe al het geestelijke eigenlijk zich gelijktijdig manifesteert als iets fysieks.
99
Je moet overal naar alle verschijnselen zoeken waarin een zaak zich voordoet. Je kunt niet alleen maar rekening houden met wat meteen voor de hand ligt.
117
Je moet, als je voor de mensheid op de aarde überhaupt begrip wilt krijgen met betrekking tot haar ethisch-religieuze doelstellingen, je enerzijds de onbevangenheid eigen maken om niet het ene ideaal op zich als waardevoller te beschouwen dan het andere, maar beide te willen begrijpen.
118
Dit wil de antroposofische wereldbeschouwing: dat de mensen de mogelijkheid ontwikkelen overal op aarde begrip voor elkaar te hebben.
122
Een absoluut ideaal laat zich nergens in het leven realiseren. Het gaat er steeds om: wat is in relatieve zin het beste?
124
Je moet overal reële, echte begrippen hanteren, niet die je jezelf aanpraat.
128
Men moet alles met alles in verband zien.
138
In de ontwikkeling van de mensheid heb je niet het recht je een individualiteit te voelen, wanneer je niet tegelijkertijd voelt, dat je ook deel uit maakt van de hele mensheid.
145
En zo is het in het leven steeds – de dingen in het leven moeten overal vanuit de meest verschillende kanten bekeken worden.
147
Het leven bestaat niet uit bewijzen en weerleggen, leven bestaat uit beweging, uit verandering, uit metamorfose.
149
Wat in de ene situatie juist is, is in een andere situatie verkeerd en omgekeerd. Het leven moet in al zijn beweeglijkheid worden beschouwd.
150
Abstracte eisen dragen het kenmerk dat zij in hun abstractheid geen realiteit worden.
151
Wie in het leven werkelijk iets bereiken wil, moet geen abstracte, verheven idealen koesteren waarover hij z’n benen breekt of waaraan hij z’n hoofd stoot, maar die probeert steeds het leven te nemen zoals het is.
153
Voor de mens die sociaal wil zijn, zijn er twee dingen belangrijk: liefdevol achter je eigen doen en laten staan en begripsvol ingaan op het doen en laten van de ander.
154
Want als je overeenkomstig de realiteit denkt, dan kom je tot volkomen andere oordelen, ook over de zintuiglijke werkelijkheid, dan door middel van abstracties.
159
De welvaart van de mensen is des te groter, naarmate het egoïsme kleiner is.
160
Levensecht de wereld begrijpen is totaal iets anders dan deze met dode begrippen omvatten.
183
Pas op het ogenblik dat de mens leert begrijpen: de wereld zelf is een kunstwerk, dat de mens leert zo naar de hele natuur te kijken dat hij in die natuur een scheppend kunstenares ziet, op dat ogenblik pas is de mens op weg zich religieus te verdiepen.
186
Een van de belangrijkste gebreken van onze huidige sociale toestanden is, dat de ene mens zo weinig begrijpt van wat de ander doet. We moeten zover komen dat we niet als geïsoleerde, afzonderlijke mensen of groepen komen te staan, maar vol begrip voor elkaar.
187
De idee is niet een begrip, de idee is een plastische vorm.
206
Iets is nog niet waar, wanneer het waargenomen en logisch is. Wat op zich logisch is, is nog geen waarheid. Waarheid wordt het pas, wanneer iets logisch is én in overeenstemming met de werkelijkheid.
208
Kritiek leveren is immers altijd makkelijker dan opbouwen.
229
Het leven is van ’s morgens tot ’s avonds op elk gebied interessant. De kleinste dingen zijn interessant.
237
De wereld komt er niet door vooruit als je altijd het midden houdt; het midden is terecht aanwezig, als ook de afzonderlijke zijden aanwezig zijn en je deze als krachten in aanmerking neemt.
239
In het formuleren van onze zinnen moeten we meteen zo gewetensvol zijn dat we naar waarheid streven.
243
[ ] het is onmogelijk de wetmatigheden die zich in de wereld voordoen, maar op één manier te vinden. Zolang je van mening bent dat alles opgehangen kan worden aan de werking van oorzaak en gevolg, sta je open voor tragische vergissingen.
245
Je bent erg verkeerd bezig wanneer je uit een geheel een deel neemt en dat gaat bekijken als iets wat op zich staat.
246
In plaats van naar het allerkleinste te kijken, zou je de blik moeten richten op het allergrootste, want daarin is te vinden wat in het kleinste zit.
249
De mens is als fysiek wezen geen werkelijkheid op zich, maar hij is een fysiek wezen samen met de hele aarde.
250
Wat werkelijkheid is, is meer dan waar het beperkte aardse mensenverstand in eerste instantie toegang toe heeft.
258
Onze manier van beschouwen is zeer zeker kijken met een bepaalde bril op, zodat we onze alledaagse bezigheden verrichten zonder de innerlijke samenhangen in de wereld daadwerkelijk te kennen.
259
Alles wat niet in de richting gaat van het begrijpen van de totale werkelijkheid, behoort eigenlijk al bij het leven dat in verval is.
260
Op het vlak van de kennis is het net zo noodzakelijk dat de mensen zich nu verdiepen in wat de opvattingen over de natuur kunnen bieden, als dat het ook noodzakelijk is dat zij zich verdiepen in wat geesteswetenschap kan bieden. Noch het een noch het ander omvat de volle waarheid, alleen het samengaan van beide in de menselijke ziel heeft de volle waarheid als resultaat.
266
Routine is de mechanisering van het leven.
273
Hoe materialistischer een mens wordt, hoe meer hij van de werkelijkheid vervreemdt.
274
Iets kan in hoge mate logisch zijn, geestrijk, maar dan hoeft het nog niet in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid. In deze tijd hebben we juist een denken nodig dat realistisch is.
275
Het abstracte denken brengt ons er uiteindelijk toe dat we door louter abstracties de werkelijkheid niet meer zien.
280
Om de werkelijkheid te kennen, mag je nooit schematiseren, nooit ideeën zomaar naast elkaar zetten.
281
Je moet goed in de gaten hebben dat in de realiteit alles alleen maar zo bekeken kan worden dat als iets zich ergens als het belangrijkste voordoet, daar ook andere elementen van de werkelijkheid bijhoren en dat wat anders op de achtergrond blijft, in een andere situatie van de realiteit, het belangrijkste is en dat dat andere dan weer op de achtergrond staat.
284
We moeten tot heldere begrippen komen, geen vage. We moeten inzien dat uitgaan van begrippen, van definities, helemaal niets betekent, wél het waarnemen van de feiten zonder vooroordelen.
285
Je moet niet op de een of andere manier benepen tégen iets zijn.
286
Alleen door niet in schema’s te denken, kom je dichter bij de werkelijkheid.
288
Het leven ontwikkelt zich in tegenstellingen.
294
Antroposofie is absoluut het tegendeel van elke vorm van fanatisme.
299
Als het om het begrijpen van de dingen gaat, blijft ons intellect oppervlakkig. Het dringt niet in de diepere laag door, waar de waarheid te vinden is.
310
Bij antroposofische geesteswetenschap moet je innerlijk actief zijn, anders hoor je alleen woorden die je naar eigen goeddunken voor fantasterij kan houden.
315
In deze tijd waarin we geloven met beide benen op de grond te staan, gaat het erom in te zien dat we met abstracte begrippen niet tot de werkelijkheid komen.
320
Niemand kan onbevangen over iets spreken waarvoor hij een bijzondere interesse heeft.
322
Leven betekent: voortdurend leren.
324
De taak van de geesteswetenschap is om in alle mogelijke theorieën het wezenlijke op te zoeken.
325
Je mag nooit een afgerond oordeel hebben over iets.
326
In de mensheid is een oeroude wet werkzaam: vermogens verwerven op het ene gebied gaat alleen wanneer er vermogens op een ander gebied minder worden.
328
Menselijk weten moet er altijd op uit zijn om tot de meest uiteenlopende filosofieën en wereldbeschouwingen, tot de geheimen van het leven door te dringen en de oerbronnen van het leven te vinden.
329
Alles wat de mens om zich heen ziet, is in ontwikkeling.
330
Wat naar de ene kant hoog is, is naar de andere kant laag en omgekeerd. Steeds heeft een ding in de werkelijkheid van het leven twee kanten. Steeds bepaalt het ene het andere.
332
Je mag geen oordeel geven dat je bevalt, maar je bent verplicht in je oordeel weer te geven wat overeenkomt met de werkelijkheid.
333
Elke tijd is een overgangstijd van het verleden naar de toekomst.
334
Iedereen kan zich inbeelden dat wat hij denkt, het juiste is. Hoe minder realiteitszin iemand heeft, des te meer zal hij zich meestal inbeelden dat wat hij denkt, het juiste is.
335
We geven ons aan illusies over wanneer we aan het uiterlijke leven blijven hangen.
338
De mens is een levend wezen dat zich in de tijd ontwikkelt. Een wordend wezen dat met iedere levensfase iets nieuws in zijn totale ontwikkeling in zich opneemt.
339
Wie de dingen verinnerlijkt begrepen heeft, kan tot een juist eigen oordeel komen.
340
Wat er eigenlijk van de antroposofie moet uitgaan is: wakker zijn, enthousiast zijn, haar kennis in activiteit, in de daad omzetten, zodat de mens niet alleen maar wat weet, maar iets door de antroposofie wordt.
342
Alles zou opgebouwd moeten worden met de ontwikkeling van de mens als uitgangspunt.
343
De grote wetmatigheden zijn overal aanwezig, maar op ieder gebied op een eigen manier.
345
Nu is het vooral nodig dat de mensen bij alles leren met de grootst mogelijke eerlijkheid in de eerste plaats naar waarachtige zelfkennis te zoeken en in de tweede plaats naar waarachtige kennis over de wereld.
351
Antroposofie wil op geen enkel gebied fanatiek of sektarisch optreden, ze wil alleen zeggen hoe de dingen zijn.
364
Wil men de werkelijkheid benaderen, met name de werkelijkheid van de menselijke natuur, dan moet het duidelijk zijn dat iedere onderverdeling een onderverdeling is van een eenheid. Zou men zich alleen richten op die abstracte eenheid, dan zou men niets leren kennen. Zou men nooit indelen, dan zou de wereld altijd in het vage blijven.
De cijfers verwijzen naar ‘Rudolf Steiner wegwijzers‘ daar vind je de bron van de opmerkingen.
.
Rudolf Steiner: alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
.
3422-3220
.
.
.
.