.
GRENZEN VAN DE GROEI EN GROEI VAN DE GRENZEN
De Michaëlgedachte in deze tijd
De vraag naar de zin van het bestaan is voor steeds meer mensen gelijk aan de vraag naar de overlevingskansen van de mensheid, vooral sinds de Club van Rome halverwege de jaren zestig het geruchtmakende rapport ‘Grenzen aan de groei’ publiceerde. Veel mensen beleefden dit als de zwanenzang van de
industriële maatschappij, als het slotakkoord van het loflied op de ongeremde vooruitgang.
Het ‘doemdenken’ stak de kop op, het spook van het fatalisme, dat Rudolf Steiner het meest bedenkelijke symptoom van deze tijd heeft genoemd [1]. Tegelijk met het fatalisme diende zich een tweede verschijnsel aan: de angst.
‘Wo Gefahr ist, wächst das Rettende auch’, heeft Hölderlin eens gezegd. (Waar gevaar is, neemt ook ‘het reddende’ toe). Om dit ‘reddende’ te herkennen is echter een innerlijk, grensoverschrijdend gebaar nodig. Het kan niet onze bestemming zijn om eenmaal gegeven grenzen voor lief te nemen. Het gaat erom dat we die grenzen die we graag aan de externe omstandigheden toeschrijven, maar die we onszelf meestal opleggen voortdurend verruimen, dat we werken aan de ‘groei van die grenzen’.
De ‘grenzen van de groei’ wijzen op de bestemming, het wezen, van de materie. De ‘groei van de grenzen’ wijst op de tegenpool daarvan: de werkzaamheid van de geest. Wie zich aan de ene of de andere pool vastklampt, gaat stagnatie en verstarring tegemoet. We moeten juist in en met de tegenstelling van geest en materie leren leven.
In zijn autobiografie zegt Rudolf Steiner dat dit hetzelfde is als ‘begrip voor het leven hebben [2].
Kijken we naar het veranderende beeld van de natuur in de loop van het jaar, dan is de zomer de tijd waarin we sterk in de natuur opgaan, de tijd van ‘natuurbewustzijn’. In de herfst spelen zich in de natuur veranderingen af, waar we alleen bij aan kunnen sluiten als we ons bewustzijn veranderen. Zelfbewustzijn in plaats van natuurbewustzijn is nu aan de orde, aldus Rudolf Steiner in zijn voordracht van 5 oktober 1923 (de zogenoemde Michaël-imaginatie [3]. Het signaal tot die verandering gaat van de natuur zelf uit. In de nazomer doortrekken de vallende sterren de hemel met meteoorkrachten, met meteoorijzer. Hetzelfde proces dat daar tussen hemel en aarde plaatsvindt, speelt zich ook af in de mens: “wanneer in ieder bloedlichaampje de ijzerverbinding schiet. Daarbij gebeurt “heel in het klein, minutieus hetzelfde als wanneer de meteoorsteen lichtend, stralend door de lucht naar beneden suist”, heet het in de genoemde voordracht.
Zo is het meteoorijzer de bemiddelaar tussen natuurbewustzijn en
zelfbewustzijn, en het is tegelijkertijd de substantie die in het menselijk organisme de angst te lijf gaat [4]. De dichte materie van het ijzer roept in de mens namelijk de tegenbeweging op: de beweging naar de geest. Het is het ijzer dat we smeden en aan ons uiterlijke bestaan dienstbaar maken. En het is hetzelfde ijzer dat in ons innerlijk de redding brengt: dat in plaats van angst en fatalisme, onze initiatiefkracht doet groeien.
[1] ‘Der Fatalismus als Zeitschädling’ in Aufsätze über die Dreigliederung des
sozialen Organismus, GA 24, blz. 163 e.v.
[2] Mijn levensweg, Zeist 1993, hoofdstuk 22. Nederlandse vertaling
[3] Das Miterleben des Jahreslaufes in vier kosmischen Imaginationen, GA 229. Nederlandse vertaling
[4] Rudolf Steiner spreekt hier van ‘Entangstigung’ van het bloed.
(Weledaberichten nr.163, sept. 1994, vrij vertaald en bewerkt naar Walter Kugler, Rudolf Steiner Nachlassverwaltung, Dornach)
Meteoorijzer (Ferrum sidereum).
Tot de verschillende vormen van ijzer die in sommige Weleda geneesmiddelen worden verwerkt, behoort ook een zeer bijzondere ijzersoort. Deze is niet op de aarde ontstaan maar heeft een kosmische oorsprong.
IJzer is een zeer verbreid element. De bruine kleur van de grond is bijvoorbeeld hieraan te danken. In de natuur vindt men echter alleen de roestbruine verbindingen en zouten van het ijzer. Het zuivere metaal treft men praktisch nergens aan. Een uitzondering is het meteoorijzer. Er zijn op vele plaatsen kleine en grote, soms vele tonnen zware exemplaren gevonden, die vroeger door de mensen vol eerbied werden bekeken.
In de oudere literatuur wordt dit “uit de hemel gevallen” ijzer zelfs “menslievend” genoemd, omdat er nooit iemand door een vallend stuk meteoorijzer zou zijn gewond.
Meteoorijzer bevat behalve ijzer en nikkel nog een kleine hoeveelheid kobalt. Een kenmerk ervan is zijn grote hardheid en taaiheid, het is moeilijk te bewerken. Vroeger, toen men gelegeerd staal nog niet kon vervaardigen, was meteoorijzer de enige beschikbare grondstof. Het zwaard van Siegfried, de moedige legendarische held die geen vrees kende, was uit dit kosmische metaal gesmeed.
Er bestaat een beproefde methode om zich van de echtheid van meteoorijzer te overtuigen: men slijpt het ijzer ergens een beetje glad, polijst die plek en bedruppelt die met een verdund zuur. Als het echt meteoorijzer is, worden er heel typerende lijnen zichtbaar, de zogenaamde figuren van Widmannstatten.
(Weledaberichten, nr.142, sept. 1987)
.
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Michaël jaartafel
.
Meteoorijzer: in mineralogie
.
260-245
.

