Tagarchief: brood

VRIJESCHOOL – Heemkunde – 3e klas (3)

.

Van zoet tot brood.

Wat moet er niet een werk verricht worden, hoeveel handen zijn er nodig, hoeveel zweetdruppels worden er gezweet om te maken, dat wij iedere dag opnieuw ons dagelijks brood kunnen nuttigen.
Dit is in het kort de strekking geweest van een periode ‘zaakonderwijs over het brood’ die de 2e en 3e  klas net heeft ge­consumeerd.
We begonnen met te spreken over het geschikt maken van de grond door bemesten,  ploegen en eggen. Al deze bewer­kingen werden door middel van gebaar en beweging, aan de hand van verschillende versjes, zo goed mogelijk ingeleefd en nage­bootst. Daarna werd er gezaaid en toen trad er een wachttijd in, waarin het zaad ontkiemde en tot koren kon gaan groeien en rijpen. Deze wachttijd voor de boer is niet een tijd waarin niets ge­beurt, nu is het de taak van de elementen, om in te grijpen en van zon, wind en regen zal het afhangen hoe tenslotte de oogst zal uitvallen. Over deze periode heeft de boer nog altijd geen zeggenschap.

Jan Ligthart heeft dit afhankelijk zijn van de natuur uitgedrukt in het kleine spreukje:

Wij ploegen, wij  eggen, wij zaaien op het land,
Maar wasdom en gedijen ligt in Gods hand.

De klas heeft deze wachttijd gebruikt om vier verschillende korensoorten,  die men hier in ons land op de velden kan ont­moeten,  beter te leren kennen.  Het waren de tarwe, de rogge, de gerst en de haver. Zij werden zo behandeld als of ieder van hen een eigen karakter bezat,  een eigen persoonlijkheid was.

De haver met zijn speelse beweeglijke pluimen, was de vrolijk­ste van de vier.  De gerst met zijn lange baardnaalden en om­laag knikkende aren maakte een beetje een droefgeestige, kla­gerige indruk.  De tarwe wat stijf,  zonder naalden en zich als het ware helemaal concentrerend op het maken van dikke, voedzame korrels, leek daarnaast nogal prozaïsch. En tenslotte was daar dan nog de strijdlustige rogge, die er prat opging dat hij het best aandurfde om op de schrale zandgrond te tonen wat hij waard was.

Na dit meer beschouwelijke intermezzo, waarin over iedere korensoort een kleinigheid werd opgeschreven en waarbij veel werd getekend, brak de oogsttijd aan. Nu was er wel weer veel werk aan de winkel.  Het maaien,  dorsen, wannen, malen en bakken zijn allemaal aan de orde geweest.

Tenslotte hebben wij  een schoolreisje gemaakt naar de “Ervekots”, een oude Saksische boerderij in de Achterhoek.
(Hierover hoort U meer van een van de ouders)
Dank zij de hulp van een van de moeders, Mevr. de Veld,  hebben wij ook van alles kunnen proeven. Wij zijn begonnen met roggebrood met stroop,  daarop volgden: door enkele kinderen met Mevr. de Veld samen gemaakte
havermoutkoekjes. Iedereen was het er over eens,  dat het roggebrood naar de strijdlustige rogge smaakte en de havermoutkoekjes (die heel smakelijk en bros waren uitgevallen) naar de vrolijke haver. De gort (van gerst afkomstig) met krenten en stroop, viel niet bij iedereen in de smaak. Sommigen kregen er geen theelepel van door hun keelgat. (Herinnert U zich nog de gortepap uit Uw jeugd?) Anderen daarentegen verorberen er drie borden van, (dat moeten kinderen zijn met uitzonderlijke sterke magen).
En tenslotte als bekroning van deze periode hebben wij in de klas ieder ons eigen broodje gemaakt, dat de volgende dag bruingebakken weer terug kwam op school en heerlijk smaakte!
Nu is deze periode voorbij en men kan zich afvragen hebben de kinderen veel geleerd?
Vanuit het standpunt: weten en kennen bekeken, is het misschien niet veel geweest, maar er is wel veel beleefd en men hoopt door dit beleven de gevoelens van eerbied en dankbaarheid voor het dagelijks brood – dat wij iedere dag maar weer zo vanzelfsprekend accepteren, verdiept en versterkt zijn.

Nu nog een ander facet: in zijn boekje  “de opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie” zegt Rudolf Steiner: Het is voor de mens van onvoorstelbaar gewicht, dat hij de raadselen van het bestaan in de vorm van gelijkenissen verneemt, voordat hij ze leert kennen in de formulering van natuurwetten”.

Wanneer men met de kinderen over het koren spreekt,  biedt men hun onwillekeurig een schat van gelijkenissen aan. Hoeveel het zijn geweest, realiseer ik mij nu pas. Nu ik dit artikeltje voor U zit te schrijven. Vele daarvan vindt men terug in het Nieuwe Testament, als wij denken aan de gelijkenissen van de zaaier of de zuurdesem die het brood doortrekt. En dan wil ik eindigen met het volgende beeld uit Johannes 12: “Ik zeg U, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort”.
Hier is in een enkel beeld samen gevat, wat wij ieder jaar mee kunnen beleven in de tijd van Pasen tot Pinksteren. Met de Goede Vrijdag wordt de kruisdood herdacht- het sterven.

Maar zoals bovengenoemde gelijkenis ons zegt,  door het teniet gaan van het zaad,  dat in de aarde is gevallen,  zullen wij later veel vredige vrucht mogen ontvangen,  zoals met het eerste Pink­sterfeest, velen de openbaring van de Heilige Geest deelachtig zijn geworden. En wat speelt zich af tussen de zaaitijd en de oogsttijd? Het ontkiemen en gaan groeien van de nieuwe plant, wat met Pasen,  als lente- en Opstandingsfeest herdacht en ge­vierd wordt.

(nadere gegevens onbekend)

 

3e klas: Alle heemkunde-artikelen

De grassen en ons broodgraan

VRIJESCHOOL in beeld: 3e klas heemkunde

.

483-446

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pinksteren (9)

.

RECEPTEN

“Brood nodig.” 
Uit de Bijbel kennen we al de verhalen over “koeken” of broden. Waarschijnlijk waren de  Egyptenaren de eersten die gerezen deeg maakten en dat doorgaven aan de Oude Grieken. De Romeinen maakten verschillende broodsoorten (van diverse soorten graan) en gaven die kennis door aan de Noord-Europese volkeren,  die een dikke brij aten van gebroken graankorrels, en van de Romeinen het gebakken brood leerden kennen. Door alle culturen heen klinkt de dankbaarheid voor het brood op:  dankrituelen, oogst- en gebedsbijeen­komsten en brooduitdelingen.

Altijd is er blijdschap, eerbied en dankbaarheid ge­weest voor het geschenk van het ons voedende graan dat eetbaar en smakelijk te maken is. Ons lichaam dat is opgebouwd uit de (soms schijnbaar levenloze) wereld om ons heen heeft stoffen en kracht nodig uit deze wereld om zich telkens te vernieuwen. Om als mens op aarde te kunnen zijn en te werken, zijn we door ons fysieke stukje afhankelijk van, en dus dankbaar vóór ons dagelijks brood. Zijn we ons dat nog wel bewust?

Er zijn oeroude, heilige tekenen die met de broodvormen, smaken en versieringen verbonden waren.

Bijna oeroud is dit recept van pinksterbollen,  die heer­lijk zijn als je in de stoet van de pinksterblom loopt:

Luilak- of pinksterbollen.
Het zijn kleine rozijnenbolletjes die ca. 2 cm van elkaar op een groot bakblik gelegd worden. Door het rijzen slui­ten zij aan tot een geheel en na het bakken worden ze van de plak afgescheurd.

Benodigdheden:
250 g bloem (gezeefd).
20 g gist
5 g zout,
2 eetl. suiker
65 g boter (gesmolten)
200 g rozijnen
1 dl lauwe melk

Zeef het meel in een kom,
maak in het midden een kuiltje, waarin u de met wat melk opgeloste gist giet.
Hiervan even een papje roeren en laten rusten.
Om de buitenrand strooit u het zout.
Als het gistpapje belletjes vertoont, giet u van binnenuit de lauwe melk al roerend toe en daarna de gesmolten boter en de suiker.
Meng alles tot een stevige bal en laat het deeg onder een theedoek op een warme plaats ca. 1 uur rijzen.
Daarna legt u de bal op een flink met bloem bestoven aan­recht en gaat het kneden met de rozijnen tot het een mooi rubberachtig deeg is.
Vorm er een rol van en snijd deze in gelijke plakken die u tot bolletjes vormt en op een bebo­terd bakblik legt (2 cm van elkaar).
Nu onder een thee­doek laten narijzen (15 minuten) en bakken op 175º  in ongeveer drie kwartier.
Het brood is gaar als het hol klinkt als je er op tikt.

Met onze kleuters en peuters wordt op school regelmatig zelf brood gebakken. Vooral bij de jaarfeesten wordt er veel gebakken. Voor het Michaëlsfeest bakken we een z.g. “drakenbrood” met appels en rozijnen (oogstfeest).
In de kersttijd: koekjes en kerstbrood. Het driekoningenbrood met de twee witte en een bruine boon er in.
Met Palmpasen de haantjes die bovenop de palmpaastokken komen en met Pasen het paasbrood.
Maar tussen de feesten door bakken we regelmatig bruine bolletjes of een heel brood dat in plakken gesneden wordt.

Hier nog enkele voorbeelden van feestbrood:

pinksteren 20

Het is heel waardevol voor de ontwikkeling van jonge kinderen om oude ambachten (oerbewegingen van de mens) zelf te ervaren. Brood bakken is er een van. Het geeft voldoening en het is heel leuk om in de oven het brood te zien rijzen. Dan gaat het lekker ruiken en daarna mag je het warme brood nog eten ook!

Bij de bakker ligt natuurlijk ook veel lekker brood, maar zelf maken geeft een extra dimensie.
Wij bakken op school meestal met volkoren meel opdat er goed gekauwd kan worden. Gezond voor het gebit en de spijsvertering, maar ook voor de ontwikkeling van de spraak en het hele wezen van het kind. Er wordt steeds meer thuis gebakken en dat is toe te juichen.
Er zijn veel boeken over voeding en brood die kunnen helpen bij het zich eigen maken van het broodbakken.
In het boek “Gezond lekker eten” van Vreni de Jong en Irmela Keiling staan vele waarde­volle dingen.

Tot slot nog wat spreekwoorden en gezegden om aan te geven hoe belangrijk ons dagelijks brood is:

Broodnodig.
Het brood verdienen.
Geen droog brood op de plank hebben.
Broodmager.
Ergens geen brood in zien.
Zoete broodjes bakken.
Om den brode.
Op zijn brood krijgen.
Wiens brood men eet,  diens woord men spreekt.
Op water en brood leven.

Tafelspreuk:
De aarde doet het groeien,
De zonne doet het bloeien,
Rijp wordt het door deregen,
Drievoudig draagt het zegen.

Frédérique Wedekind en Julio Wiertz, nadere bron onbekend
.

Luilakbollen
220 gr. bloem
110 gr. roggemeel,
2 dl water
10 gr. gist
5 gr zout gistdeeg
100 gr. krenten
50 gr. rozijnen

Laten rijzen,
krenten en rozijnen erdoorheen werken
en nogmaals 15 min. laten rijzen.
Het deeg in stukjes van 30 gr. verdelen, deze rond opbollen en op een beboterd bakblik een weinig platdrukken en er met een schaar langs de omtrek op gelijke afstanden vier inkepingen in maken.
10 minuten laten narijzen,
met losgeklopt ei bestrijken en in een hete oven in ca. 15 min. gaar bakken.

Luilakbollen worden met stroop gegeten.

M.Gerretsen in ‘Vrijblijven, schoolkrant vrijeschool Den Haag, jaartal onbekend.
.

Pittabrood

=Zeef bloem en zout in een ruime kom; maak in het midden een kuiltje. Roer de gist glad met wat lauw water en voeg de rest van het water toe.
=Voeg het gistmengsel ineens aan de droge ingrediënten toe en kneed het tot een stevig, soepel deeg.
=Keer het om op een met bloem bestoven werkblad en kneed het 10 minuten door met bloem bestoven handen tot het glad en soepel is en makkelijk loslaat van de kom.
=Maak er een bal van, doe die in een ingevette schaal en dek deze af. Laat staan tot het deeg tweemaal zo groot is geworden en terugveert als erop wordt gedrukt.
=Keer het deeg om op een met bloem bestoven werkblad en
kneed het 2-3 min. licht door.
=Verdeel het deeg in 8 gelijke stukken en kneed ze licht door. Vorm van elk stuk een bal.
=Rol elke bal uit tot een ovaal van halve cm dik. Leg ze op een bakblik.
=Dek de pitta!s af en laat ze staan tot ze sponsachtig zijn. Verwarm in de oven 2 bakplaten.
=leg op elk bakblik 2 pittaTs, bestrijk ze met koud water en bak ze 10 min. bij 220 C  (stand 5)
=Laat op een rooster afkoelen, terwijl de rest wordt gebakken. Maak elke pitta na het bakken aan een kant open en vul ze met een Griekse salade.

 W.M., nadere gegevens onbekend
.

Griekse salade
1 struikje andijvie
1 kropje bindsla
1 komkommer
2 grote tomaten
175 gr. zwarte olijven (zonder pit)
100 gr. feta (schapenkaas),verbrokkeld
50 gr. ansjovisfilets, uitgelekt
2 voorjaarsuitjes, gehakt
2   eetlepels kappertjes

saus:
1 dl olijf- of zonnebloemolie
3  eetlepels rode wijnazijn
1 theelepel oregano
½ theelepel zout, snufje peper

  1. Was andijvie en sla grondig, laat ze uitlekken en droog ze af. Snijd de groenten in dunne reepjes, leg deze in een grote slakom.
  2. Snijd de komkommer in dunne plakjes en de tomaten in partje
  3. Doe komkommer, tomaten, olijven, kaas, ansjovis, ui en kappertjes in de slakom.
    Vermeng de ingrediënten voor de saus,  schenk deze op de salade en schep alles door elkaar,

Tesamen met volkoren- of walnootkoekjes en vruchtensap heeft u dan alle ingrediënten voor een fijne picknick.

 W.M., nadere gegevens onbekend
.
Gaspacho

1 komkommer
500 gr. tomaten
100 gr. groene paprika!s
50-100 gr. uien
1  gepeld knoflookteentje
3 eetlepels olie
3  eetlepels (wijn)azijn
4  dl tomatensap
2  eetlepels tomatenpuree zout
reepjes komkommer

=Maak komkommer, tomaten, paprika’s, uien en knoflook schoon, hak ze grof.
=Vermeng de groente in een ruime kom met de overige ingrediënten.
=Pureer het mengsel in een elektrische mengbeker.
= Giet het mengsel terug in de kom.

Serveer koud met reepjes komkommer.

 

Pinksteren: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

156-149

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.