Tagarchief: 14 – 21 jr de wereld is waar

VRIJESCHOOL – De wereld is waar…en de landbouwcrisis (1)

.

Om invulling te kunnen geven aan ‘de wereld is waar..’ moet je goed op de hoogte zijn van de ideeën die tot een veranderend denken kunnen leiden, dan het gangbare dat ons een wereld heeft opgeleverd waarin de waarheid ver weg lijkt.

Een studieartikel voor de leraar economie, maatschappijleer

Hier gaat het over de huidige landbouw(crisis)
.

Manfred Klett in Driegonaal*

.

De productieomstandigheden in industrie en landbouw
.


Aan het begin van het proces waardoor in de industrie toegevoegde waarde wordt gecreëerd, staat de inventieve geest van de mens. Natuurwetten, stoffen en krachten van de levenloze natuur worden losgemaakt uit hun natuurlijk verband en door menselijke werkzaamheid met elkaar in wisselwerking gebracht. Dit resulteert in producten die in de geschapen natuur niet voorkomen, zoals machines, kunstmest of bestrijdingsmiddelen.

Deze producten vinden vervolgens als koopwaar ingang in de economische kringloop. De verwachting dat een uitvinding een succes wordt, geeft een bank aanleiding een krediet beschikbaar te stellen voor de inrichting van een fabriek. Dat wil zeggen, de geest van de mens – de idee – creëert kapitaal, en dit stolt door arbeid tot gebouwen, productiemiddelen, grondstoffen, energie enzovoorts. Max Weber – Duitse econoom en socioloog (1864-1920) – stelde vast: “Een levenloze machine is gestolde geest.”[1]

1 Max Weber: Wirtschaft und Gesellschaft, Tübingen 1980, p. 834.

De geest nu streeft verder naar de verwezenlijking van de uitvinding; hij zet aan tot arbeid. Pas door arbeid ontstaat de fabrieksinstallatie en daarin, in verschillende werkfasen, het uiteindelijke product. Kenmerk van het industriële productieproces is het creëren van waarde enkel doordat de inventieve geest het verloop van de menselijke arbeid bepaalt en deze op allerlei manieren modificeert. De uitwendige uitdrukking van deze geest moet in de gevarieerde constellaties van het kapitaal worden gezocht.[2]

2.Rudolf Steiner: Nationalökonomischer Kurs, GA 340, Dornach 2002, voordracht van 25 juli 1922, p. 33; in het Nederlands: Economie. De wereld als één economie, Nearchus 2016.

De natuur in de vorm van grondstoffen en energie verschuift daarbij verder naar de achtergrond naarmate meer menselijke intelligentie aan het productieproces te pas komt, dus naarmate een grotere arbeidsdeling optreedt. Door arbeidsdeling wordt bovendien de productie goedkoper, wat de expansiedrift van industrie en nijverheid verder in de hand werkt, totdat ook de laatste dienst gecommercialiseerd is. Kapitaal heeft enerzijds zijn ontstaan te danken aan de vindingrijkheid van de mens en aan de arbeidsdeling, anderzijds zorgt het ervoor dat de arbeidsdeling mateloos wordt doorgedreven. Hierdoor dreigt het industriële productieproces volledig van de natuur en, via de digitalisering, van de werkende mens losgekoppeld te worden. De industrie wordt zo tot oppermachtige tegenpool van de landbouw en dreigt de perken te buiten te gaan die het industriële proces van twee kanten zouden moeten beteugelen: de natuur en de rechtsorde.

Het productieproces eindigt met de voortbrenging van waren waar het basisidee van de uitvinder en de kennis en vaardigheden van een groot aantal mensen in een tegenwoordig wereldwijde arbeidsdeling aan hebben bijgedragen. De door het kapitaal, dat wil zeggen, de gestolde idee, aangestuurde arbeid heeft zich in het eindproduct gematerialiseerd en daar een waarde aan verleend. Bij de ruil van waarden op de markt wordt hier vervolgens een prijs op geplakt. Als je naar de waardescheppende factoren kijkt – uiteindelijk is dat de geestgeleide arbeid – valt de prijs niet te berekenen. Bij zijn totstandkoming spelen onweegbare factoren en drogbeelden mee die met name het gevolg zijn van het feit dat grond, kapitaal en menselijke arbeid als verhandelbare waar worden beschouwd en zodoende als kostenfactor in de prijsvorming worden opgenomen. Het lijkt echter alsof de prijzen – volledig afwijkend van de werkelijke waarde van de producten – berekend kunnen worden doordat alles wat betrokken is bij de productie, als koopwaar wordt voorgesteld en daarmee tot een kostenfactor wordt gemaakt die in geldwaarde uitgedrukt kan worden. Zo zijn in de prijs van een industrieel product alle productiekosten opgenomen, inclusief de arbeidskosten en een reserve, het afschrijvingspercentage, waardoor de verbruikte productiemiddelen (slijtage van machines en dergelijke) geherfinancierd en gemoderniseerd kunnen worden.

Voor de industrie geldt dat een productiemiddel zichzelf niet vernieuwt. De plaats waar het gemaakt wordt, is gescheiden van de plaats waar het wordt ingezet. In het industriële productieproces worden eindige hulpbronnen verbruikt in de vorm van grondstoffen en energie. Er wordt afval geproduceerd, en de productiemiddelen zelf zijn onderhevig aan slijtage en verval. Hierdoor ontstaat vuil dat zich als hypotheek op een verre toekomst op de aarde ophoopt, bijvoorbeeld kernafval. Dit vormt een belasting voor water en lucht en verstoort de warmtehuishouding, voor zover het niet tegen hoge kosten opnieuw in de energie- en grondstofkringloop opgenomen kan worden. De groei van de industriële productie heeft zijn grenzen; de energie- en grondstofbalans ervan is negatief. Hoe kleiner het aandeel van de natuur aan de industriële productie is, dus hoe sterker menselijke intelligentie het productieproces domineert, bijvoorbeeld in het geval van de productie van computerchips, des te verder gaat de arbeidsdeling en des te minder plaatsgebonden wordt de productie. Hoogtechnologische producten kunnen op een willekeurige plaats op aarde geproduceerd worden om van hieruit aan de wereldwijde vraag naar deze producten te voldoen.

De landbouw is, in tegenstelling tot de industrie, ingebed in de hele huishouding van de natuur, de oikos. De toegevoegde waarde wordt tot stand gebracht door de natuur. Uit de wederzijdse relatie tussen levenloze (fysische), levende en bezielde natuur en onder de invloed die de kosmos heeft op alle ritmische processen, ontstaat als voortbrengsel van de natuur de graankorrel, de wortel, de melk enzovoorts. Dat gebeurt strikt plaatsgebonden. De natuur is degene die produceert; de mens komt erbij en stuurt door zijn werk haar scheppende kracht. De productiemiddelen zijn niet de machines, de tractor, de maaidorser enzovoorts – deze vervangen en verhogen alleen de prestaties van de menselijke hand en de dierlijke trekkracht – maar de vruchtbare bodem, de vruchtvormende, voedsel voortbrengende planten en de huisdieren, die elk hun eigen bijdrage tot de productie leveren. In figuurlijke zin vormen deze het productie-kapitaal in de landbouw. Ze zijn productiever, kwantitatief en kwalitatief, naarmate ze op iedere bedrijfslocatie in een inniger, elkaar wederzijds versterkende relatie staan. Ze verenigen zich op natuurlijke wijze tot levensgemeenschappen, tot kleinere en grotere biotopen.

Het is aan de arbeid en aan de geestelijke inspanning van de mens voorbehouden om hetgeen door de natuur is aangelegd, tot een hoger geheel, tot een zo mogelijk in zich gesloten organisme te vormen – het landbouwbedrijf. Gezien de kosmisch-aardse productieomstandigheden in de landbouw kan het vormgevend principe alleen een veelzijdig gestructureerd organisme zijn. Dit vormt in zijn geheel het productiemiddel van de landbouw en staat daarmee lijnrecht tegenover het productiemiddel van de industrie, het mechanisme. Het mechanisme is op eenzijdigheid gebaseerd, het organisme op alzijdigheid.

Onderken je en erken je ten volle de betekenis van de polariteit van de productieomstandigheden in de industrie, die uit de geest van de mens voortkomen, en die in de landbouw, die door de natuur gegeven zijn, dan kan in de landbouw strikt genomen geen kapitaal worden gevormd. Want de arbeid die door de geestelijke kracht van de mens aan de natuur besteed wordt, stolt niet tot een productiemiddel dat zich zoals de machine naast de natuur plaatst; er worden geen grondstoffen, energieën en natuurwetten uit hun natuurlijk verband geïsoleerd en nieuw gecombineerd. Integendeel, het geestelijke werk bestaat erin het begrip van de geslotenheid van het organisme als geheel te doordenken, en het fysieke werk is erop gericht de in de natuur werkzame productieve krachten daarin hun plaats te geven en ze met elkaar in wisselwerking te brengen. Als een landbouwbedrijf vorm krijgt overeenkomstig zijn productieomstandigheden, is het een totaliteit die continu in wording is, die de handelende mens insluit en die zich in het productieproces zelf reproduceert. De kapitaalvorming in de landbouw, in figuurlijke zin gesproken, moeten we derhalve vooral zoeken in een proces in de tijd, namelijk in de instandhouding en ontwikkeling van de productiemiddelen – de cultuurbodems, de gewassen en de huisdieren – in de context van het hoger geheel van het bedrijfsorganisme.

Industrie en landbouw verhouden zich tot elkaar zoals technologie tot kunst. De puur technologische aanpak streeft naar regeltechniek, naar automatisering. De mens staat buiten het productieproces of maakt zichzelf helemaal overbodig. De landbouw is, naar zijn diepste wezen, een kunst juist doordat de werkende mens zichzelf als hele mens met al de kracht van zijn geestelijke ziel in dienst stelt van de productieve krachten van de natuur. De landbouw heeft de werkende hand nodig, vele handen zelfs. De industrie heeft de inventieve geest en het kapitaal nodig dat de menselijke werkkracht tot een arbeidsdeling dwingt of geheel overbodig maakt.

De landbouw brengt producten voort, met name levensmiddelen, waar iedere mens dagelijks behoefte aan heeft. Deze treden op de markt met de industrieproducten, dus onder arbeidsdeling geproduceerde waren, in een waardeverhouding die haar neerslag vindt in de prijzen. De prijs van het industrieproduct wordt door verdergaande arbeidsdeling steeds lager. De prijs van een landbouwproduct is alleen al door de wisselende milieuomstandigheden, het optreden van plagen enzovoorts niet te berekenen. Het proces van prijsvorming bij landbouwproducten blijft volledig in het duister. De voortbrengingskracht van elk agrarisch bedrijfsorganisme is immers verschillend. Zonder een prijscompensatie in het kader van economische samenwerkingsverbanden waarin “de waarde van de waren door hun wederzijdse verhouding wordt bepaald”, [3] zou dan elk bedrijf zijn eigen marktprijzen moeten hebben.

3 Zo liet Rudolf Steiner zich uit in de zogenaamde eerste Hochschulkurs op 10 oktober 1920. Geciteerd naar Roman Boos: Landwirtschaft und Industrie, Darmstadt 1957, p. 110-111.

In de CSA-beweging wordt dit inderdaad bij benadering in praktijk gebracht. [4]

4 CSA: community-supported agriculture, ook gemeenschapslandbouw of pergola-landbouw genoemd. Zie hierover onder andere: Trauger Groh, Steven Mc Fadden: Höfe der Zukunft, gemeinschaftsgetragene/solidarische Landwirtschaft (CSA), Darmstadt 2013,276 pp.

In beginsel geldt dat de landbouw vergeleken met een industrieel bedrijf noodzakelijkerwijs duurder produceert omdat het prijsdrukkende principe van de arbeidsdeling onverenigbaar is met de productieomstandigheden in de landbouw, die je zou kunnen omschrijven als ‘diversiteit in een totaliteit’. Men probeert de productiekosten te verlagen door over te gaan op een meer industriële manier van produceren. De heelheid van het bedrijfsorganisme wordt hiervoor verbroken, de onderdelen worden uit elkaar gehaald. Elk afzonderlijk deel wordt door een aanzienlijke inzet van kapitaal tot een eigen agro-industriële onderneming, die onder schijnbaar calculeerbare randvoorwaarden met een hooggespecialiseerde massaproductie zonder concurrentie op goedkope wijze de markt beheerst. Deze prijsverlaging is echter een illusie omdat de rekening voor de hieruit voortvloeiende kosten buiten de markt om bij de gemeenschap wordt gelegd. Hierbij gaat het om kosten die ontstaan door de vernieling van het milieu en door de vermindering van de voedingswaarde van de producten, en de kosten van de subsidies – het gesubsidieerde onbenul. Als deze verborgen kosten bij de producentenprijs van de industriële landbouw opgeteld zouden worden, zou deze zijn hegemonie op de markt verliezen. Het zou duidelijk worden dat de geproduceerde waarde slechts schijn is.

Hoe een prijs in de landbouw tot stand komt, is een enigszins verborgen verschijnsel. [er stond hier ‘occult’, maar dat lijkt me te zwaar aangezet]. Door initiatieven zoals fair trade of producenten- en consumentengemeenschappen begint er een beetje licht in te komen. Berekenen kun je de prijs van de primaire landbouwproductie als zodanig niet. De waardebepalende factoren voor deze prijzen zijn:

• de natuurgegeven mogelijkheden met betrekking tot de wisselwerkingen tussen de lokale factoren aarde, water, lucht en warmte en de geomorfologische landschapsvorm

• de natuurgegeven mogelijkheden met betrekking tot de scheppende krachten van de levende wezens in de natuur (planten, dieren enzovoorts) en hun activiteiten in de ritmes van het jaarverloop

• de door ideeën geleide arbeid van de mens

• de harmonische afstemming van alle organen van het bedrijf tot het geheel van het bedrijfsorganisme.

Door het samenwerken van deze factoren ontstaat, tegengesteld aan de waardevorming in de industrie, een objectieve waarde van de producten, zoals die van tarwe, melk, brood, kaas enzovoorts. De prijs zou rechtvaardig zijn als hij met deze objectieve waarde zou overeenkomen of er tenminste in de buurt zou komen. Maar hoe kun je deze prijs bepalen?

Daarnaast wordt de waardevorming van de primaire landbouwproductie door twee kenmerken bepaald: ten eerste, het vermogen om in het productieproces zichzelf te reproduceren, en ten tweede, de mogelijkheid om tot voedingsmiddel voor mens en dier te worden. De tarwekorrel bijvoorbeeld is samen met de bodem waarin hij gezaaid wordt, productiemiddel voor de volgende oogst, maar hij is ook broodgraan. De koe reproduceert zichzelf in het kalf, en verbonden met dit proces heef ze het vermogen om meer melk te geven dan voor het grootbrengen van het kalf nodig is. De productiemiddelen in de landbouw hebben de eigenschap dat ze in het productieproces zichzelf kunnen voortbrengen en tegelijk tot voedingsmiddel voor mens en dier kunnen worden. De taak van de boer bestaat erin de omstandigheden van plantenteelt en veehouderij zodanig vorm te geven dat beide vermogens in het productieproces op een hoog niveau duurzaam met elkaar in evenwicht zijn. Dat wil zeggen, hij moet hier en nu de tarwe zo verbouwen, de koe zo houden, voeren, verzorgen en fokken dat deze levende productiemiddelen tot in de verre toekomst hun bijzondere eigenschappen kunnen behouden of zelfs nieuwe eigenschappen kunnen verkrijgen naarmate de voedingsbehoeften van de mens veranderen.

Het is met name dit feit dat ten grondslag ligt aan de principiële tegenstelling in de manier van produceren tussen industrie en landbouw. Deze komt ook tot uitdrukking in het gegeven dat de agrarische productiemiddelen – bodem, planten, dieren – dankzij hun vermogen tot zelfvernieuwing niet afgeschreven hoeven te worden. Wat de afschrijving als kapitaalreserve in de industrie is, is in de landbouw de waarde-behoudende en -ontwikkelende kracht van het bedrijfsorganisme als geheel. De vervanging van menselijke werkkracht en dierlijke trekkracht door machines heeft voor de landbouw evenwel hoge afschrijvingen met zich meegebracht, die echter geen betrekking hebben op het productiemiddel als zodanig. Het is niet de maaidorser die het graan voortbrengt, en niet de melkmachine die de melk produceert, maar het leven, de verbanden scheppende krachtenwereld die in plant en dier werkzaam is. De prijs van landbouwproducten zou dan ook pas redelijk zijn als hij overeen zou komen met hun objectieve waarde. Een criterium hiervoor zou kunnen zijn of de prijsstructuur van de primaire productie van het agrarisch bedrijfsorganisme – dus zonder verdere verwerking – de bedrijfskosten en het levensonderhoud van alle medewerkers en hun families van een oogstperiode tot de volgende dekt. [5]

5 Rudolf Steiner formuleerde voor deze prijsbepaling de volgende gedachte: de prijsstelling moet zodanig zijn “Het welzijn van een geheel van samenwerkende mensen is des te groter naarmate het individu minder aanspraak maakt op het resultaat van zijn prestaties, dat wil zeggen naarmate hij deze opbrengsten meer aan zijn collega’s laat en naarmate zijn eigen behoeften niet vanuit zijn eigen prestaties maar vanuit de prestaties van de anderen bevredigd worden.” (Kernpunkte der sozialen Frage, GA 23, Dornach 1976, p. 132; in het Nederlands: De kernpunten van het sociale vraagstuk, Steinervertalingen 2004, p. 107).

Hiervoor zijn marktstructuren vereist waarbij landbouwers, verwerkers, groot- en detailhandelaren en ook consumenten die hier mee gestalte aan willen geven, in een regionale kring bij elkaar komen. In tegenstelling tot de industrie is de landbouw op een regionale economie georiënteerd. Afhankelijk van de productieomstandigheden vindt landbouwproductie in alle verscheidenheid overal plaats waar mensen leven en waar de vereiste omstandigheden gegeven zijn. Het is alleen maar logisch dat de kortste weg van de producent naar de consument de goedkoopste is, waarbij tegelijkertijd de kwaliteit het beste behouden blijft.

Ook de landbouw produceert in de loop van het kosmisch-aardse productieproces afval, maar geen vuil. Het afval is afkomstig uit de levende en bezielde natuur. Het zijn plantaardige en dierlijke resten die in de schoot van de natuur terugkeren en zich omvormen tot humus, de vruchtbaarheidsdrager van de bodem. In een bedrijf dat beheerd wordt in overeenstemming met het organisme-principe, regenereert de stof- en krachtenhuishouding zich grotendeels zelf. Tegenover het verbruik van energie en grondstoffen in de industrie staat de opbouw door de zelf geproduceerde mest en de nieuwvorming van humus. De zuivere primaire landbouwproductie heeft, als je rekening houdt met alle bodemopbouwende maatregelen (bemesting, vruchtwisseling, grondbewerking), een positieve energiebalans. Dit gegeven wordt tegenwoordig door het hoge kapitaalgebruik in de vorm van stikstofmeststoffen, bestrijdingsmiddelen, van buiten aangevoerde voedermiddelen en energie in zijn tegendeel veranderd. Ook het verlies van bodem door erosie moet hier worden genoemd, dat in de industriële landbouw al op licht hellende terreinen optreedt, met name bij verbouw van maïs. Met het oog op de gehele economie en op de toekomst van de aarde heeft de landbouw echter de taak om de negatieve energiebalans van de industrie te compenseren.

Het is duidelijk dat we de polariteit van industrie en landbouw radicaal moeten doordenken en de consequenties hiervan voor onze hele cultuur rigoureus moeten overwegen. Zonder een overbrugging van dit geweldige spanningsveld kunnen we niet tot een gezond economisch leven komen. Eerst moeten de prijzen van de agrarische producten worden vastgesteld, en wel in het regionale kader van de markt en van de samenwerkingsverbanden met verwerking en handel. Deze kunnen vervolgens als oriëntatie dienen voor de prijsvorming in de op arbeidsdeling gebaseerde economie. De proportionaliteit van de prijzen in industrie en nijverheid moet in de toekomst worden bepaald aan de hand van de primaire landbouwproductie.

Je hoeft alleen maar naar de ongelijkheid in productieomstandigheden in industrie en landbouw te kijken om te beseffen dat het vormgevende principe voor het creëren van toegevoegde waarde dat bij het wezen van de landbouw past, in eerste instantie het organisme is. Het organismeprincipe behoorde altijd onlosmakelijk bij de ontwikkeling van de landbouw, zij het onder steeds wisselende culturele omstandigheden. Wat nu een wetenschappelijk gefundeerd, bewust inzicht moet worden, was in vroegere tijden het resultaat van een uit het volksinstinct voortkomende, wijsheidsvolle handelwijze. De bewustzijnsontwikkeling van de mensheid en daarmee de geschiedenis van de landbouw weerspiegelen zich in grote lijnen in de manier waarop de mensen  vanuit een steeds bewustere beleving van hun eigen fysiek organisme het in de natuur werkzame organismeprincipe geleidelijk aan tot het fundament van een ware landbouwkunst hebben gemaakt.

De biologisch-dynamische landbouw wordt toegepast in 58 landen, op 268.000 hectare.
In Nederland zijn er 50 gecertificeerde BD-boeren die samen 10.000 hectare bewerken (dat is 0,4% van het landbouwareaal).

Uit langlopend onderzoek blijkt dat biologische en biologische landlandbouw in verhouding tot de gangbare landbouw enerzijds minder opbrengst per hectare realiseren (85% maar anderzijds aanmerkelijk minder kosten met zich meebrengen: 8% van de kosten van gewasbescherming; 57% van de kosten van bemesting; 62% van de kosten van energie.

Uit hetzelfde onderzoek blijkt: ten opzichte van de gangbare landbouw scoort de BD-landbouw beter op verschillende landbouwkundige aspecten, zoals de bodemvruchtbaarheid, gemeten in humus (+18%); bodemactiviteit (+83%); mineralendynamiek (+37%). Het onderzoek toont ook aan dat het gebruik van BD-preparaten een positief effect heeft op de bodem en op de voedingswaarde van de gewassen.

Deze tekst is afkomstig uit:

Manfred Klett: Van agro-industrie naar landbouwkunst.
Karaktertrekken van de biologisch-dynamische landbouw. Een landbouw voor de toekomst.
Nearchus / Kolisko ISBN 9789492326935

Dit artikel verscheen in ‘Driegonaal
Publicatie op deze blog met toestemming

Voor een abonnement: Sociale driegeleding

De wereld is waar: alle artikelen via [9-5]

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

3387-3185

.

.

.

.

 

VRIJESCHOOL – De wereld is waar……(5)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-4]*

.

DE WERELD IS WAAR…..

Voor de verschillende leeftijdsfasen: 0 -7; 7 – 14 en 14 – 21, gaf Steiner een soort ‘overkoepelend motief’ aan:

In de 1e fase zou door opvoeding en onderwijs heen moeten klinken dat ‘de wereld goed is;
voor de 2e, dat ‘de wereld mooi is’,
voor de 3e, dat ‘de wereld waar is’.

We worden ‘als wereld’ al geruime tijd geconfronteerd met het feit dat het allemaal niet zo ‘goed, mooi en waar’ is.

En dat ervaren onze kinderen ook en naarmate ze ouder worden steeds meer.

En hoe kan je de puber, de adolescent, de jong volwassene als opvoeder laten ervaren dat er – juist op de gebieden waar het niet goed gaat – ook idealen kunnen zijn om het beter te maken.

Idealen koesteren is niet genoeg

N.a.v. een publicatie van Jesse Mulder Antroposofie doen?heb ik Steiners opmerkingen over het ‘imponderabele’ weergegeven.
Overduidelijk blijkt daaruit dat het niet om de woorden gaat, maar om de stemming, beleving die daaraan ten grondslag liggen. 

Dat is niet iets exclusiefs van Steiner: we weten allemaal dat het niet aankomt op woorden, maar op daden.
Ofwel: hoe worden idealen ‘wil’.

En hoe komen we aan idealen?
Door ideeën te bestuderen die je inzicht kunnen geven in een andere aanpak, van b.v. de grote problemen in de landbouw.

Opgegroeid in agrarisch gebied heb ik als jong mens gezien hoe de kleinschaligheid verdween ten gunste van almaar groter, intensiever.
Kunstmest, gif: aanvankelijk beleefden we dat als vooruitgang, maar nu weten we dat het een ernstig averechtse werking heeft: wat het ‘leven’ betreft: de biodiversiteit lijdt zwaar: steeds minder soorten overleven.

Wanneer ik de gezichtspunten lees die John Hogervorst hier over ‘eigendom van grond’ toelicht, 

Als alle dingen de juiste prijs hebben, komt niemand tekort. Waarom is dat nu nog niet zo? Dat komt door prijsvervuiling en prijsvervalsing. Die komen voort uit de manier waarop wij met eigendom omgaan. Grond en kapitaal zijn zaken die geen eigendom zouden moeten kunnen zijn: ze moeten onverhandelbaar worden gemaakt. In de huidige economie vormt het feit dat ze wél eigendom zijn het vehikel van eigenbelang. Onze omgang met eigendom geeft egoïsme (in de vorm van deelbelangen en groepsbelangen) in de economie ruim baan, met desastreuse gevolgen. Dat dit niet langer kan gebeuren, zou te regelen zijn met andere wetgeving. Dan zorg je ervoor dat een onderneming geen eigendom meer kan zijn: grond en kapitaal kun je niet meer bezitten en verkopen – je kunt alleen het recht krijgen ze tijdelijk te gebruiken. Daarmee wordt het egoïsme in de economie aan banden gelegd.

kan ik daar enthousiast voor worden: stel je voor dat een boer niet meer het kapitaal nodig heeft voor grond – toen ik in Drenthe woonde en de schaalvergroting nog volop doorging, doopte een boer de naam van zijn boerderij om in RABO-hoeve….- dan kunnen er – ten gunste van het leven: dieren, planten en aarde – veel gezondere dingen gebeuren.

En met Steiners idee dat er bij een bepaalde hoeveelheid grond een bepaalde hoeveelheid dieren hoort die – zonder dat er mest overblijft – die grond kunnen bemesten, zou als boeren in staat gesteld zouden worden met zo’n bedrijfsvoering te kunnen werken, het mestoverschot niet bestaan.
(Exacter daarover inVruchtbare aarde, voordracht 2)’.

En om de daad bij het ideaal te voegen: via de stichting Grondbeheer kan dat.

Stel je voor dat de 8000 leden van Facebook vrijeschool en de 1800 van Facebook groep Antroposofie, jaarlijks gemiddeld 10 euro zouden geven, dan kan er jaarlijks door deze groepen alleen al, voor ca 100.000 euro aan grond worden aangekocht.

Je kan donateur worden, maar ook een eenmalige bijdrage leveren.

Op weg naarde hoogste kwaliteit, voor de eerlijkste prijs

Was ik bovenbouwleraar: ik zou er mijn leerlingen graag over vertellen!

.
Meer nog overvrije grond

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. [9-5]* alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeld:  alle artikelen

.

3193-3005

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – De wereld is waar….(4)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-3]*

.

Hoe WAAR is de wereld voor de opgroeiende mens vanaf 12 jaar?
Zie de inleidende gezichtspunten.

Waar kun je als leerkracht enthousiast over worden en als ideaal aan je leerlingen laten zien?

Je kan – dat overkwam mij bij het lezen van zo’n artikel – van binnen warm worden, je dankbaar voelen ‘dat er zulke mensen zijn’.

Iets positiefs ervaren: als we dat onze leerlingen eens konden meegeven.

.

 N.a.v. artikel in Motief nr. 214 juli-aug. 2017

.

op grond van de toekomst
.

Manfred van Doorn baseert zich bij zijn leiderschapstrainingen op de ‘Reis van de held‘.
In zijn analyses onderscheidt hij twaalf fases. Onder de titel DNA van duurzaamheid heeft hij onlangs het huidige tijdsgewricht van de mensheid in deze twaalf fases geanalyseerd.
De eerste fase – de proloog – begint bij het industriële tijdperk. Inmiddels zijn we in de negende fase – de dolk – aangekomen.

De dolk gaat over de ontdekking van het kwaad. In het geval van de mensheid is dat het verlies van biodiversiteit, smelten van permafrost, geen vertrouwen meer in media en overheid, destabilisatie door grote vluchtelingenstromen en de opkomst van extremisme. Als reactie daarop verkeert de mensheid in wanhoop en wil de weg terug naar het licht zien te vinden. Maar welke kant is dat op? Gaan we terug naar het nationalisme en komt er een nieuwe grote oorlog? Of krijgt de transitie naar duurzaamheid definitief vorm?

Timebinders

Welke kant we opgaan, hebben we volgens Manfred zelf in de hand: “Daarin zijn we vrij. Maar als we de weg van duurzaamheid willen inslaan, is het onze opdracht om zes kloven te overbruggen. Het mooie is dat we daarvoor een laagdrempelig vliegwiel hebben: de landbouw. Het eten van biologische voeding en het vrij maken van landbouwgrond zijn namelijk revolutionaire gebaren richting een duurzame wereld.” De eerste kloof die Manfred ziet, is die tussen het nu en de toekomst: “Door te leven in het nu zeggen we eigenlijk: na mij de zondvloed. We verteren de pot met roofbouw en kortetermijnwinst. Mensen die op zelfverrijking uit zijn, worden echter gekweld door een innerlijke leegte. De kloof tussen het nu en de toekomst kunnen we overbruggen door als timebinders te leven: verbonden met onze voorouders én rekening houdend met onze ongeboren kinderen. De biologische landbouw is daarvan een goed voorbeeld: biologische boeren gaan respectvol om met het levenswerk van hun voorgangers en geven vruchtbare landbouwgrond door aan de generaties na hen.”

Ratrace

De tweede kloof die overbrugd moet worden, is die tussen vrijheid en noodlot. Manfred: “Het is heel Amerikaans om te roepen dat je alles kunt worden, als je maar wilt. Ook ons lichaam wordt gezien als maakbaar en we verbouwen het met borstimplantaten en botox. Dat ervaren we als vrijheid, maar het is nepvrijheid. Mensen die dit als succes en schoonheid zien, laten zich namelijk manipuleren door de industrie. Dit is overigens een gevaarlijke kloof omdat het de solidariteit verder uitholt. Mensen met een zwaarder lot worden weggezet als zwak en mislukt. De kloof tussen vrijheid en noodlot kunnen we overbruggen door verantwoordelijkheid te nemen voor ons eigen lot en empathie te hebben voor het lot van anderen. In de landbouw wordt dit solidariteitsprincipe toegepast op zorgboerderijen. Mensen die uit de ratrace zijn gevallen, kunnen herstellen door mee te werken in het natuurlijke ritme van de seizoenen. Ook wijst de biologische landbouw genetische manipulatie af.”

Aardbeien in de winter

De derde kloof naar een duurzame wereld is die tussen welzijn en lijden. “Met name in de rijke landen besteden wij ons lijden graag uit,” aldus Manfred. “Voor ons eigen voordeel laten we anderen schade oplopen. Met het eten van goedkoop vlees schuiven we ons lijden af op dieren. En door in de winter aardbeien met een vliegtuig te importeren, schuiven we luchtvervuiling door naar de generaties na ons. Deze derde kloof kunnen we overbruggen door parasitair gedrag terug te draaien. In de biologische landbouw wordt daaraan vormgegeven door zorgvuldig om te gaan met dieren en leefomgeving. Dat kost echter veel meer tijd en energie. Met die noeste arbeid schuift een biologische boer zijn eigen lijden niet door, maar neemt het op zich.”

Ecosystemen versterken

Tussen informatie en waarheid zit de vierde kloof, aldus Manfred. “Door internet en social media zijn we verslaafd geraakt aan het eten van informatie. Al deze prikkels leiden ons af waardoor we niet meer toekomen aan wat echt belangrijk is in het leven. Deze kloof kunnen we overbruggen door ons weer te verbinden met de natuur. De biologische landbouw doet aan waarheidsvinding door de samenhang in het ecosysteem te versterken. Op die manier voegt een biologische boer waarden toe aan de aarde, in plaats van ze te onttrekken. En daarmee kom ik naadloos aan bij de vijfde kloof, die tussen materie en geest. Een biologische boer neemt de moeite om te kijken wat een gewas is en wat de grond wil, omdat hij weet dat alles bezield is. Zonder bezieling blijft alleen de materie over en kunnen we gewetenloos de planten, dieren en de bodem tot onze slaven maken.”

Schenken en delen

De laatste kloof is die tussen onszelf en de ander. Manfred: “Ik zag laatst een filmpje van een aboriginal die zei: het grootste verdriet van de westerse wereld is dat jullie voor jezelf zorgen en niet voor de ander. Daarmee vat hij deze zesde kloof mooi samen. Door onszelf centraal te zetten, zijn we gestagneerd in schenken en delen. Dat heeft ons in een isolement gebracht, waardoor we met de ander ook onszelf tekort doen. De biologische boer heeft deze kloof overbrugd door enorm goed voor zijn land te zorgen, en het paradoxale is dat het land daarmee ook enorm goed voor hem zorgt.”

Echo in de eeuwigheid

Willen we een happy end met een transitie naar duurzaamheid? Dan is er werk aan de winkel. “Het overbruggen van de zes kloven vraagt om een immense spirituele ontwikkeling,” aldus Manfred. “Het vrij maken van grond is een spirituele daad waarmee je in één klap een aantal kloven overbrugt. Je zegt daarmee: ik wil dat dit stukje aarde van ons allemaal is en voor de toekomst geschikt blijft. Je bevrijdt niet alleen de grond uit het oude systeem, maar je bevrijdt ook jezelf door het lijden op je te nemen dat jouw voorgangers op de aarde hebben afgewenteld. Het is een homeopathisch gebaar – er is nog amper 2% biologische landbouw in Nederland – maar dit gebaar is een echo in de eeuwigheid. Het industriële tijdperk is ooit klein begonnen dus het is logisch dat de oplossing ook vanuit de kiem begint.” 

De twaalf fases en zes kloven van de DNA van duurzaamheid heeft Manfred van Doorn in samenwerking met Stichting Grondbeheer uitgewerkt in een poster, te bestellen via www.doublehealix.com.

Wat is vrije grond?

Vrije grond is gekocht met schenkgeld en obligaties van burgers. Daardoor is het geen particulier eigendom meer. Bij natuurgebieden vinden we dit al heel gewoon. Het behoud van landbouwgrond is echter minstens zo belangrijk: het is de bron van ons voedsel. Door landbouwgrond vrij te maken, wordt het uit het economische verkeer gehaald. Het mooie van deze aanpak is dat het een langetermijnoplossing biedt voor het behoud van vruchtbare landbouwbodems. De indianen dachten zeven generaties vooruit bij beslissingen. Grondbeheer garandeert bodemvruchtbaarheid voor minstens zeven generaties na ons. Als spin-off van de biodynamische landbouw neemt de biodiversiteit en kwaliteit van onze leefomgeving toe.

Stichting Grondbeheer

De oprichting van Stichting Grondbeheer in 1978 was een initiatief van de Studiegroep Economie van de Antroposofische Vereniging, en is een uitwerking van de sociale driegeleding naar de praktijk. De productiedruk in de landbouw, die ten koste gaat van het milieu, wordt opgelost door landbouwgrond met schenkgeld en leengeld uit het economische verkeer te halen. Inmiddels beheert Stichting Grondbeheer ruim 220 hectare vitale landbouwgrond verspreid over 15 biodynamische bedrijven.

Meer info: www.bdgrondbeheer.nl

.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen

.

Sociale driegeleding: alle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. [9-5]* alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

3192-3004

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – De wereld is waar….(3)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-2]*
.

Hoe WAAR is de wereld voor de opgroeiende mens vanaf 12 jaar?
Zie de inleidende gezichtspunten.

Waar kun je als leerkracht enthousiast over worden en als ideaal aan je leerlingen laten zien?

Je kan – dat overkwam mij bij het lezen van zo’n artikel – van binnen warm worden, je dankbaar voelen ‘dat er zulke mensen zijn’.

Iets positiefs ervaren: als we dat onze leerlingen eens konden meegeven.
.


Hester Anschütz, Antroposofisch Magazine, nr 2 juni 2018
.

Eigenhandig je bietjes uit de grond trekken
.

De Tuinen van Hartstocht

.

Een ideaal omzetten in realiteit betekent voor sommigen piekeren, afwegingen maken en dan mogelijk een knoop doorhakken. Voor anderen is het vooral doen! Want “als je alles van tevoren wilt bedenken, begin je nergens meer aan,” aldus Marieke Kitzen [36], die vorig jaar samen met Sam Batink [27] onder de rook van Amsterdam zelfpluk- en proeftuin de Tuinen van Hartstocht startte. Hier wordt onderzocht hoe je waarde kunt toevoegen aan de buurt, je medemens, de natuur en jezelf.

“We hadden elkaar denk ik zes keer ontmoet, toen Sam me vroeg of ik wilde meedoen met het opzetten van een groentetuin, en ik zei: ‘Ja, dat wil ik’.” Het daadkrachtige enthousiasme en de passie voor de zelfpluktuin en het tuinieren klinken door in Mariekes stem. “Het liefst ben ik nu de hele tijd op de tuin. Het is superleuk.”

Het begon voor Sam en Marieke op 11 mei 2015. “We hadden een stuk grasland van de boer van melkveehouderij de Hartstocht, dat we mochten gebruiken. Daar liepen tot voor kort nog koeien op. Dat moest worden omgezet om er een groentetuin van te maken. We hebben een trekkertje met een overtop-frees gehuurd en zijn aan het werk gegaan.” Hierna volgde het kopen van plantgoed. “Daar waren we eigenlijk te laat mee en dus moesten we het doen met wat er over was of wat we van andere tuinders konden kopen. Dan stop je van alles in de grond en een maand, anderhalve maand later kijk je om je heen en denk je: wat is hier gebeurd? Dat is precies wat ik zo leuk aan tuinieren vind,” zegt Marieke.

Groot enthousiasme

“Het enthousiasme van de mensen die vorig jaar bij ons langskwamen was groot. Van tevoren had ik niet gedacht dat ik dat zo leuk zou vinden, het contact met de mensen. Kinderen die blij bietjes uit de grond trekken en mannen die wat besmuikt met een lijstje van hun vrouw komen vragen waar de snijbonen staan. Een man van negentig kwam met drie euro binnen en vroeg of we prei hadden. ‘Ja, hebben we,’ antwoordde ik. ‘Mieters, mieters, mieters!’ riep hij vervolgens enthousiast.”

Op hun website beschrijven Marieke en Sam wat ze met hun tuin willen: “Wij doen dit omdat we geloven in een wereld waar wij samen bepalen wat er op ons bord ligt. Dat vraagt om ‘anders’, om ‘nieuw’, om ‘betrokkenheid met elkaar’. Duurzaamheid gaat niet alleen over biologisch, met respect voor mens, dier en milieu, maar vooral over kunnen overleven op lange termijn. Dat betekent dat het rendabel moet worden, vandaar onze overwegingen en keuzes.” Ze willen met hun werk aan hun tuin een inkomen kunnen verdienen. “Als je biologisch wilt eten, moet dat op alle niveaus waargemaakt worden. Je kunt hard roepen dat je duurzaamheid vertegenwoordigt, maar als wij van dit werk niet kunnen leven, is het voor ons als tuinders niet zo duurzaam.”

Zelfpluk-, zelfoogst- en proeftuinen in Nederland

Het idee van een tuin waar je lid van wordt en dan regelmatig zelf komt oogsten bestaat al enige tijd in Nederland, maar lijkt de laatste jaren sterk aan populariteit te winnen. De trends van lokaal en biologisch eten versterken dit. Wat is er nou leuker dan wekelijks je eigen groente van het land te halen om er een lekker maaltje van te koken? Zeker samen met kinderen! Het is gezond, vers, lekker en ook nog leerzaam. Je hebt de lusten van een moestuin, maar niet de lasten. En voor minder dan 10 euro heb je alle groente voor een hele week in huis.

Wil je weten of er een zelfoogst- of zelfpluktuin bij jou in de omgeving zit, google dan even op ‘zelfoogsttuin’ of ‘zelfpluktuin’, want helaas is er nog geen mooi overzicht van alle groentetuinderijen die de mogelijkheid tot zelfoogsten hebben. De meeste tuinen werken met een ledensysteem en zijn, al dan niet gecertificeerd, biologisch en vergelijkbaar in prijs. Hier is veel informatie te vinden, al is het slechts een greep uit het aanbod:

Omslag.nl

Kolen als bowlingballen

Dit jaar [2018] moet uitwijzen of ze dit voor elkaar krijgen, want op het moment is de tuin nog een echte proeftuin, letterlijk en figuurlijk. De jonge tuinders proberen van alles uit. “We zitten bijvoorbeeld op heel dikke klei en als het veel regent is het hier heel modderig. Dat merkten we vorig jaar en dan moet je onderzoeken hoe je daarmee omgaat. Dat hoort erbij. We hadden vorig jaar kolen als bowlingballen, maar een wortel wilde niet groeien.” De oplossing om toch een wat gevarieerder aanbod aan groente te kunnen verkopen, was een ruilactie met een andere tuinderij die wel wortels had. Marieke: “Bij zoiets kun je teleurgesteld in een hoekje gaan zitten of je kunt kijken waar ze wel wortelsucces hebben.”

Dit jaar werkt de tuin met een heus teeltplan. “We hebben een divers aanbod, om elk tweede groentebed staat wat anders. Zo staan in ons bonenbed bijvoorbeeld tuinbonen, peultjes, kapucijners, doperwten en straks snijbonen en  sperziebonen.” Op de tuin en via een nieuwsbrief horen de leden wat er op een bepaald moment te oogsten is en via een soort vlaggensysteem kan iedereen zien waarvan veel of juist wat minder mag worden geoogst. De tuinders laten het voor een groot deel vrij of iemand zich houdt aan de afgesproken hoeveelheid. “We vertrouwen op de eerlijkheid van de mensen.”

Dwars van hokjes

Doordat ze niet hun volledige inkomen uit de tuin kunnen halen, werken zowel Sam als Marieke elders parttime. Marieke als freelance tekstschrijver en Sam als melker, cameraman en timmerman. Hiernaast volgen [2018] beiden de deeltijdopleiding biologisch-dynamische landbouw aan de Warmonderhof in Dronten. Het is wat hen beiden samenbracht. Marieke: “Ik woon in Amsterdam en had al langer een volkstuin, waar ik heel gelukkig van werd. Op zeker moment werd ik gegrepen door het onderwerp landbouw, wat dat met de wereld doet en hoe de duurzame variant werkt. Ik wilde daar iets mee gaan doen.” Dankzij het Amsterdamse stadslandbouwnetwerk kwam ze bij de Warmonderhof uit en zo bij Sam, die op boerderij Hartstocht woont. Deze boerderij is een biologische stadsboerderij en staat bekend om zijn duurzame projecten.

De Tuinen van Hartstocht is zelf niet officieel biody-namisch, noch biologisch. “We tuinieren wel biologisch, maar we gaan ons niet certificeren. Alles wat in een hokje moet, daar word ik meteen wat dwars van,” zegt Marieke. Daarbij willen de tuinders vooral op de tuin bezig zijn. En Marieke gelooft niet zo in de preparaten. “Ik vind het mooi hoe ik op de landbouwschool leer om naar landbouw te kijken. Ik leer vooral met aandacht te kijken naar wat er gebeurt.” Vervolgens een uur lang linksdraaiend koemest met water vermengen om aan de grond toe te voegen, dat heeft bij Marieke geen prioriteit. “Ik zie wel dat je daardoor in een soort meditatieve toestand komt en meer met aandacht werkt, maar ik denk dat je dat ook op een andere manier kunt doen.” Voor hun leden maakt het momenteel niet uit of er Skal of Demeter op de groente mag staan. “Zij willen weten of we de boel niet bespoten hebben, dat is voor hen belangrijk, maar of ik nu wel of niet antroposofisch tuinier ben, dat maakt hun denk ik niet veel uit.” 

Wat zijn de Tuinen van Hartstocht?

De Tuinen van Hartstocht zijn te vinden op een stuk van ongeveer 3.000 m2 bij Stadsboerderij Hartstocht in Gein. De tuinders Sam en Marieke maken gebruik van een ledensysteem dat hun financiële stabiliteit geeft op basis van het CSA-concept: Community Supported Agriculture. Iedereen kan lid worden. Je betaalt dan aan het begin van het jaar een bedrag waarvoor je tijdens het oogstseizoen wekelijks verse groente kan komen oogsten, wanneer je maar wilt. De leden delen mee in de overvloed, maar ook in de mogelijke risico’s.

Om naast de leden anderen de mogelijkheid te geven van de mooie tuin te komen genieten, willen Marieke en Sam ook in het weekend workshops gaan organiseren.

 tuinenvanhartstocht.nl

.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. *[9-5] alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

3112-2925

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – De wereld is waar….(2)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-1]*

.

Hoe WAAR is de wereld voor de opgroeiende mens vanaf 12 jaar?
Zie de inleidende gezichtspunten.

Waar kun je als leerkracht enthousiast over worden en als ideaal aan je leerlingen laten zien?

Je kan – dat overkwam mij bij het lezen van zo’n artikel – van binnen warm worden, je dankbaar voelen ‘dat er zulke mensen zijn’.

Iets positiefs ervaren: als we dat onze leerlingen eens konden meegeven.
.

Uit ‘Antroposofisch Magazine’  dec. 2018 nr. 12
Iets bewerkt.

.

We willen de aarde mooier achterlaten dan we haar hebben aangetroffen

Een enthousiaste Krispijn:

“Als de bodemkwaliteit goed is, dan groeien de planten rustig en komen ze optimaal tot smaak en structuur,” aldus Krispijn. “Een goede bodem is letterlijk de basis voor planten om zich goed te voelen. Op plekken waar de bodemstructuur nog iets te wensen overlaat, zie ik dat de gewassen vatbaarder zijn voor ziektes en plagen.”

Krispijn is geboren en getogen op het bedrijf waar hij nu ondernemer is. Hoewel hij de landbouwschool in Leeuwarden heeft gedaan, was het voor hem niet vanzelfsprekend om zijn vader op te volgen.

“Het boerenbestaan biedt geen makkelijk en stabiel inkomen,” legt hij uit. Na omzwervingen in het buitenland, een baan als landbouwadviseur en als bedrijfsleider op een zorgboerderij kwam hij tot de slotsom dat hij kansen ziet voor het runnen van een eigen bedrijf. In 2012 is hij de uitdaging aangegaan en bij zijn vader Digni en compagnon Peter Keij in de maatschap gestapt.

Diversiteit

Telen op kleur, geur en smaak. Dat is hoe Krispijn zich wil onderscheiden op de markt. Op de 70 hectare in de Flevopolder groeien behalve de rode ook gele biet, regenboogpeen, pastinaak, wortelpeterselie, granen, groenbemesters, diverse koolsoorten en aardappels in allerlei kleuren en vormen.

“Ik ben op dit idee gekomen omdat ik, als ik zelf boodschappen doe, in eerste instantie kies op kleur. Vervolgens moet het lekker smaken. Daarbij biedt deze invalshoek ons de mogelijkheid om consumenten kennis te laten maken met een veelheid aan gewassen.”
Behalve variatie op het bord, heeft biodiversiteit nog veel meer voordelen. “Het bodemleven reageert op elk gewas weer anders,” legt Krispijn uit. “De afwisseling boven de grond zorgt voor variatie onder de grond. En hoe meer soorten beestjes er in de bodem leven, hoe vruchtbaarder het land. Dat is belangrijk voor de toekomst: met deze manier van landbouw kan de bodem het eeuwig volhouden. De diversiteit aan gewassen heeft ook een economisch voordeel. Als er bijvoorbeeld één aardappelsoort door weersomstandigheden mislukt, vangen we dat verlies op met een andere soort. Ook qua medewerkers streven we naar diversiteit. We werken dagelijks met wel tien mensen, onder andere met mensen de een afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

De aarde mooier achterlaten

De essentie van biodynamische landbouw? Dat s voor Krispijn de holistische manier van werken: ‘ik houd rekening met het welbevinden van plant, dier en mens. Het is belangrijk dat iedereen zich goed voelt. Ik geef daar vorm aan door met rust en aandacht te werken. Dat is best lastig. Als boer ben ik afhankelijk van het weer en moet soms acuut handelen. Door planmatig te werken – voor elk gewas hebben we een jaarplanning – gaat het ad hoc eruit Een geslaagd moment van rust is het uitbrengen var de preparaten. Dan staan we met onze volle aandacht rondom de kavel.”

De diversiteit waar Krispijn en zijn collega’s aan werken, is ook fijn voor de natuur: “In de zomer gonst het hier van de vliegende insecten en in de herfst glinsteren de spinnenwebben in de ochtenddauw. ’s Winters strijken de vogels neer op onze akkers: blijkbaar valt hier dan nog voedsel te halen. Door de alarmerende achteruitgang van insecten en vogels praten beleidsmakers en natuurorganisaties nu over natuurinclusieve landbouw. Wij werken altijd al natuurinclusief. Het is een mooie term maar om me heen verandert er nog weinig. Wij zijn nog steeds een eilandje in de polder met een eigen wereldbeeld: dat we de aarde mooier willen achterlaten dan we haar hebben aangetroffen. Met dit bedrijf lukt dat. Ik zie nog steeds – ook al werken we sinds 1990 biologisch en sinds 2006 biodynamisch – dat elk seizoen de grond een beetje vruchtbaarder wordt.” 

Meer over het bedrijf

Toen de onderbouw nog uit 7 klassen kon bestaan, gingen vele 7e klassen op het eind van hun schooljaar een schoolweek naar een bio-dynamische boerderij om daar mee te helpen.
Dat sloot a.h.w. aan bij de tuinbouwlessen van klas 6: nu uiteraard op veel grotere schaal en ‘in het echte leven’.

Ernaartoe! 

.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. *[9-5] alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

3107-2920

.

.

.

.