VRIJESCHOOL – Schilderen – 1e klas (3-1)

.

Onderstaand artikel is een bewerkte vertaling uit:
.
Der künstlerische Unterricht. Mahlen und Zeichnen
Jünemann/Weitmann  (1e druk 1976)
(Inmiddels is er een 5e druk 2007)

Zwart = tekst uit het boek
Blauw = mijn eigen woorden over het e.e.a.

.
N.a.v. blz. 36  38

Als kinderen in een 1e klas voor het eerst schilderen, kun je bij het waarnemen daarvan veel verschillende indrukken opdoen.
In het boek wordt geschreven over een kleine, enigszins gedrongen jongen, die al zijn aandacht erop richt om zijn rood zo sterk mogelijk te krijgen dat hij naast het blauw heeft geschilderd. Hij doet dat heel voorzichtig en legt telkens zijn penseel neer en wrijft dan a.h.w. het rood naast het blauw.

[Wanneer je je huis opknapt en de deuren schildert, spreekt je ook van schilderen, met een kwast. Hier zul je het woord ‘penseel’ niet gebruiken.
Wél het woord ‘verven’, dat dan weer minder past bij het schilderen als schoolvak.]

En dan is er een donkerharig meisje dat met haar penseel snel hier wat gele, daar wat roodachtige en daar weer wat blauwe kleuren neerzet. De gele maakt ze groter. Ze lijkt het heel blijmoedig te doen en ze straalt als ze op het blad wijst: ‘Een bloemenweide!’

Als volwassene kan je de ervaring opdoen dat wanneer je schildert, je de omgeving intenser gaat waarnemen, b.v. de kleuren in de lucht of de rijkdom aan groentinten bij bomen en struiken.
Hoe zou dat bij een kind zijn?
We mogen ervan uitgaan dat kinderen in staat zijn zeer intensief waar te nemen – zie b.v. de artikelen over nabootsen.
Het moet haast wel zo zijn dat we door kleur aan te bieden – al in de kleuterklas – het kind deze kleur sterk in zich opneemt. Die kleur ziet het ook in de wereld om zich heen. En de kleur beleeft het natuurlijk niet alleen bij het schilderen en tekenen, maar ook aan de voorwerpen waarmee het speelt.

In het boek wordt het voorbeeld gegeven van een moeder die met haar meisjes langs een tuin loopt. De kleinste, een jaar of zes, stopt en kijkt aandachtig naar de rode tulpen in een bloembed. Dan kijkt ze verbaasd naar haar rode rok en vraagt: ‘Wat zijn dat?’ De moeder, inmiddels verder gelopen, roept: ‘Tulpen’. Het kind kijkt afwisselend naar haar rok en naar de bloemen, dan loopt het verder en herhaalt: ‘Tulpen’.

De eenvoudige kleuroefeningen in de eerste drie jaar zijn zeker ook oefeningen voor de zintuigen: o.a. gezichtszin er wordt iets natuurlijks aan het oog aangeboden; het bewegen van het penseel over het papier is verbonden met de tastzin, maar ook met de bewegingszin en kan zelfs met de evenwichtszin verbonden worden als er een ‘in evenwicht-zijnde’, een ‘harmonische’ schildering tot stand komt. 
Het kind is bezig met kleur en dat is – uitgaand van Goethe – ook met kwaliteiten die in het gevoel mee-beleefbaar zijn, er is dus meer dan alleen de stoffelijke verf: er is ook een spirituele dimensie.

Dan volgen er aanwijzingen over hoe je je les zou kunnen geven.

Vanuit het oogpunt van ‘ritme’ – het zich herhalend vertonen – is het goed het hele jaar door wekelijks op een vaste dag te schilderen. En ‘alles wat ritmisch is, vormt de wil’. [1]
[Mij werd destijds niet zo in detail meegedeeld hoe je het best te werk kan gaan en ik moest door – letterlijk – schade: gevallen en gebroken waterpotten, leren dat een bepaalde volgorde belangrijk is. Ook voor de kinderen: gewoontevorming (sterkt het etherlijf).
Ik geef hier een aantal persoonlijke gezichtspunten weer, wat niet wil zeggen dat het allemaal per se zo moet.
In het boek wordt in het hoofdonderwijs geschilderd. Dat kan in een lagere klas natuurlijk, in een hogere zal je die tijd voor de periode kunnen gaan missen.
Als je opmerkingen van Steiner erbij neemt over wanneer welk vak, pleiten deze wat de schilderles als kunstzinnig vak betreft, voor na het hoofdonderwijs, zelfs voor in de middag.
Dat kan dan heel goed na de ‘grote pauze’. In die pauze kan de ‘klassendienst’ al het nodige voorbereiden, zodat dit niet van de lestijd afgaat.
In het allereerste begin zal je zelf veel moeten (voor)doen, maar daarna kunnen de kinderen al veel zelf (en willen dit vaak ook graag).
De waterpotten kunnen alvast worden gevuld – neergezet op een veilige plaats (achter in de klas?), maar nog niet op de tafels/banken van de kinderen die nog moeten binnenkomen.
De schilderplanken en de sponsjes en penselen kunnen worden uitgedeeld. Maar nog geen waterpotten en de verf(potjes). Penselen van 2, 2½ cm zijn aanvankelijk prima.
Nu moeten de kinderen natuurlijk bij ieder binnenkomen zich rustig gedragen, maar het zijn kinderen en dat gebeurt niet altijd. En als er dan toch iets te wild gebeurt, verschuift de al klaar liggende schilderplank en neem meestal wel wat meer mee dat op de tafel ligt, in dit geval dus water en verf. Dus dat werd later uitgedeeld.
De schildertechniek van de eerste jaren is ‘nat-in-nat’, wat betekent dat het papier min of meer door en door vochtig moet zijn. Dat kan door de vellen in een grote bak met water te dompelen (een voor een!) en even te laten liggen.
Als je ze eruit haalt, druipt het en als je niet wacht, ontstaan er overal druppelsporen. Als daar doorheen gelopen wordt met vuile zolen, ziet je klas er niet uit en de schoonmaakploeg zal niet blij zijn.
Dan kan je de kinderen een voor een met de plank naar je toe laten komen, vel erop en weer zitten. Maar dat geeft veel geloop en onrust, stoten, enz.
In het boek zijn de vellen nat gemaakt in de gootsteenbak en komen de kinderen per rij daarheen gelopen
Je kan alle vellen tegelijk pakken, uit laten druipen en met de stapel ergens naar een plank lopen, en vandaar uitdelen, eventueel vanaf meerdere plaatsen.
Maar ook dat is nog niet zo eenvoudig dan dat de kinderen vóór het schilderen de plank gaan nat maken. Ook vanaf de 1e les! 
Sponsje nat in de waterfles – die moet daarvoor niet te klein zijn – hier en daar boven de plank uitknijpen, nog eens, water verdelen en dan kan je bij wie het in orde is het vel zelf op de plank leggen, het kind kan dan meteen verder. Dus: weer spons in de waterpot, uitknijpen boven vel, water verdelen, de tijd geven om in te trekken, nog eens water erop en eventueel nog eens. Vel omkeren, proces herhalen. Dan vanuit het midden naar alle kanten voorzichtig droger wrijven, net zo lang tot het papier mooi vochtig is en er geen waterfilm meer op ligt, dat het niet te veel meer glimt.
Er mogen natuurlijk geen vouwen in zitten. Hierbij moeten de kinderen leren niet te stevig over het papier te gaan, zodat het niet gaat korrelen. ‘Er is wel water, maar we willen geen visjes’. Ook het water dat op de plank, om de randen van het papier ligt, moet weg.
Als dan alles klaar is en je gecontroleerd hebt of het overal in orde is, kan er geschilderd worden. Dan pas gaan de deksels van die potjes die we nodig hebben.
Maar wat gaan we schilderen. Als je dan nog een uitleg van de opdracht moet geven, zitten de kinderen er helemaal klaar voor, maar moeten weer wachten! (terwijl het papier weer gaat opdrogen). 
Dus: mijn ervaring is: vertel de opdracht, geef aanwijzingen, ook ‘technische’ van te voren. Of doe dingen voor, zoals hoe de penseelstreek gaat: o.a. niet tegen de haren in. Het boek doet de suggestie om de kinderen een droge penseel over de eigen hand te laten gaan. 
Andere technische aanwijzingen kunnen zijn: hoe maak je mooi egale kleurvlakken; hoe je met het penseel een teveel aan verf weer kan opnemen; wat is te droog en hoe los je dat op en omgekeerd; hoe neem je kleur op het penseel; het afstrijken langs de rand van het potje e.d. meer.
De verf uit een potje met een dekseltje moet eerst worden omgeroerd, vooral over de bodem. Dat is ook een techniek.
Maak van te voren zelf altijd een voorraad van de verf die je gaat gebruiken en bewaar die in iets wat je goed kan afsluiten. Tijdens de les kan het gebeuren dat je bij een kind iets bij moet gieten, dan is een trechtertje handig.

En als alle voorbereidingen zijn gedaan: meteen beginnen.

Op vele afbeeldingen van een schilderles op bv. Pinterest, zie je de kinderen zitten.
Ik leerde op cursussen in Stuttgart: de kinderen staan en mijn ervaring is dat dit voor ‘het overzicht’, voor even afstand nemen, ook voor de armbewegingen te verkiezen is.

Ook bij het opruimen is het verstandig een vast patroon aan te leggen.
Als een kind echt klaar is: eerst de deksels op de potjes, de waterpot leeg- en omspoelen (niet meer dan 3 tegelijk bij de kraan), schone! pot op z’n plaats, verfblok op z’n plaats, behalve natuurlijk als de buurman die het ook gebruikt, nog bezig is. Penseel schoonspoelen en voorzichtig de haren drogen. (doekjes!)
Dan pas schilderplank in de schilderkast. Horizontaal houden en voorzichtig lopen, dat je een ander niet stoot. 
Als het papier tijdens het opdrogen in de kast (sterk) gaat golven (zodat je het zou willen strijken) is de kwaliteit niet zo goed.
Dan zou je het papier op 4 hoeken met geschikt plakband strak moeten vastplakken vóór je het nat maakt. Dat is een hele organisatie, maar komt het resultaat dan wel ten goede.

In GA 300C dringt Steiner erop aan om het papier vast te plakken.

.
Navraag leerde dat het vastplakken nauwelijks wordt gedaan.
Iemand merkt op:
Als Kunstzinnig Therapeut Beeldend leg ik het ‘Zweeds therapeutenpapier’ bij het nat-in-nat schilderen zónder het vast te plakken op de schilderplank. Ik maak het papier aan beide zijden nat met een (natuur)spons en ik maak het daarna waar nodig weer iets droger met een stukje van een laken erop, vooral wanneer de cliënt iets te veel water heeft gebruikt. Bij het neerleggen zorg ik dat het papier goed plat ligt, zonder luchtbellen eronder. Vastplakken van het schilderpapier doe ik alleen bij sluieren, maar dat is een hele andere techniek, waarbij je een nat papier echt opspant, maar daarna juist schildert op het opgedroogde papier. De nat-in-nat schildering bobbelt soms inderdaad een beetje na het opdrogen, maar dat vind ik geen probleem. Ik zorg wel altijd dat het langzaam aan de lucht droogt en niet in de volle zon of boven een verwarming.

Vaak komt het voor dat de kinderen wel vinden dat ze klaar zijn. Dat is soms ook zo, maar dikwijls zal er wel iets zijn ter verbetering. Dus ga je, na de melding ‘ik ben klaar’ naar het kind toe en dan kan je per kind aanwijzingen geven zodat ieder op zijn beurt verder komt. Het klassikale wordt daar individueel!

De kinderen die echt klaar zijn, kunnen nu als laatste de verf die op de plank is gekomen, rondom de schildering weghalen.
Dat hoort – niet zoals dit:

m.i. ook bij het esthetische, bij eerbied, bij aandacht, bij verzorging.

En als ze dan alles hebben opgeborgen, gaan ze een stil werkje doen: anderen zijn immers nog bezig en mogen niet worden afgeleid. 

In het boek wordt de suggestie gedaan dat wanneer er ’s morgens (in het hoofdonderwijs) is geschilderd, de schilderingen ’s middags te bespreken. 
Dat is in zekere zin wel snel, vaak is het papier toch nog niet droog en het kan scheuren als je het van de plank haalt. Dat mag niet!
Dat zou je dan de andere dag moeten doen. Wat weer niet kan als je vrijdag schildert.

Ik vond het op zeker ogenblik zinvol om vóór de nieuwe schilderles, de resultaten van de vorige dan pas te bespreken: wat was de opdracht en waar is dat gelukt, vind je. Bij zo’n vraag moeten de kinderen naar alle schilderingen kunnen kijken, dus moeten die overzichtelijk zichtbaar zijn. Dat kan door ze op te hangen. Of, wat ik ook vaak deed, er een stuk of 6 naast elkaar (met tussenruimte) tegen het bord, in de krijtbak, te zetten.
Wat vinden de kinderen ‘gelukt’ en waarom. Het is goed dat ze dit leren verwoorden en dat ze de verbeterpunten zien. 
Van de gelukte schilderingen kunnen ze leren, maar ook van de minder gelukte (hoe dat te bepalen is niet zo makkelijk) en ook kan je technische onvolmaaktheden laten zien. Dat alles kan weer een impuls bij de nieuwe opdracht zijn.
In vele klassen hangen de schilderingen dan nog een poosje aan de muur. Ook dat kan willekeurig of anders gerangschikt. 
Laat ze zeker niet te lang hangen.
En: HOE hang je ze op: 

Slordig:

Veel verzorgder:

Geen openingen: onoverzichtelijker:

Kleine tussenruimte: meer overzicht:

.

Ik bewaarde alle schilderingen van het hele jaar in een map per kind om van tijd tot tijd eens te kijken hoe het met de ontwikkeling staat, wat ook weer in het getuigschrift moet komen.
Dan moet er uiteraard een naam en een datum op de schildering komen. Die moet je er in ieder geval op zetten vóór het papier nat wordt, als het nat is gaat het scheuren als je erop schrijft. Achteraf erop zetten kan ook, maar dat vraagt extra organisatie en dat is meestal lastiger.  

Hoe je het ook organiseert, het mag niet wanordelijk verlopen, geen chaos. Goede gewoontevorming, vaste patronen, het liefst vanaf de allereerste les in de 1e klas. Of als nieuwe leerkracht in een hogere.
Schilderen is vooral ook eerbied. 

Voetnoten boek:

Als ondergrond voor het papier gebruiken we hardvezelplaten van 6 mm dik, ca. 36 x 52 cm. Het is raadzaam om ze te beschermen met een laag matte grijze vernis of een dunne laag olie.

Het volgende papier wordt aanbevolen: 1. houtvrij, vrij dik tekenpapier, 2. goedkoop aquarelpapier, 3. absorberend papier. Het is belangrijk om papier en kleuren op elkaar af te stemmen. Als je tekenpapier gebruikt, moet het ook worden opgespannen voor nat-in-nat-schilderen, omdat het sterke vouwen vormt. Bij absorberend papier hoef je het niet op te spannen. Aquarelpapier wordt dubbel geleverd, maar je kunt het van tevoren op maat laten snijden.

Porseleinen of glazen zalfpotjes, verkrijgbaar bij de groothandel, kunnen worden gebruikt als schilderkommen. Plastic potjes zijn niet erg stabiel en kantelen gemakkelijk.
De eveneens bij Mercurius afgebeelde open schaaltjes hebben als nadeel dat er meestal te veel verf in wordt geschonken, dat later dan weer in een voorraadpot terug moet, waarbij altijd (dure) verf verloren gaat. Bij een potje met een deksel heb je dat niet.

Ik vond dit heel fijn materiaal. (Niet vergeten de blokken schoon te houden en vooral de potjes: de rand onder het deksel!)
Als je de penselen staande bewaart, blijft er altijd water in de ijzeren hulsjes achter, die gaan t.z.t. roesten. Dus: heel goed laten drogen (zon, verwarming, dan staan of liggen, of ondersteboven ophangen.

Kleine kunststof sponsjes worden gebruikt voor het bevochtigen en afvegen van het papier, natuurlijke sponsjes zijn nog beter maar duurder. 

Het papier wordt op de planken bevestigd met plakstrips van stevig papier, vooral wanneer je ‘sluiert’. [ik gebruikte de op school aanwezige banderolle-plakstrip.] Voor nat-in-nat-schilderen is bevochtigen voldoende voor sommige papiersoorten. De 6 basiskleuren van de firma Stockmar in Kaltenkirchen worden in Nederland geleverd door de firma Mercurius.

Zie ook: ‘Schilderen op school

Schilderenalle artikelen

Rudolf Steiner over schilderen: alle artikelen

Vormtekenen: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Algemene menskunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3297-3104

.

.

.

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.