.
Siegward Knijpenga, Jonas jrg.11, nr 10.
.
Begint het jaar 1 januari?
.
Het is niet moeilijk het jaar te beleven als een ritmische eenheid. Voortdurend wisselen de vier seizoenen elkaar af. Na vier stadia begint het weer op nieuw. Het is echter moeilijker vast te stellen wanneer het jaarverloop begint en wanneer het eindigt. Zoals het ook moeilijk is te zeggen waar een golf water begint en waar die eindigt. Een ritmisch proces golft en stroomt door de tijd. De mensen bewegen zich op deze stroom. In verschillende culturen en tijdperken heeft men verschillende gedachten gehad over het moment van het begin en het einde van het jaar.
Rond vijfduizend jaar geleden vierde men in Sumerië de inzet van het nieuwe jaar met de winterzonnewende. Men voelde dat in deze dagen het licht weer opnieuw geboren werd. De Atheners daarentegen begonnen hun jaar met de zomerzonnewende. De Germanen deden het nog anders: zij boden hardnekkig weerstand aan Romeinse tijdrekeningen zolang zij dit vol konden houden en vierden het begin van het jaar in het voorjaar. De Joden tenslotte hadden zowel in het voorjaar (Passahfeest) als in het najaar een nieuwe inzet. In het najaar was het het Loofhuttenfeest; hierbij werd bijvoorbeeld in de wekelijkse lezingen op de sabbath de lezing van de Bijbel beëindigd en weer opnieuw aan het begin begonnen. Zo werd in deze culturen telkens een van de bijzondere zonnestanden gekozen voor de inzet van het nieuwe jaar. Julius Caesar tenslotte (100-44 v. Chr.) stelde Nieuwjaar vast op de eerste januari. (Tevoren werd het in Rome op 1 maart gevierd). Dit werd gaandeweg in de wereld geaccepteerd als de gemeenschappelijke datum. Overigens kwam deze eerste januari niet uit de lucht vallen. Het was de dag waarop in Rome de nieuwe consuls werden ingezet. Men ging dan naar de tempel van Janus, waar een witte stier werd geofferd en men elkaar geschenken gaf. Tot zover de historie.*)
Wijzelf nu vieren Nieuwjaar jaarlijks. Daarbij kan men het volgende bedenken: Een begin is nooit alleen een ogenblik, het is ook altijd een proces. Er is een weg naar een aanwijsbaar begin toe en er is de vormgeving van een nieuwe impuls. In het menselijke ziet het er vaak zo uit dat een nieuw begin voorbereid wordt, doordat er een innerlijke onrust ontstaat, doordat men niet meer gelukkig is met de geijkte gang van zaken. Er komen gevoelens los die niet verenigbaar zijn met de vorm waarin men leeft. Er rijzen dan vragen in de ziel; vragen waarom de dingen gaan zoals ze gaan en waarom men er niet in mee kan. Dit brengt een fundamentele innerlijke onrust. Misschien mag men zeggen dat de dingen op aarde tot verharding neigen. Daarom ook kan vernieuwing niet van buiten af verwacht worden. Ze moet van binnen uit ontstaan. Echte vernieuwende impulsen worden door mensen innerlijk meegebracht en ze stijgen in hen omhoog wanneer het hun tijd is. We kunnen deze tijden van innerlijke spanning en bewogenheid zien als voorbereiding voor de intrede van iets echt nieuws.
Een tweede element is dan, dat de dingen die innerlijk voorbereid werden, lijken te passen in de omgeving. Men kan ze dan al duidelijker voor zich hebben. De tijd is er rijp voor.
Het eigenlijke ogenblik is gekomen.
Een derde element is, dat datgene wat ons bijvoorbeeld als ideaal voor ogen staat, zoveel werkelijkheid uit de omgeving aantrekt dat het zijn aardse vorm vindt.
Dit drieledige proces in het maken van een echt begin vinden we in de dagen rond onze jaarwisseling terug. Om er een duidelijk beeld van te krijgen, moeten we eerst terug naar wat aan de jaarwisseling voorafging. De adventstijd is een bewogen tijd. Mensen hebben het vaak moeilijk met elkaar. Het innerlijk leven wordt intensiever en dan ben je in de regel wat minder meegaand ingesteld. Dat schept wrijvingen en problemen. De religieuze traditie heeft voor deze tijd bepaalde teksten uit de evangeliën. Daar liggen dezelfde motieven, alleen in omgekeerde volgorde dan ze werden beschreven in het voorgaande. Er wordt gesproken over een wereld die in beweging komt; daardoor komt ook de mens tot zichzelf. In deze religieuze traditie begint het jaar dan ook met advent als de innerlijke opmaat. Voor de menselijke creativiteit is dit een belangrijk gegeven. Advent kan de innerlijke onrust teweeg brengen die nodig is voor een nieuw begin.
Met Kerstmis denken we aan het begin zelf. Enerzijds is er het gegeven dat de zon weer gaat rijzen, anderzijds de herinnering aan het lichtkind dat geboren werd in de stal te Bethlehem. De wereld en de mensheid vernieuwt zich.
Nu is het interessant dat Oud en Nieuw nog een week later vallen. Nieuwjaarsdag is acht dagen na de eerste kerstdag. De een is de octaaf van de ander. Je moet toch een beetje denken aan die Romeinse consuls die op die dag aan het werk moesten. Ze zullen zeker hun voorbereidingstijd hebben gehad. Op die dag moesten ze echter aan de slag. Is dat met Nieuwjaar niet ook een beetje zo?
Toen het christendom de Nieuwjaarsdag in haar christelijk jaar opnam, verbond zij het met de herinnering aan de besnijdenis en de naamgeving van Jezus. Dit gebeurde volgens de overlevering immers acht dagen na de geboorte. Ook dit is tenslotte nog een bijzonder gegeven om in de gedachten op te nemen wanneer we deze dagen op hun innerlijke waarde willen toetsen en ze een innerlijke waarde willen geven.
Maria had zware, bewogen maanden voor de geboorte van het kind. Men kan denken aan de reis van Nazareth naar Bethlehem en wat daarmee gepaard ging. Voor Maria was dit een zeer persoonlijke advent. Dan de geboorte zelf. Het was het verschijnen van het hemelse lichtkind in aardse gestalte; een echte openbaring. Dan volgden de zeven stille dagen in de stal of grot. Vervolgens de bevestiging van Zijn aardemenszijn door de besnijdenis en de naamgeving, waardoor het tot nu toe onzichtbare, verborgene, aanspreekbaar werd.
Deze evangelische ‘beelden’ kunnen in de eerste plaats aan advent en Kerstmis, maar tenslotte toch ook aan de Nieuwjaarsdag een eigen innerlijkheid geven.
*Wilhelm Hoerner: Zeit und Rhythmus
.
Ritme: alle artikelen
.
Dit is op Een andere weg… herblogd.