.
Aan de grens van de kennis begint het leven
De moderne natuurwetenschap wordt in toenemende mate door de methodes van de zogenaamde exacte natuurwetenschappen gevormd en dienovereenkomstig bepaald — met als voornaamste vertegenwoordigers de fysica en de chemie.
Rangschikken we de methodes die worden toegepast om de doelstellingen van het wetenschappelijk onderzoek te bereiken, dan tekenen zich drie door interne samenhangen verbonden groepen af, een trilogie van methodes.
Allereerst is er de mechanistisch-deterministische zienswijze: daarmee tracht men de natuur terug te brengen tot de causaliteit van natuurkundig-chemische wetten en haar als een mechanisme te zien.
In het systematisch-reproduceerbare experiment — de eigenlijke en laatste ‘instantie’ van de moderne natuurwetenschap — wordt geprobeerd de mechanistisch-deterministische voorstelling in het laboratorium als een proefmodel, als apparaat te laten ontstaan. Alleen wat in het experiment systematisch-reproduceerbaar kan worden voortgebracht, wordt binnen het bereik van de chemie en de fysica als wetenschappelijk bewezen beschouwd. Al het andere geldt als hypothesen, die overigens — en wel naar gelang de experimentele moeilijkheden toenemen — steeds meer bladzijden in de vaktijdschriften vullen.
De derde methode kan het beste worden omschreven als het differentieel-causale principe-, ze brengt tot uitdrukking, dat de mathematiek een instrument van toepassing moet zijn. Het blijkt, dat de natuurkundige wetten kunnen worden beschreven met differentiaalvergelijkingen, waarvan de integratie wordt nagestreefd om te komen tot registratie van afmetingen in ruimte en tijd.
Het is goed nota te nemen van het feit, dat de voornaamste methode, het systematisch-reproduceerbare experiment (de moderne natuurwetenschap is een ervaringswetenschap), een tweesnijdend zwaard is: het dient namelijk zowel tot middel als tot grens van de kennis. Wat men tijdens het experiment niet kan laten ontstaan, ligt buiten het bereik van de kennis van de chemie en fysica, dus van de moderne natuurwetenschap. Haar vertegenwoordigers staan onder de reële dwang van de maakbaarheid; door de uitsluitendheid, waarmee de moderne natuurwetenschap de voor de chemie en fysica succesrijke methodentrilogie op de hele wereld wil toepassen, is ze materialistisch geworden. Oorzaak voor het geloof aan deze eenzijdigheid zijn voor een groot deel de op de kennis van fysisch-chemische wetten berustende successen van de techniek. Daarmee werd een civilisatie geschapen, die zich in een dergelijke reële dwangpositie bevindt, nu de technocraten beweren dat alles maakbaar is.
Met uitsluitend fysisch-chemische processen kan geen leven worden voortgebracht, het laat zich er alleen door beïnvloeden en…vernietigen. Het is een experimenteel bewezen feit: we kunnen alles wat we weten op het gebied van de chemie en de natuurkunde bij elkaar optellen, zoveel als we maar willen, nooit ontstaat er ergens een levend wezen. Er bestaat geen differentiaal van het leven, die zich tot de afmeting van een levensvorm zou laten integreren. Het systematisch-reproduceerbare experiment als middel tot kennis in de moderne natuurwetenschap toont dus aan, dat de grens van het bereik van haar kennis daar loopt, waar het leven begint. Natuurlijk zijn er zeer vele hypothesen, die streven naar een uitsluitend fysisch-chemische verklaring van het leven. Maar let wel: het gaat daarbij uitsluitend om hypothesen en niet om experimenteel bewezen feiten. Een beoefenaar van de wetenschap, die de kennistheorie ernstig neemt, kan op de vraag ‘wat is leven?’ alleen maar een wetenschappelijk antwoord geven: de wetenschap weet niet, wat leven is.
De materialistische beoefenaars van de natuurwetenschap, die geloven aan de vergelijking ‘leven is chemie plus fysica’ zijn het slachtoffer van een kennistheoretische drogreden. Men kan namelijk alle fysisch-chemische meetinstrumenten, die er maar bestaan, aan alle levende wezens aanleggen, altijd wijzen ze een bij dat instrument passende meetwaarde aan. Daaruit mag echter niet de conclusie worden getrokken, dat fysisch-chemische processen voor het leven toereikend zijn. Deze metingen en het onvermogen om leven te doen ontstaan in het laboratorium bewijzen iets anders: fysisch-chemische processen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende voor het bestaan van een levend wezen. Door de mogelijkheid gebruik te maken van het differentieel-causale principe zijn op het gebied van de chemie en de fysica vele dingen berekenbaar. Maar iets kunnen berekenen betekent nog absoluut niet, dat men dat iets dan ook kan begrijpen; dat moet in de eeuw van de computer in alle duidelijkheid worden gezegd. Een voorbeeld: met behulp van de gravitatiewet kunnen de banen van planeten, satellieten of ook projectielen zeer nauwkeurig worden berekend. Wat echter ondanks deze berekeningen niet kan worden begrepen, is het wezen van de gravitatie. Geen enkele fysicus kan zeggen, wat deze kracht nu eigenlijk is, die de appel op de aarde doet vallen. Men geeft dit ‘iets’ een naam: gravitatieveld of veld der zwaartekracht. Er zijn zelfs wetenschapsmensen, die zeggen dat de zwaartekracht ten enenmale iets mystieks is. —
Een juiste berekening kan, wat het leven betreft, zelfs vernietigend zijn; bijvoorbeeld de juist berekende kogelbaan van een projectiel, dat een stad treft. Aangezien op het gebied van het leven fysisch-chemische processen slechts deelaspecten zijn van een mechanistisch-deterministisch en differentieel-causaal niet registreerbare totaliteit, is bij de toepassing van exact-natuurwetenschappelijke methodes op het leven terughoudendheid op zijn plaats. Bijzondere voorzichtigheid is geboden bij extrapolaties, die, uitgaand van fysisch-chemische metingen, als basis voor medische overwegingen dienen. Levensfuncties, in het bijzonder die van de mensen, kunnen alleen door generaties-lange ervaringen ook wetenschappelijk worden verklaard.
De verleiding is natuurlijk groot, tijd te besparen door datgene wat in de toekomst zal gebeuren met de in de chemie en natuurkunde beproefde methodes te berekenen. Zulke extrapolaties zijn echter — zoals de begrensdheid van de kennis van de moderne natuurwetenschap aantoont — alleen toelaatbaar op het gebied van het niet-levende (en soms met succes). Een bijzonder problematisch gebied bij de toepassing van de mathematica om fysisch-chemische processen te beschrijven is de statistiek-, des te verwonderlijker, dat de geneeskunde vaak juist een royaal gebruik daarvan maakt.
In verschillende landen was en is sprake van een wetsontwerp, dat alleen die medicamenten toelaat, waarvan de werking met fysisch-chemische methodes meetbaar is. Nu zijn echter gezondheid en ziekte kwaliteiten van dat fenomeen, dat nu juist met de kwantiteiten van de chemie en de fysica niet te doorgronden is: het leven. Bij een dergelijke wetgeving zouden onvermijdelijk die geneesmiddelen, die ziekte met leven genezen, de natuurgeneesmiddelen, verboden worden. Ook de homeopathische geneesmiddelen zouden dan worden uitgesloten, aangezien de concentraties van de werkzame stoffen meestal fysisch-chemisch niet meetbaar zijn — hoewel de artsen melding kunnen maken van vele miljoenen genezingsgevallen.
Het bewijs wordt dan gevormd door een ervaring, opgedaan door vele generaties heen, een ervaring die een mechanistische – deterministisch niet vatbaar feit opbrengt. Dit is begrijpelijk, want de zich hierbij openbarende fenomenen liggen buiten het bereik van de fysische en chemische kennis. Ze daarom te ontkennen zou dogmatisch zijn en daarom onwetenschappelijk. Het gevaar bestaat, dat ten gevolge van de overschatting van synthetische farmaceutische producten een rijke schat van onvervangbare natuurgeneesmiddelen tegelijk met degenen, die daarvan weten, in het graf daalt. Een vooruitstrevende geneeskunde blijft niet koppig aan het een of ander vasthouden, maar zou juist op weloverwogen wijze natuurlijke en synthetische geneesmiddelen moeten toepassen.
Ook op het gebied van de profylaxis — dus bij maatregelen ter voorkoming van ziekte en tot behoud van de gezondheid — is een extrapolatie van statistische metingen problematisch. Zo is bijvoorbeeld bij de omstreden cariës profylaxis door fluoridering van het drinkwater wetenschappelijke terughoudendheid op zijn plaats. Buitengewoon bedenkelijk is daarbij het feit, dat het om een medicatie onder dwang gaat. Wie ervan overtuigd is, dat fluor zijn tanden beschermt, kan fluortabletten of chocolade met toevoeging van fluor eten (een tip voor de producenten van snoepgoed). Je zou daarbij aan Orwell kunnen denken en je kunnen afvragen, voor welke andere diensten de drinkwaterleiding van een stad gebruikt zou kunnen worden. Een regering, die op dergelijke wijze zorgt voor het welzijn van de bevolking, zou in de geest van Frederik de Grote — ‘Rust is de eerste plicht van de burger’ — uit de waterkraan psychofarmaca met librium- of valiumwerking kunnen laten geven. Dit zou, wat de dwangmaatregel betreft, ten opzichte van de drinkwaterfluoridering geen principieel, maar alleen een gradueel verschil zijn.
Met het systematisch-reproduceerbare experiment als voornaamste middel van kennis van de moderne natuurwetenschap wordt degenen, die geen andere kennisbronnen laten gelden, in de reële dwangpositie van het maakbare van een materialistische wereldbeschouwing gebracht. Met uitsluitend fysisch-chemische methodes zijn echter alleen machines, apparaten en chemische substanties maakbaar. Welke machines kunnen worden gebouwd? Alle machines, die niet in tegenspraak zijn met de wetten van de chemie en de natuurkunde. Met de wetten van het leven mag een machine zonder meer in tegenspraak zijn. Iedere machine, die wat betreft haar grootte (bijvoorbeeld atoomcentrales of supertankers) of haar aantal (bijvoorbeeld auto’s of televisietoestellen) mateloos is, is in tegenspraak met de wetten van het leven, omdat al het leven aan strenge maten is gebonden. De vraag, of een machine of een chemische substantie goed is of slecht, is niet steekhoudend, beslissend is de maat bij de toepassing.
Het gefascineerd zijn door de techniek laat vele mensen geloven dat degenen, die in staat zijn om vliegtuigen, camera’s en telefoons te bouwen, in principe ook bekwaam zijn om vogels, ogen en oren voort te brengen. Maar vliegtuigen beleven hun vlucht niet, camera’s en telefoons zien en horen niet. En nog iets heel wezenlijks: vogels, ogen en oren ontstaan zonder medewerking van de mens — geen enkele machine ontstaat zo maar vanzelf. Machines moeten door mensen worden gemaakt; zijn door de geest bestuurde handen produceren haar uit de mineralen van de aardkorst. Daarom is geen enkele machine (met inbegrip van de computer) zekerder dan de mensen, die haar bouwen en exploiteren.
De bedreiging van het leven door de moderne natuurwetenschap en de daaruit voortgekomen techniek is duidelijk geworden. De oorzaak ligt in de pretentie, het leven met de wetten van de levenloze materie te begrijpen en in de hand te krijgen. Een dergelijke beschouwingswijze is een materialistische. Ze vooronderstelt de prioriteit van de materie, de geest is slechts een product (een soort emanatie) van de stoffelijke vorm hersens. Maar zelfs bij de veronderstelling ‘In den beginne was de waterstof’ is de prioriteit van de materie onhoudbaar. Om ook maar één enkele waterstofatoom voort te brengen, zijn er fysische wetten nodig, waaraan het waterstofatoom gehoorzaamt. Wetten echter zijn altijd iets geestelijks; chemie en fysica — als ze ten einde worden gedacht — bewijzen de prioriteit van de geest. Een natuurwetenschap, die de natuur liefheeft en haar niet als middel tot het doel beschouwt, kan de gevaren van het materialisme aan; de moderne natuurwetenschap moet dat worden, wat ze eigenlijk is — een geesteswetenschap.
.
Max Thürkauf, Jonas 2, 28-09-1977
(Een uitvoerige beschrijving van deze gedachten is te vinden in: Max Thürkauf: Sackgasse Wissenschaftsglaubigkeit. Strom Verlag, Zürich 1975)
1626
Menskunde en pedagogie:
.
1626
.
.