.
Hier verscheen de inleiding van het boek ‘Nikola de barmhartige, van A.Remizov.
Ook vind je hier meer sinterklaasverhalen.
Ook op deze blog verscheen het en ook hier staan sinterklaasverhalen en achtergronden, ook over Zwarte Piet.
Uit hetzelfde boek volgt hier:
SINT-NICOLAAS DE WONDERDOENER
Er bestaan geen historische gegevens over Sint-Nicolaas, alleen legenden, maar uit die legenden verrijst voor ons een beeld vol leven, [1] het meest menselijke beeld, dat wij kennen – – de figuur van Nikola.
De oudste icoon 1), die Nikola voorstelt, dateert van de VllIe eeuw. Uit die tijd en uit latere eeuwen zijn veel verhalen over wonderen bewaard gebleven, die een sprookjesachtig karakter dragen. Om in die wonderverhalen geen „fabels” te zien, maar iets levends en in wezen iets echts, moet men óf een kinderlijk gemoed, kinderlijke ogen en oren hebben, die zich nog niet losgerukt hebben van de wereld des geestes, óf nu en dan zijn nuchtere, trotse bewustzijn overwinnen en in de wereld van het kinderlijke onderduiken.
Volgens de volksvoorstelling neemt Sint-Nicolaas de eerste plaats in onder de heiligen, die voor de troon des Heren verschijnen. Voor de mens is hij universeel. Elke andere heilige heeft een bepaalde „specialiteit”: sommigen zijn artsen, anderen helpen in bepaalde omstandigheden of treden als beschermheiligen voor bepaalde ambachten e.d. op.
Nicolaas de Wonderdoener verenigt in zich alles; de mens kan dus onder alle omstandigheden zijn hulp inroepen. Hij staat hoger dan de aartsvaders, de apostelen en profeten, hoger dan de martelaars, zelfs hoger dan de engelen, hij wordt als de gelijke van Onze-Lieve-Vrouw beschouwd: Onze-Lieve-Vrouw is „de hoop van het christelijke volk”, Nikola is „de voorspraak”, de „bemiddelaar” tussen de mensen en Christus. Voor zeer velen is hij „de Nieuwe Verlosser”.
Rusland heeft tegelijk met het Christendom uit Byzantium het geloof in Nikola overgenomen, het beeld van Nikola, het schitterendste, het belangrijkste. In Kiëw, de oudste Russische rijkshoofdstad, was reeds in de eerste eeuwen na de kerstening een beeld van Nicolaas de Wonderdoener beroemd. In het land van Nowgorod verrezen ontelbare kerken, gewijd aan Nikola. Later zien wij hetzelfde in Moskou.
De afwezigheid van gegevens over de afstamming van de heilige en over zijn leven en zijn handelingen betekent nog geenszins, dat zijn bestaan zelf ontkend kan worden. Historische documenten kunnen geen geestelijk centrum scheppen: iemand kan elke dag in de krant, in de rubriek van „gebeurtenissen”, vermeld staan, er kan een berg materiaal over hem opgestapeld worden, maar toch blijft er van die persoon later niets over en zijn naam verdwijnt, zonder enig spoor achter te laten, het is onverschillig of die persoon geleefd heeft of niet. Bovendien moet men bedenken, dat elk verschijnsel van de geestelijke wereld, die haar uiting vindt in de beelden van een sprookje of een legende, haar eigen leven leidt, buiten de geschiedenis en de aardrijkskunde, en geen behoefte heeft aan statistiek of chronologie. Gebeurt het een enkele keer, dat een openbaring van de geestelijke wereld historisch „aangetoond” kan worden, dan verandert dat hoegenaamd niets aan het wezen der zaak.
Volgens de hagiografieën, die onderling veel overeenkomsten vertonen, heeft Sint-Nicolaas in de llle en IVe eeuw (270—341) geleefd, tijdens de regering van keizer Constantijn de Grote. Hij werd geboren in de provincie Lycië, in Klein- Azië. Hij werd priester, later bisschop van Myrae. Hij werd begraven te Pharrao, maar het lijk werd in 1087 naar Bari (Italië) overgebracht.
Het leven van Sint-Nicolaas wordt dus geplaatst in de tijd, toen het Christendom ophield een vervolgde of gedulde godsdienst te zijn, maar officieel erkend werd als de godsdienst des lands. De nieuwe Christelijke wereld voelde al spoedig, te midden van het vele onrecht, dat bleef bestaan, te midden van de onderdrukking door de overheid en de machtigen der Aarde, dat het niet voldoende was Christen te zijn en de naam van Christus telkens te noemen, dat daardoor nog niet veel in het leven der mensen veranderd werd; dat men het Christendom belijden kan, een kruisje dragen, alle rituele voorschriften der kerk in acht nemen en tegelijkertijd hardvochtig zijn, alleen aan zich zelf denken. — Wat echter nodig is, is mededogen, deelneming, belangstelling voor zijn naaste, want het leven op de Aarde is zwaar, het is moeilijk dat leven te leiden, er heerst gevaar, onzekerheid; — er moet iemand zijn, die moed heeft, voor de anderen op te komen, en daarbij niet voor de mensen alleen. De drager van deze menselijkheid, dat ideaal van de mens, werd Sint-Nicolaas — „de Nieuwe Verlosser”, die Christus op de Aarde vervangt, die voor de troon van Christus-de-Rechter voor de mensen opkomt, die de millioenen onbelangrijke levens in bescherming neemt, die met liefde en mededogen vervuld is voor al die mensen, van wie, na hun dood, geen spoor zal overblijven, maar die toch op de Jongste Dag ter verantwoording geroepen zullen worden. Voor al die mensen werd Sint- Nicolaas degene, tot wie zij zich konden wenden, bij wie zij zich over hun lot konden beklagen.
Zo ontstond het beeld van Sint-Nicolaas de Barmhartige, de Stedehouder van Christus, dc voornaamste heilige der Christenheid, de toeverlaat der stervelingen. Dat beeld is in Byzantium ontstaan. Uit Byzantium werd het naar Grieks Italië overgehracht; daarvandaan werd de verering van Sint-Nicolaas verspreid over geheel Italië, Spanje, Frankrijk, Engeland, Nederland en Duitsland. Uit Byzantium kwam die verering naar Rusland. In Rusland werd Sint-Nicolaas het centrum van het godsdienstige leven des volks. Er is in Rusland geen enkele belangrijke stad aan te wijzen, waar geen wonderdoende icoon van hem vereerd wordt. Het meest bekend zijn in Rusland de drie beelden van Sint-Nicolaas: 1. als Nikóla van Mozjájsk, de aartsengel, die het Russische land verzamelt en opbouwt; in één hand houdt hij het zwaard van een aartsengel en in de andere een kreml — een kerkje in een omheining;
2. als Nikóla van Zarajsk, de wonderdoener met de uitgestrekte armen, die aan vleugels doen denken, die met een Evangelie de mensen zegent;
3. als Nikóla van Welikorétsk, een borstbeeld met zegenende handen, een menselijke mens, voor wie niemand bevreesd hoeft te zijn, maar voor wie iedereen zich schaamt voor zijn lelijke daden. [2]
In Rusland werd Nikóla van het begin af aan drie keer per jaar gevierd: de geboorte van Sint-Nicolaas, zijn overlijden en de overbrenging van zijn gebeente naar Bari. In Rusland zongen blinden zijn roem; kinderen verheerlijkten hem op Kerstmis. Het Russische volk heeft over Nikóla sprookjes geschapen, die hun weerga nergens vinden, vol warmte en genade. In Rusland zijn honderden liederen over Nikóla geschapen. Uit Rusland werden het geloof in Nikola en de verering van Nikola naar alle gebieden ten Noorden, Oosten en Zuiden van Moskovië verspreid.
De Revolutie kon het geloof in Nikola niet uitroeien, wel heeft zij er een nieuw, onverwacht element in gebracht. In een gedicht over Iljitsj (d.w.z. Lenin) wordt het volgende verteld:
„Op een donkere nacht trok over het Russische veld Iljitsj samen met Nikóla de Wonderdoener. Wladimir de zoon van Elias (d.w.z. Lenin) was in een ruwe boerenjas gekleed, hij zocht de vrijheid op de Aarde. …”
In de hagiografie van Sint-Nicolaas worden verschillende wonderen beschreven, die de Barmhartige in Rusland verricht heeft en waarvoor hij vereerd wordt. Doch belangrijker en sprekender dan al die officiële wonderen zijn de verhalen, die het volk vertelt. Die verhalen sterkten de Rus, gaven hem moed om te leven, geloof in de mens en in de toekomst. Hoe sterk het geloof van de Rus in Nikola was, toont het volgende geval aan.
Er leefde te Moskou een koopman, die Myslin heette. Hij had een gastronomische winkel en hield zich ook met andere zaken bezig. Hij was groot van gestalte en zijn buik stak als een strijkbout uit zijn lange kaftan. Zijn kort geknipt haar was altijd ingevet, zijn haar deed denken aan paardehaar en was sterk grijzend. Hij hield veel van oude gebruiken; hij was kerkvoogd en tevens bekend zakenman. Hij deed vaak zaken met zijn buurman, de fabrikant Lew Semjónytsj. Die buurman was in alles het tegenovergestelde van Myslin: hij was mager, klein, had een grote baard, maar zijn hoofd was volkomen kaal. Er heerste een grote vriendschap tussen die twee mannen. Het meest imponeerde Lew Semjónytsj zijn buurman door zijn zakelijkheid en liefde tot orde: hij was steeds stipt, ge hoefde nooit bevreesd te zijn, dat hij u minderwaardige waar zou leveren of zou trachten u te bedriegen; hij hield zich steeds aan al zijn afspraken; hij kwam telkens het beloofde na, chicaneerde nooit, had veel verstand van zaken. Het was steeds een genoegen met zo iemand zaken te doen; daarbij was Lew Semjónytsj een zeer goed mens. Myslin mocht de fabrikant heel graag en stelde hem iedereen als voorbeeld. Er was echter iets, dat Myslin in verlegenheid bracht: Lew Semjónytsj was een Jood.
Neem bijvoorbeeld Myslin zelf: hij heeft heel wat op zijn geweten, waarvoor hij zou moeten boeten. Op zijn oude dag huwde hij, die reeds volwassen zoons had, na de dood van zijn eerste vrouw, een heel jong meisje. Hij was na dat huwelijk net gek; hij vertelde iedereen schaamteloos over zijn jonge vrouw met allerlei bijzonderheden. Doch ondanks die razernij is hij overtuigd, dat hij vóór zijn dood berouw zou tonen; hij is kerkvoogd, zodra er iets dreigt, laat hij natuurlijk de pope roepen, die hem absolutie geeft; bovendien heeft hij natuurlijk reeds maatregelen getroffen, dat er voor zijn zielerust gezorgd zou worden: in zijn testament is een bedrag beschikbaar gesteld voor de kerk en, voor zielmissen, en als de zaken nog beter worden, dan zal hij natuurlijk dat bedrag verhogen. Voor de ziel van hem, Myslin, is er in elk geval in de Hemel een plaatsje verzekerd: hij zou een hoekje toegewezen krijgen naast de rechtvaardigen. Maar neem nu Lew Semjònytsj: die leidt een rechtvaardig leven, er is niet dat op hem aan te merken, hij heeft al zijn zoons en dochters verzorgd, in zijn huis is het altijd kalm, er heerst in alles orde en toch zal hij na zijn dood regelrecht naar de hel overgebracht worden, in het verschrikkelijkste gedeelte van dat eeuwige vuur: hij zal in dat vuur met blote handen brandende bessen moeten plukken, of anders zetten zij hem midden in de winter in een bijt in de rivier de Moskwa en dan zal hij met zijn mond voor de duivels kikkers moeten vangen.
Maar neem nu eens aan, dat hij, Myslin, God beware, sterft zonder eerst berouw te hebben getoond, zonder absolutie, neem verder aan, dat zijn zoons bedrog gaan plegen, zijn wil niet nakomen en geen zielmissen voor hem zullen laten celebreren, wel, dan zal zijn ziel in de hel belanden, dan wordt hij in een ketel met kokend pek geworpen, maar toch niet in dezelfde ketel als Lew Semjònytsj, omdat hij, Myslin, gedoopt is en in de Schrift is er nergens enige vermelding van een mogelijke vermenging te vinden; het staat geschreven: „er zijn vele verblijfplaatsen”, men laat dus iedereen afzonderlijk pijnigen, je wordt niet in de gelegenheid gesteld om in je leed een woord met je vriend te wisselen.
Zo luidt nu eenmaal de wet. Myslin’s geloof is onwankelbaar, hij twijfelt niet aan de juistheid van de wet. Hij legt zich bij het voorschrift van de wet neer, maar toch zoekt hij naar de een of andere bepaling in die wet zelf, waardoor ook voor de Jood Lew Semjònytsj een plaatsje in de Hemel te verwerven is; en als het hun beiden beschoren is in de hel te lijden, dan moet hij een mogelijkheid bedenken, dat zij tenminste in één ketel gekookt worden.
En hier komt hem het „Russische geloof” te hulp — het geloof in Nikola, die natuurlijk niet boven de wet staat, maar. .. . die toch steeds wat bedenken kan; in minder dan geen tijd speelt hij het klaar iets zó uit te leggen, dat het volgens de wet mogelijk is, — dat geloof komt Myslin te hulp, — want in Nikola gelooft immers iedereen; en het gehele wezen van Myslin — van af zijn mammoethoofd tot de strijkbout van zijn onverzadelijk lijf — wordt vervuld van hoop.
„Als Lew Semjònytsj Nikola erkent, dan is de zaak in orde en dan hoeven wij ons niet ongerust te maken!” besluit Myslin.
Ik moest die dag Lew Semjònytsj spreken. Ik trof er Myslin. Ik had hem reeds eerder bij verschillende gelegenheden in het huis van Lew Semjònytsj ontmoet, maar nu werd ik getroffen door zijn bijzondere plechtigheid; mij heeft hij zelfs niet bemerkt.
„Lew Semjònytsj, — zei Myslin, — ik begrijp, dat u, als Jood, Christus niet erkent, dat hoort ook zo, — hij rekte zijn mammoethoofd uit, trok zijn strijkbout in, — Lew Semjònytsj, dat begrijp ik heus, maar . .. .hoe staat het met Nikola de Godewelgevallige?. …”
Osa aan de Karna — het land van de winter en van de lente, van oerwouden, bosbranden en toverachtige schemeringen.
Rondom Osa liggen Tataremdorpen, het belangrijkste ervan is Jelpatsjicha. Iedereen kent er Odoetow, de chef van het canton, die voor zijn bedachtzaamheid en overleg de Russische bijnaam Mikoelaj Mikoelaïtsj 2) gekregen heeft, ter ere van Nikola, die, zoals algemeen bekend is, niemand laat krenken, of het nou een Rus dan wel een Tataar is, die steeds een rechtvaardig besluit weet te nemen. Als u in Jelpatsjicha komt, zult u zeker ook Hassan ontmoeten, de armste inwoner van het dorp; hij heeft slechts één paard, dat is zijn gehele bezit.
Het is zaterdag — een marktdag, op straat is er veel leven en beweging, net als op een feestdag. Op het marktplein staat een grote kerk, in de kerk ziet ge steeds veel mensen: Russen en Tataren, ieder hunner zet een kaarsje voor de icoon van Nikola.
Hassan zette ook een kaarsje neer, keek met spanning naar de icoon en zei:
„Mikoela, geef mij het paard terug, wees barmhartig voor mij en geef het terug, asjeblieft, geef het terug!”
Hij sloeg met zijn vuist op zijn borst en herhaalde telkens weer dezelfde woorden. Klagend voegde hij er aan toe: — ik zal anders straatarm worden — lieve—!”
Daarna verliet hij de kerk. Zowel zij die hem kenden als de mensen die hem niet kenden begrepen, dat iemand zijn paard gestolen had, — ja, iemand heeft het enige paard van Hassan gestolen, en nu is hij verloren, niemand kan hem helpen, zelfs de wijze chef Mikoelaj Mikoelaïtsj zal niets kunnen bedenken; er bleef dus één middel over — en daarin gelooft hij: hij moet zich bij Mikoela beklagen, Mikoela verzoeken, zich in zijn toestand in te denken en er voor te zorgen, dat hij, Hassan, zijn paard terugkrijgt.
Zonder naar de mensen te kijken, geheel in zich zelf verdiept en vervuld van het onwrikbare geloof in de wonderdoener Mikoela, verliet Hassan de kerk en kwam op het marktplein. Op het plein reed op dat ogenblik een wagen voorbij en aan die wagen waren paarden vastgebonden. Hassan bleef staan: neen, een tweede dergelijke paard was er niet, het was zijn eigen paard; in een der aan de wagen vastgehonden paarden herkende Hassan zijn eigendom. Met een kreet wierp hij zich op de wagen.
De gehele markt kwam in beroering: „Hassan heeft zijn gestolen paard gevonden!” De paardendief werd aangehouden, Hassan kreeg zijn paard terug.„Mikoela heeft het paard aan de eigenaar teruggegeven!”
Er bestaan veel legenden over Sint Nicolaas en zijn leven.
Toen hij vijf jaar oud was, wijdde hij zich geheel aan God. Van af die tijd at hij geen vlees en dronk hij geen wijn. Op de werkdagen at hij alleen brood en dronk alleen water. Zijn gezicht straalde — de Geest des Heren rustte op hem en engelen daalden uit de hemel en dienden hem. Zijn voeten staken in sandalen, in zijn hand had hij een kruis, zijn lippen zongen steeds een lofzang aan God. Van af de eerste jaren van zijn leven bestudeerde hij de Heilige Schrift. Overdag, in tegenwoordigheid van andere mensen, zweeg hij, ’s nachts, wanneer hij alléén was, bad hij.
Als een jongeling van veertien jaar verliet hij Lycië en trok zich in de woestijn terug. Daarna liep hij naar Caesarea en bracht daar drie jaar in gebed en vasten door, hij reinigde en versierde zijn ziel door de Goddelijke deugd.
En toen verrichtte hij het eerste wonder.
Daarvandaan trok hij naar Klein Armenië, waar hij een jaar en negen maanden rondzwierf. Uit Armenië begaf hij zich naar Syrië.
Overal verrichtte hij wonderen.
Toen Nicolaas dertig jaar werd, keerde hij naar Lycië terug. Als een onbekende zwerver trok hij de stad Myrae binnen; van zijn gezicht en handen druppelde mirre en de hele stad werd vervuld met zijn geur. Die geur verrichtte wonderen. Het gehele leven in de stad werd onherkenbaar: alle onenigheid hield op, iedereen dacht er nu alleen aan, zijn medemensen te helpen, iemand een dienst te bewijzen. En hij liep zwijgend door de straten van de stad, keek slechts om zich heen en raakte nu en dan de mensen aan; door zijn blik en aanraking werden de ontroostbaren getroost, de blinden werden ziende, de verlamden verhieven zich.
De patriarch vernam van die wonderen en begaf zich, aan het hoofd van de kerkvaderen, naar de stad, waar dat alles geschiedde. Dit werd Nicolaas geopenbaard en hij snelde de kerkvorst tegemoet. De patriarch omarmde Nicolaas als een apostel van Christus. Het gevolg van de patriarch was getroffen door het licht, dat het gezicht van Nicolaas uitstraalde, gelijk dat van een engel des Heren, en allen vielen voor hem op hun knieën. De patriarch leidde Nicolaas naar de kathedraal en benoemde hem daar tot bisschop van de stad en het gebied.
Toen zijn uur had geslagen om in het heer der heiligen opgenomen te worden, daalden uit de Hemel engelen des Heren. Nicolaas zag hen, glimlachte en zei:
„Mijn dagen zijn dus voltooid!”
Aartsengel Michaël trad naar voren en toonde hem het zegel Gods. Toen Nicolaas dat zegel zag, verhief hij zich voor zijn laatste gebed. Hij smeekte God:
Voor allen, die in nood zijn naam mochten aanroepen — dat de Heer hun wens moge vervullen!
Voor hen, die door de machtigen der aarde onderdrukt worden — dat de Here hun ter wille van hem kracht voor de strijd moge geven!
Voor hen, die op de onstuimige zee tijdens een storm zijn hulp mochten inroepen — dat de Here de onstuimige golven moge doen bedaren!
Voor alle zieken, daklozen en vertwijfelden — moge de Here hen niet verlaten en hun kracht geven!
En voor alle schepselen des Heren, wier lot zo zwaar en wier levensduur zo kort is!
„Here, erbarm U onzer!” -— herhaalde hij drie keer en strekte zijn armen uit.
Bij het laatste woord vatte de engel des doods zijn ziel en de engelen droegen die weg naar de Hemel.
Zijn lichaam lag op zijn sterfbed en straalde als de zon.
Sint-Nicolaas werd de belangrijkste heilige van Rusland, de „Russische God”, zoals de heidenen hem noemden; het „Russische geloof” werd geheel doordrongen door de naam van Nikola. De verering van Nikola was zó groot, dat het tot de XVIIIe eeuw door het volk als zonde beschouwd werd een kind zijn naam te geven.
Vóór de invasie der Mongolen in de Xllle eeuw was er in Rusland één beeld van Nikola: hij was afgebeeld in een groen parament. Dat beeld stond te Kijew bij de heilige Sophia. Dat beeld verrichtte veel wonderen.
Na de Mongoolse invasie waren er in Rusland drie beroemde beelden, die wij reeds genoemd hebben: Nikola van Mozjajsk, Nikola van Zarajsk en Nikola van Welikoretsk.
Het meest vereerde beeld is dat van Mozjajsk, waar hij als aartsengel afgebeeld is: in één hand houdt hij een zwaard, in de andere een kerkje binnen een omheining. Vijf lampen branden dag en nacht voor dat beeld. De nacht vóór de bestorming van Kazan hebben de Russische kanonniers hem gezien; later verscheen hij aan Jermák, de veroveraar van Siberië. Hij staat te Moskou op de naar hem genoemde poort en bewaakt het Kreml, het hart van Rusland. Toen Napoleon Moskou verlaten moest, gaf hij bevel de poort op te blazen; de poorttoren werd veranderd in een hoop puin, maar het beeld van Nikola bleef ongedeerd. Alle Russische heersers, vanaf Iwan IV, trokken naar Mozjajsk om hem te vereren, zelfs Peter de Grote deed het.
Hetzelfde beeld komt in verschillende delen van Rusland onder verschillende namen voor. Nikola van Mozjajsk verscheen aan grootvorst Dmitrij Donskój vóór diens beslissende slag met de Tataren op het Koelikowo-Veld 3); dat beeld heet „Radonskij”.
Nikola verscheen voor Sergius van Radonezj 4); dat beeld heet „kelejnyj”. Op alle forten en steunpunten aan de rand van de Moskovische staat, in alle kloosters, die tevens vestingen waren, was er een beeld van Nikola van Mozjajsk, maar daar heette het „ratnyj”. Geheel Siberië vereerde hem, de Moskouse heilige; de inboorlingen brachten hem offers en noemden hem „de Russische God”.
Op het Achtste Oecumenische concilie werden alle gesneden of gebeeldhouwde beelden van heiligen verboden, zij werden met afgoden vergeleken. De Synode der Russische kerk beval in 1723 alle gesneden en „zittende” beelden uit de kerken te verwijderen. Er werden toen heel wat beelden uit de Russische kerken verwijderd, maar Nikola van Mozjajsk bleef.
De tweede beroemde afbeelding is die van Nikola van Zarajsk, op wonderbaarlijke wijze uit de kerk van de Apostel Jacobus te Chersonesos overgebracht: Nikola is afgebeeld staande en zegenende met het Evangelie; zijn armen zijn niet tegen zijn borst gedrukt, maar uitgestrekt; zijn parament valt in plooien van zijn armen en het lijkt, dat hij vleugels heeft. Om hem ziet ge op de icoon taferelen uit zijn leven en wonderen. Die icoon werd bijzonder beroemd na de invasie van de Mongoolse horden van Batu, als herinnering aan de vorstin van Rjazan Eupraxie: toen zij vernomen had, dat haar man omgekomen was, sprong zij samen met haar zoon van de tinne van haar kasteel. Het hoogst steeg de roem van die icoon tijdens de „Woelingen” (de Russische revolutie van het einde van de XVIe eeuw).
Een derde beroemde afbeelding van Nikola bevindt zich te Wjatka — Nikola van Welikoretsk (of van Chlvnow): een borstbeeld, met tegen de borst gedrukte armen; hij zegent en houdt een Evangelie vast. Hier is hij een mens met het gezicht van een eenvoudige man met wonderbaarlijke ogen, die al het leed en al de moeilijkheden der mensen in zich opnemen en een zacht licht van medelijden uitstralen — „Nikola de Barmhartige”. Tsaar Iwan de Verschrikkelijke hield veel van dat beeld en liet het vaak naar Moskou overbrengen. Een kopie van die icoon bevindt zich in de kathedraal van Wasilij de Gelukzalige te Moskou, de in het buitenland meest bekende Moskouse kerk.
Elk beeld van Nikola heeft zijn eigen genade voor de mensen, voor ieder der beelden is er een apart gebed: de gestrenge Nikola van Mozjajsk beschermt het Russische land, hij beloont de rechtvaardige en bestraft de schuldige; de gevleugelde wonderdoener van Zarajsk kan elk wonder verrichten; de goedertierende van Welikoretsk wijst niemand af, zelfs de armzaligste niet, hij troost iedereen, hoort iedereen aan.
[1] wie de artikelen leest die hier verschenen, zal wellicht de conclusie kunnen trekken dat deze bewering te absoluut is gesteld.
[2] geen afbeelding gevonden
1)Een icoon is een geschilderd beeld van Christus of een der heiligen. (De vert.)
2) Mikoelaj is een bijvorm van Nikolaj (Nicolaas); Mikoelaj Mikoelaïtsj betekent dus: Nicolaas zoon van Nicolaas. Mikoela is een bijvorm van Nikola. (De vert.)
3) Grootvorst Dmitrij Donskój (Demetrius van de Don) besloot het Mongoolse juk af te schudden en Rusland weer vrij te maken. In 1380 verzamelde hij een groot leger en trok de Tataren tegemoet. De ontmoeting vond plaats op het Koelikowo-Veld aan de Don. De Tataren werden verslagen, maar de Russen verloren zó veel mensen, dat zij een nieuwe invasie niet konden weerstaan, zodat het doel van de grootvorst niet bereikt werd. De Tataarse heerschappij was eerst veel later afgeschud. (De Vert.)
4) Sergius van Radonezj is de nationale heilige van Moskovië. Hij was een tijdgenoot van Dmitrij Donskoj en heeft de grootvorst voor de beslissende strijd tegen de Tataren gezegend. Sergius was de stichter van het beroemde Drievuldigheidsklooster, niet ver van Moskou, een der grootste heiligdommen van Rusland. „Kelejnyj” betekent „van de cel”, „cel-”. (De vert.).
Sint-Nicolaas: alle verhalen
Sint-Nicolaas: alle artikelen
jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Sint-Nicolaas
1136
.