.
Bij de plantkunde gaat het allereerst om de essentiële zaken: de elementen, het verloop in de tijd, de vergelijking met de kinderlijke ontwikkeling. En alles wat leidt tot grote verwondering: in het ‘leesboek voor de plantkunde’ van Gerbert Grohmann vind je daarvoor prachtige lesstof. Natuurlijk is er ook steeds sprake van allerlei delen van de plant en het is goed dat de kinderen er veel leren, d.i. vooral kunnen herkennen. Je kunt in de 5e klas 2 perioden plantkunde geven; doe je er één, dan ook nog 1 in de 6e, anders kom je nooit door alle stof heen. Voor de 6e leent het leren van allerlei benamingen zich weer meer, dan het jaar daarvoor. De vele namen die ik hieronder weergeef, zijn vooral voor de leerkracht bedoeld, als ‘vakkennis’ en hoeven door de kinderen natuurlijk niet alle gekend te worden. Een overzicht van de voornaamste delen en hun benamingen.
DE VRUCHT
.
De vrucht is het resultaat van de rijping van een bestoven vruchtbeginsel; de daarin aanwezige zaadknoppen zijn veranderd in zaden, die na zekere tijd kunnen kiemen. Er zijn vlezige en droge vruchten.
De vlezige vrucht:
de zaden liggen ingebed in een sappig vruchtvlees, omgeven door een soepele schil. Vaak zitten de zaden in een harde kern, die weer in het vruchtvlees ligt. Na rijping laat de vrucht los en valt af.
Deze beide schematische tekeningen tonen twee doorgesneden vlezige vruchten en wel steenvruchten, omdat het zaad opgesloten ligt in het steenharde endocarp, de binnenlaag van de vruchtwand, waaromheen zich het mesocarp, de middenlaag, bevindt, die wel vlezig is. Het geheel is omgeven door het epicarp, de vruchthuid. Bv. olijf (a), zoete kers (b).
Bij de perzik is de steen erg groot.
Bij een pitvrucht is de binnenlaag van het vruchtvlees leerachtig. Bv. appel.
Wanneer de zaden los in het vruchtvlees liggen, heten de vruchten bessen. Bv. druif. In droge vruchten liggen de zaden over het algemeen niet in vruchtvlees. De droge en vaak harde vruchtwand vormt een soort doos, die al dan niet spontaan openspringt.
Niet openspringende droge vrucht:
de vrucht gaat niet open om de zaden vrij te laten, maar laat als geheel los, vaak door de wind, en valt op de grond. Na rotting van het buitenste deel kiemt het zaad tot het jonge plantje.
Bij een eenzadige dopvrucht of nootje zit het ene zaadje niet aan de wand vast. Bij o.a. veel vertegenwoordigers van de composietenfamilie zit aan de dopvrucht zijdeachtig vruchtpluis vast, de haarkroon, op een steel:
Bij de lipbloemenfamilie zijn er vier dopvruchtjes per bloem, die samen een vierdelige splitvrucht vormen.
De vruchten van de schermbloemenfamilie zijn dikwijls tweedelige splitvruchten of dubbele dopvruchten, die uit één bloem ontstaan:
De graanvrucht is een vrucht waarvan de wand stevig is vergroeid met het ene zaadje:
Het gevleugelde nootje is een dopvrucht waaraan een vliezige vleugel is bevestigd:
Soms ontstaan er uit één bloem twee gekoppelde, gevleugelde nootjes: een gevleugelde dubbele dopvrucht. B.v. Spaanse aak.:
Openspringende droge vrucht:
deze springt spontaan open als hij rijp is, om de zaden te verspreiden.
De peul is een droge, openspringende vrucht, gevormd uit één vruchtblad (a); bij rijpheid splijt hij geheel open met behulp van twee kleppen (b): de zaden zijn aan de naden bevestigd. Bv. erwt.
De hauw heeft in het midden een vlies, waar de zaden aan vastzitten en dat wordt gespannen en omgeven door twee kleppen, die open kunnen springen:
De doosvrucht is een droge vrucht, die de zaden óf door kleppen, zoals bij het maarts viooltje (a), óf door spleten, zoals bij de klaproos (b), laat ontsnappen:
Schijnvruchten:
de bloembodem, waarop meerdere, vrije vruchtbladeren zijn ingeplant, zwelt op en vormt evenveel droge of vlezige vruchtjes als er vruchtbladeren waren.
Doorsnede door een framboos, met de steenvruchtjes vastgehecht op de bloembodem:
De aardbei bestaat uit een grote, vlezige en sappige bloembodem, met een groot aantal dopvruchtjes aan de oppervlakte:
Samengestelde vruchten:
deze zijn ontstaan uit een dichte bloeiwijze.
De vruchtjes, gevormd uit de bloeiwijze van de zwarte moerbei vormen een samengestelde vrucht, in wezen een katje:
Bij de ananas zijn de vruchten met elkaar en met hun schutbladeren vergroeid:
Een vijg heeft een vlezige en sappige bloembodem, die hol is en van binnen met kleine bloemen is bekleed:
Plantendelen: wortel blad bloem bloeiwijze
5e klas: alle artikelen
Rudolf Steiner over plantkunde: alle artikel
Vrijeschool in beeld: 5e klas plantkunde
.
858-790
.

















