.
DE TANKS VAN HANNIBAL
.
Een onverzoenlijke haat
Hannibal, die tijdens de Eerste Punische Oorlog geboren was, zou altijd een onverzoenlijke haat tegen Rome blijven koesteren. Hoe kwam dat? De Griekse geschiedschrijver Polybius laat hem het zelf vertellen: ‘Mijn vader stond op het punt naar Spanje te vertrekken om daar oorlog te gaan voeren. Ik was negen jaar. Hij bracht een offer aan de goden. Ik stond daar ook bij het altaar, niet ver van hem af. Toen hij de wijn geplengd had en alle riten had volbracht, vroeg hij de aanwezigen zich even terug te trekken. Daarop liet hij me dichterbij komen en vroeg me vriendelijk of ik hem wilde volgen naar het leger. Ik zei geestdriftig ja, ik smeekte hem zelfs met kinderlijke hevigheid me mee te nemen. Toen nam hij mijn rechterhand, leidde me naar het altaar en liet me zweren dat ik nooit een vriend van de Romeinen zou worden’.
Hij maakte geen verschil tussen dag en nacht
Reeds op 26-jarige leeftijd kreeg Hannibal het opperbevel over de Carthaagse troepen in Spanje. Ondanks zijn jeugd was hij al een groot veldheer. Zoals Livius vertelt: ‘In niemand hadden de soldaten meer vertrouwen en tegenover niemand waren ze openhartiger. Hij ging altijd stoutmoedig op het gevaar af, en zodra hij zich erin bevond, toonde hij veel koelbloedigheid. Geen arbeid kon zijn geest of zijn lichaam vermoeien. Hij verdroeg de kou even goed als de hitte. Bij het eten en drinken hield hij alleen rekening met zijn behoeften en niet met zijn plezier. Voor slapen en waken maakte hij geen enkel verschil tussen de dag en de nacht. Hij ging gewoon slapen als hij even niets te doen had. Dikwijls zag men hem, tussen de schildwachten, onder een deken op de grond liggen. Hij was verreweg de beste ruiter en de beste infanterist. Als eerste ging hij in de aanval en als laatste keerde hij terug’.
Een machtig wapen: strijdolifanten
Zodra Hannibal meende dat hij sterk genoeg was om zich met de Romeinen te meten, veroverde hij de Spaanse stad Saguntum. Hier woonden weliswaar Grieken, maar die hadden een verbond met de Romeinen. Hannibal veroverde de stad en liet alles platbranden. We schrijven het jaar 219 v. Chr. Rome kwam zijn verplichtingen aan de Grieken na en eiste van Carthago dat het Hannibal zou uitleveren. Toen het dit weigerde, verklaarde Rome de oorlog. Precies wat Hannibal gewild had. Na een aantal schermutselingen in Spanje, besloot Hannibal het jaar daarop het strijdtoneel naar Italië te verplaatsen. Zijn officieren waren verbluft toen ze hoorden hoe hij dat wilde doen. Omdat Rome de zee beheerste, legde hij uit, zouden zij te land aanvallen. Ze zouden hun leger over de Pyreneeën en vervolgens over de Alpen naar Noord-Italië voeren. Toen men in Rome van dit plan hoorde, werd men nauwelijks ongerust. Het plan leek namelijk onuitvoerbaar. Toch stuurde men voor alle zekerheid onder bevel van Scipio een leger over zee naar Gallië (Frankrijk) om de eventuele Carthaagse strijdmacht op te vangen, Hannibals leger bestond uit 90.000 man voetvolk, 12.000 ruiters en 37 krijgsolifanten. Carthago was op zijn olifanten al even trots als op zijn marine. Men zei dat zich in de stallen van de stad wel 300 van deze dieren bevonden. Een deel hiervan was dus naar het Europese vasteland
verscheept. Vanwege hun onstuitbare kracht kan men de krijgsolifanten misschien het best vergelijken met de tanks van vandaag. De Romeinen hadden er voor het eerst mee kennisgemaakt tijdens hun gevechten met Pyrrhus. Vooraan op de rug van de olifant zat gewoonlijk één man die het dier bestuurde. Achter hem was een bak geplaatst, van waaruit een aantal boogschutters de vijanden bestookte. Tijdens de veldtocht door Spanje verloor Hannibal ongeveer een kwart van zijn strijdmacht, terwijl hij ook nog de minst geoefende soldaten ontsloeg. Zijn leger bestond toen nog uit 50.000 man voetvolk, 9000 ruiters en 37 olifanten.
Star onder het ijs
Hannibal rukte op en kwam aan de Rhône. Er was geen Romein te zien. Scipio lag nog met z’n leger in Massilia (Marseille) en Hannibal besloot snel verder te gaan. Toen Scipio eindelijk oprukte, was Hannibal hem vele dagmarsen voor. De Galliërs, die nog probeerden Hannibal tegen te houden, werden verslagen. Toen kwam het ogenblik waarop de Carthagers voor een zeer machtige vijand kwamen te staan: de Alpen. Scipio besefte dit en ging ervan uit dat Hannibal nooit over de Alpen zou kunnen komen. Hij stuurde z’n broer met troepen naar Spanje om er de Carthaagse versterkingen te verslaan en Hannibals voorraden te veroveren. Zelf ging hij met een handvol soldaten terug naar huis. Hannibal stond in de vroege herfst aan de voet van het gebergte. De eerste sneeuw begon te vallen. Maar laten we naar Livius luisteren:
‘Hoewel men zich op grond van wat er over verteld werd al een voorstelling van de werkelijkheid gemaakt had en zo’n voorstelling meestal overdreven is, kregen ze toch weer een nieuwe schok, toen ze van nabij die hoge bergen zagen: die sneeuw die zich bijna verliest in de hemel, die vormeloze hutten tegen de rotsen aangeplakt, die schapen en ezels verschrompeld door de kou, die behaarde en primitief geklede mensen, die hele bezielde en onbezielde wereld star onder het ijs…’.
Een list
Alsof de natuurlijke hindernissen niet al genoeg waren, bleken de bergbewoners Hannibals troepen ook nog te willen tegenhouden: Toen ze langs de eerste hellingen omhoogtrokken, vertoonden zich bergbewoners op de heuvels die hun route beheersten. Als dezen in tussendalen een meer verdekte stelling hadden betrokken om dan ineens gezamenlijk aan te vallen, zouden ze paniek en grote verliezer hebben veroorzaakt. Daarom liet Hannibal halt houden en nadat hij van Galliërs, die vooruitgezonden waren om de omtrek te verkennen, gehoord had dat men daar niet langs kon, sloeg hij zijn kamp op in de wijdste vallei die hij vinden kon tussen al die oneffenheden en steilten. Daarop hoorde hij van diezelfde Galliërs dat de pas alleen maar overdag werd bezet: ’s nachts ging ieder weer naar zijn eigen huis. Bij het eerste morgenlicht rukte hij daarom op tegen de heuvels, alsof hij openlijk en overdag een aanval op de pas wilde doen. Nadat hij de dag met die schijnmanoeuvres had doorgebracht, betrok hij weer op de oude plaats een versterkt nachtkwartier. Zodra hij echter merkte dat de burgerbewoners van de heuvels waren weggegaan en dat er niet meer gewaakt werd, liet hij eerst als camouflage méér vuren aanleggen dan nodig waren voor degenen die in het kamp moesten blijven, te weten de ruiterij, de tros (legerbagage met daar bijbehorende manschappen) en het merendeel van de infanterie. Vervolgens beklom hijzelf met de dapperste mannen die hij had, zonder enige bepakking mee te nemen, in aller ijl de bergpas en bezette de vijandelijke stelling op de heuvels’.
Met het geweld van instortende muren
Hiermee waren de bergbewoners helaas nog niet bedwongen, zoals blijkt uit de verdere uiteenzetting van Livius:
“De volgende morgen vroeg brak men het kamp op en begon de rest van het leger zich in beweging te zetten. Reeds verlieten de bergbewoners, op een gegeven signaal, hun dorpen om hun gewone posten te betrekken, toen ze daar in de hoogte plotseling vijanden zagen en tegelijkertijd andere vijanden die langs de weg gingen. De waarneming van deze twee feiten en de gedachte aan de gevolgen daarvan deden hen een ogenblik als aan de grond genageld staan. Vervolgens, toen ze bemerkten wat een verwarring er op die nauwe weg heerste en hoe de colonne daardoor zichzelf al in moeilijkheden bracht (vooral de paarden bleken onhandelbaar), vatte de gedachte bij hen post, dat er van hun kant maar een kleinigheid gedaan hoefde te worden. De angst daarvoor zou de vernietiging van allen ten gevolge hebben. Zo stormden ze telkens naar beneden van de rotsen aan weerszijden, door hun vertrouwdheid met het terrein onbekommerd om pad of geen pad. Toen kregen de Carthagers het pas echt te kwaad, én met de vijand en met de onmogelijke weg: ja, ze vochten nog het meest met zichzelf, omdat ieder het eerst aan het gevaar wilde ontkomen. De paarden brachten de voortmarcherende troep in de grootste moeilijkheden. Ze werden zenuwachtig door al die voor hen onbegrijpelijke kreten, welke door de weerkaatsing tegen beboste hellingen nog harder klonken. En wanneer ze getroffen of anderszins gewond werden, steigerden ze zo hoog op, dat ze ontzaglijk veel mensen en bagage van allerlei aard op de grond wierpen. Het gedrang dat dan ontstond, deed velen in de afgronden ter weerszijden van de nauwe weg storten, zelfs enkele soldaten. Maar de lastdieren met hun bepakking vielen naar beneden met het geweld van instortende muren’.
Zo werd er maar wat rondgebuiteld
En de Carthagers waren nog niet eens in het hooggebergte! Daar, op de nog steilere wegen en in de nog dikkere lagen sneeuw, leek hun hele onderneming dan ook te stranden:
‘De weg was ten gevolge van een lawine geheel verdwenen. Toen de ruiters daar halt hielden, als hadden ze hun bestemming bereikt, liet Hannibal vragen wat het oponthoud veroorzaakte. Men rapporteerde hem dat men voor een afgrond stond. Daarop ging hij zelf kijken. Onmiddellijk zag hij in, dat men een omweg moest maken – hoe lang deze ook worden zou – over de nog onbetreden omgeving van de weg. Maar dat bleek helemaal onmogelijk. Er was daar namelijk op een oude sneeuwlaag weer verse sneeuw gevallen en deze, die nog zacht was en niet erg hoog lag, bood eerst wel een makkelijke ondergrond voor degenen die erop liepen. Toen ze echter onder de voeten van zoveel mensen en dieren wegsmolt, ging de tocht over het ijs daaronder en door het smeltwater. En dat werd een afschuwelijke worsteling. Men kon op het gladde ijs niet overeind blijven, des te minder omdat men bergafwaarts liep. Zodat de soldaten, zelfs als ze steunend op de handen of op een knie wilden opstaan, hun steun voelden wegglijden en voor de tweede maal neervielen. En geen boomstam of wortel zagen ze om er de voet tegen schrap te zetten of zich aan op te hijsen. Zo werd er maar wat rondgebuiteld in die vlakte van louter ijs en sneeuwwater. De lastdieren zakten soms ook in de onderste sneeuw weg, en wanneer ze vielen en te hard met hun benen sloegen bij hun pogingen om weer op te staan, braken ze er helemaal doorheen, zodat zeer vele, als in voetboeien gekluisterd, vastzaten in de harde en dikke ijslaag’.
Fabius de Draler
Met niet meer dan 20.000 man voetvolk, 6000 ruiters en 20 olifanten bereikte Hannibal ten slotte de Povlakte. De rest van zijn leger was gedood door de Zwitserse bergstammen, in de afgronden gestort of doodgevroren. De verzwakte strijdmacht bleek echter nog voldoende om de Romeinse legers te verslaan, eerst bij de rivier de Ticinus, later bij de Trebia. Na deze successen voegden de Galliërs die in de Povlakte leefden, zich bij de Carthagers en kwamen in opstand tegen Rome. Hannibal stak toen de Apennijnen over en drong in Etrurië door. Bij het Trasimeense Meer lokte hij de Romeinen in een hinderlaag en hakte opnieuw hun legers in de pan. Heel Etrurië lag toen voor de Carthagers open! Zou hij hierna op Rome afgaan? Hannibal verkoos langs de stad heen te trekken. Hij hoopte Rome’s buurvolken tot een opstand te bewegen en de stad op die manier te isoleren. Maar de buurvolken reageerden niet zoals de Galliërs gedaan hadden. Ze bleven Rome trouw. Ditmaal had Hannibal zich dus vergist. In Rome vond men dat de kritieke situatie om een dictator vroeg. Men wees Quintus Fabius Maximus aan, een reeds bejaard man, bekend om z’n onverstoorbare kalmte. Deze koos een geheel eigen tactiek. In plaats van openlijk slag te leveren met de Carthagers, bestookte hij hen alleen maar en trok zich steeds tijdig terug. Het bleek een goede methode te zijn, die de Carthagers meer en meer uitputte. De Romeinse dictator kreeg dan ook de bijnaam ‘Cunctator’ en dat betekent ‘de Draler’.
Een staaltje van Romeinse vaderlandsliefde
Op een zeker ogenblik werden de Romeinen toch ongeduldig. Ze maakten Fabius voor een lafaard uit. En in 216 v.Chr. traden de Romeinse consuls, die minder voorzichtig waren, Hannibal met gesloten gelederen tegemoet. Dat was bij Cannae, aan de westkust van Italië, op de hoogte van Napels. Hannibal bracht de Romeinen hier een verpletterende nederlaag toe. Terwijl de Romeinse troepen frontaal op de de Carthagers afmarcheerden, maakte Hannibals ruiterij aan beide zijkanten een omtrekkende beweging en legde zo een dodelijke ring om het vijandelijke leger. Van de 80.000 Romeinse legioensoldaten ontkwamen er maar 10.000 en die werden nog na afloop van de slag gevangengenomen! Tijdens deze catastrofe gaf de consul Paulus Lucius Aemilius een staaltje weg van Romeinse vaderlandsliefde en zelfverloochening. Wanneer we Livius mogen geloven, ging het aldus:
‘De stafofficier Gnaeus Lantulus reed voorbij de consul, die hij badend in zijn bloed op een grote steen zag zitten. Heer consul, zei hij, u bent de enige man die de goden moeten ontzien, omdat u geen schuld hebt aan deze ramp. Neem dit paard zolang u volkomen uitgeput bent en ik u erop kan tillen en met u mee kan gaan om u te beschermen. Wijd dit slagveld niet volkomen aan de Dood, door het sneuvelen van een consul! Ook zonder dat is er al genoeg reden voor tranen en rouwbeklag! Maar de consul antwoordde: Houd jij maar goede moed, Gnaeus. Verlies met dat nutteloze gejammer toch niet het korte ogenblijk dat je hebt om aan de vijand te ontkomen. Ga heen. Meld officieel aan de senatoren, dat ze Rome in staat van verdediging brengen en er troepen leggen, voordat de overwinnende vijand komt’.
Hannibal staat voorde poort!
Na de nederlaag bij Cannae waren de bondgenoten van Rome heel wat meer bereid om met de Carthagers samen te gaan. Tal van steden, waaronder Capua en Syracuse, kozen de zijde van Hannibal. Rome leek verloren. Er vonden nog verscheidene veldslagen plaats en in 211 v.Chr. trokken de Carthagers inderdaad naar Rome zelf op. Uit die dagen stamt de uitdrukking ‘Hannibal staat voor de poort’, wat later zoveel ging betekenen als: ‘de nood is aan de man’.
Maar terwijl het zuiden van Italië de kant van de Carthagers had gekozen, was dit niet het geval met Rome’s bondgenoten in Midden-Italië. Hierdoor kon de kans eindelijk keren. Hannibal was niet in staat Rome te belegeren en van toen af aan werd hij steeds meer naar het zuiden verdreven.
De vasthoudendheid van de Romeinen ging het winnen van het veldheersgenie van Hannibal. In Rome liet de Senaat alle burgers, en zelfs de slaven, onder de wapenen roepen. En men viel terug op de voorzichtige tactiek van Fabius de Draler. Na een uitputtingsoorlog was Hannibal ten slotte zo verzwakt, dat Rome eindelijk van de verdediging in de aanval kon gaan. De steden Capua en Syracuse werden weer in bezit genomen. De jonge generaal Scipio begon Zuid- en Oost-Spanje op de Carthagers te heroveren. Nog even dreigde alles mis te gaan. Hasdrubal, de broer van Hannibal, kwam vanuit Spanje met een ontzettingsleger aanzetten. Maar Hasdrubal werd verslagen en gedood aan de oever van de Metauro. En de Romeinen wierpen zijn hoofd in het kamp van Hannibal!
Scipio de Afrikaan
De oorlog zette zich voort in de bergen van Zuid-Italië, waar Hannibal zich verschanste als in een natuurlijk fort. Om een eind aan de strijd te maken, stelde Scipio voor de Carthagers in Afrika aan te vallen. De senatoren aarzelden even, omdat ze aan de slechte ervaringen van Regulus moesten denken. Maar ten slotte gaven ze hun toestemming. Scipio behaalde in Afrika zulke grote successen, dat de Carthagers in paniek Hannibal terugriepen. Deze kwam over zee. De beslissende veldslag vond in 202 v.Chr. plaats in het hart van Tunesië, bij Zama. Dankzij de hulp van een inheemse leider kwam Scipio als overwinnaar uit de strijd. Hij mocht zich voortaan Scipio de Afrikaan noemen. Het verslagen Carthago moest zijn vloot en zijn olifanten afstaan, een grote schadevergoeding betalen, Spanje ontruimen en zich verplichten nooit een oorlog aan te gaan zonder de toestemming van de Romeinse Senaat. Hiermee was een eind gekomen aan de Tweede Punische Oorlog.
Het dodelijk gewonde dier
Maar al waren ze verslagen, de Carthagers bleven Rome angst inboezemen. Cato de Oudere, die in de Tweede Punische Oorlog had gestreden, eindigde al zijn redevoeringen in de Senaat – waarover ze ook mochten gaan – met de woorden: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden.’
De eerste de beste gelegenheid werd aangegrepen om dit advies daadwerkelijk op te volgen. Toen de Carthagers door een buurvolk werden aangevallen en de wapens opnamen om zich te verdedigen, vond Rome dat ze contractbreuk hadden gepleegd. De Carthagers mochten immers geen oorlog gaan voeren zonder toestemming te vragen…
In 149 v.Chr. stak een Romeins leger over naar Afrika en eiste van de Carthagers dat ze hun stad zouden afbreken en een eind landinwaarts weer zouden opbouwen. Dit was de Carthagers te gortig. Want het zou de dood van hun havenstad betekenen. Verontwaardigd besloten ze Carthago tot het uiterste te verdedigen. Drie jaar duurde het beleg. De Romeinse geschiedschrijver Florus schreef over het hardnekkige verzet van de Carthagers:
‘Juist wanneer ze dodelijk gewond zijn, geven dieren de meest giftige beten. Op dezelfde manier bezorgde Carthago, toen het al half verwoest was, meer last dan toen het nog overeind stond. De Romeinen hadden de vijand in de vesting teruggedrongen en blokkeerden de haven. De Carthagers groeven daarop een andere uitweg naar de zee… waar hun vloot toen plotseling verscheen als door een wonder. Er ging geen dag en geen nacht voorbij, waarin ze niet met een nieuw oorlogstuig kwamen aanzetten of nieuwe soldaten die bereid waren te sterven, in de strijd wierpen. Toen er echter geen hoop meer was, gaven 40.000 man zich over. En verrassend was dat ook hun leider Hasdrubal zich met hen overgaf. Maar zijn vrouw wierp zich met haar twee kinderen van de bovenste verdieping van haar huis in de vlammen’.
‘Onze Zee’
Carthago werd door de Romein met de grond gelijkgemaakt. Het schijnt dat de Romeinse veldheer Scipio Aemilianus, een aangenomen zoon van Scipio de Afrikaan, zich er niet voor schaamde een paar tranen te laten over het vreselijke lot van de vijand. Men verklaarde de plaats waar Carthago gestaan had, tot een verdoemd oord, opdat er nooit meer gebouwd zou worden. Het gehele Carthaagse gebied in Tunesië werd een Romeinse provincie, genaamd Africa Proconsularis. In hetzelfde jaar 146 v.Chr. waarin ze Carthago van de aardbodem lieten verdwijnen verwoestten de Romeinen ook Korinthe in Griekenland. Daarmee maakten ze de Grieken duidelijk dat ze voortaan onder Romeins gezag stonden.
Spanje en een deel van Frankrijk hoorden al bij Rome. Sinds 1 v.Chr. bestond er bovendien een Romeinse provincie in Klein-Azië. En zelfs Egypte was tot de overtuiging gekomen dat men een staat die nooit een oorlog bleek te verliezen, maar beter niet kon uitdagen. Aan het begin van de Punische Oorlogen was Rome nog slechts één van de vijf grote mogendheden in het Middellandse Zeegebied geweest. In de volgende jaren hadden die andere machten bijna allemaal Rome op de proef gesteld. Maar net als Carthago waren die verslagen. Het resultaat was dat bij het einde van de Punische Oorlogen de hele Middellandse Zee aan de Romeinen behoorde. Ze noemden hem in het vervolg dan ook ‘Onze Zee’.
Het einde van Hannibal
Na afloop van de Tweede Punische Oorlog eisten de Romeinen van de Carthagers dat zij Hannibal zouden uitleveren. Toen deze hiervan hoorde, vluchtte Hannibal naar Syrië, waar koning Antiochus III hem onderdak
verleende. Maar de Romeinse macht zou zich ook uitstrekken naar dit deel van de wereld! Na Antiochus’ nederlaag tegen de Romeinen, vluchtte Hannibal verder naar koning Prusias I van Bithynië, een staatje in Noord-Turkije. Toen de Romeinen even later ook aankwamen en Prusias bereid bleek te zijn Hannibal aan hen uit te leveren, pleegde de grote Carthaagse veldheer zelfmoord. Hij gebruikte hiervoor het gif dat hij voor deze gelegenheid altijd op zak had gehad en dat hij had buitgemaakt op het slagveld van Cannae.
tekst boven 11:Lucus Paulus Aemilius en Gaius Terentius Varro vallen Hannibal in Cannae aan (216 v. Chr) Hoewel Hannibal het Romeinse leger een vernietigende nederlaag toebrengt, valt hij de stad Rome toch niet aan.
tekst naast 1: De Mamertijnen – Campaanse huurlingen die heer en meester zijn in Messina – vragen Rome om hulp tegen de Carthagers. Een Romeins verovert Messina en Argento. (264 v. chr)
tekst naast 12: Marcus Claudius Marcellus belegert en verovert Siracuse (212 v. Chr). Archimedes vindt in bloedbad de dood.
Halverwege de 2 eeuw voor Chr. hadden de Romeinen afgerekend met al hun mogelijke concurrenten in het Middellandse Zeegebied. Rome was een militaire macht geworden, die enorm veel geld uitgaf aan de legioenen, die voor een belangrijk deel uit huurlingen en bondgenoten bestonden.
Wapenrusting uit de tijd van de republiek
1. lansen met bronzen of ijzeren punten
2) de galea, een lederen helm
3) de cassis, een metalen helm
4) de helm van een centurion, een officier over honderd man;
5) opperbevelhebbershelm;
6) een schild van het Samnitische type, bestaande uit latwerk dat met leer werd overtrokken;
7) een borstharnas dat uit 5 of 6 metalen banden bestaat die op lederen banden zijn bevestigd;
8) een kolder, bestaande uit metalen kettinkjes en plaatjes;
9) een borstpantser wan leer en metaal
10) een bronzen beenbeschermer; droeg men aanvankelijk aan elk been zo’n beschermer, later trok men het alleen aan het rechterbeen, omdat het linker met het schild werd beschermd
11) de gladius, het korte Romeinse zwaard;
12) de zogenaamde schildpadformatie, die men toepaste bij het bestormen van vestingen; de soldaten droegen manshoge schilden, die met elkaar één groot schild vormden.
6e klas geschiedenis: alle artikelen
6e klas: alle artikelen
Geschiedenis: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: 6e klas w.o. geschiedenis
699-639
.