.
SINT-MAARTEN
‘Sinte Maarten heeft een koe.
Die moet naar de slager toe.
Is-ie vet of mager,
Hij moet naar de slager’. (St.-Maartensliedje)
De koe is ons lichaam en de slager is de dood.
Maar wie is Sint-Maarten?
Er zijn vier hoogtijden in het jaar: Kerstmis, Pasen, Sint-Jan en Sint-Michiel. Pasen heeft een voorbereidingstijd van 40 dagen. De kerk van Rome laat de advent, de voorbereiding op Jezus’ geboorte, beginnen op de vierde zondag vóór Kerstmis. Oorspronkelijk duurde deze voorbereiding echter eveneens 40 dagen. Als men vanaf 21 december, de midwinter-zonnewende, 40 dagen terugtelt, dan komt men op de 11e november, de feestdag van Sint-Maarten. De datum van 25 december was de feestdag van Mithras. De Mithradienst was in de eerste eeuwen na Christus de grootste mededingster in de strijd om de macht.
Sint-Maarten werd reeds sedert de 5e eeuw vereerd. Hij was zelfs de eerste heilige voor wie de katholieke kerk een openbare cultus heeft ingesteld. Wat wij van Sint- Maarten weten is, dat hij leefde van ca. 316 tot ca. 400, en dat hij bisschop was van Tours in het rijk der Franken. Zijn vader was officier in het Romeinse leger. Zijn zoon noemde hij Martinus, d.i. toegewijd-aan-Mars, de krijgsgod. Martinus werd dan ook voor de krijgsdienst opgevoed. Maar reeds als jongeling legde hij de aardse wapens neer en verkoos de geestelijke stand. Het moment van zijn bekering wordt verhaald in de volgende legende:
‘Het was in de zeer strenge winter van het jaar 332, toen Martinus, 16 jaar oud, nog soldaat, maar wel catechumeen (d.w.z. leerling in het christelijk geloof, maar nog niet gedoopt), een naakte en van kou bijna bevroren bedelaar ontmoette bij een der poorten van Amiens. Terstond trekt hij zijn zwaard, snijdt zijn krijgsmantel in tweeën en geeft aan de bedelaar, die in Christus’ naam om een aalmoes vraagt, de ene helft. Hij bedekt zichzelf zo goed mogelijk met de andere. Diezelfde nacht zag hij in z’n slaap Christus, bekleed met de ene mantelhelft, die hij aan de bedelaar had gegeven. Christus sprak: ‘Ziet, Martinus, hoewel nog catechumeen, heeft mij met dit kleed bekleed’.
De verering van Sint-Maarten verbreidde zich vooral in het hele Frankenland, maar ook in Zwaben en in de Nederlanden tot in Groningen en Friesland toe. Friesland heeft minstens 20 kerken aan hem gewijd, (o.a. in Bolsward, Dokkum, Franeker en Sneek). Hij is de patroon van het bisdom Utrecht. Zijn beeltenis stond op het oude stadswapen en op de bisschoppelijke banieren. Zowel de grote verering als ook de oude volksgebruiken en volksrijmen op Sint-Martijn zijn dermate uitgebreid en talrijk, dat men moeilijk kan aannemen, dat Sint-Maarten geen verchristelijking is van een oeroud Germaans feest. Het meest karakteristieke van de oude maartensgebruiken is het uithollen van een koolraap, een suikerbiet of een hoornse wortel. Hierin wordt een brandende kaars of lichtje geplaatst en daarmee wordt, onder het zingen van vele liederen, ’s avonds een ommegang gehouden.
Oppervlakkig beschouwd is dit gebruik moeilijk in verband te brengen met de legende. Maar evenals de sprookjes bevatten de legenden veel beelden en symbolen. Wanneer men de St.-Maartenslegende goed beschouwt, komt er toch meer samenhang in de beelden, die de spirituele achtergond van dit feest duidelijk maken.
Nieuwjaarsdag, 1 januari, is eigenlijk alleen maar het begin van een nieuwe telling. Bij de Romeinen ving het jaar aan op 1 maart. Bij de Germanen bij het begin van de Joeltijd, half november. De katholieke kerk begint het jaar met advent. De kalender en de klok geven echter niet de werkelijke tijd. Het werkelijke feestjaar, dat wij weer innerlijk willen gaan beleven, begint met de voorbereiding voor het kerstfeest.
Het koren is geoogst. De slacht heeft plaats gehad. De natuur sterft af. De winter nadert zichtbaar en voelbaar. Met de strijd tussen onszelf en onze mislukkingen, tussen ons eeuwige, hogere wezen en de dood, tussen Michaël en de draak is het oude feestjaar afgesloten. De strijd wordt beëindigd met de overwinning behaald door ons Zelf, de oogst van het leven. Wel duurt de strijd tussen het uiterlijk christendom, dat naar overheersing streeft, en het innerlijk ontmoeten van de Christus in medeleven en medelijden en in schenkende liefde nog voort. Doch met Kerstmis wordt de nadruk gelegd op de verinnerlijking van onze ziel, waarin Christus steeds opnieuw geboren moet worden. Met het zwaard doodde Sint-Michiel de draak, met het zwaard hakte Sint-Maarten zijn krijgsmantel in tweeën. De uiterlijke strijd verruilt hij voor innerlijk gebed. De mantel van de tijd splitst hij in verleden en toekomst. Het snijdende zwaard is het flitsende ogenblik: het heden. De ene tijdshelft, het verleden, blijft voor onszelf. Dat is alles wat wij in onze ziel hebben geschreven, alles wat wij op ons zielenconto hebben staan. De toekomst, al wat wij in het ‘nieuwe jaar’ te verwachten hebben, al wat wij met hoop en vertrouwen tegemoet gaan, dat is de andere helft. Die schenken wij weg aan onze plicht tegenover onszelf en onze medemens, de bedelaar, onze naaste. Sint-Maarten is dus een symbool voor ons betere Ik, ons eigen Zelf. Het zwaard is het heden, dat in onze eigen hand is gelegd, waarin wij Zelf kunnen handelen en werken: het eeuwige ogenblik. Het heden in de tijd, het vergankelijke ogenblik, slaat de mens in boeien: ‘Bij de volgende toon is het 14 uur, 59 minuten en 50 seconden. Ting!’ Voor de mens is het noodzakelijk om uit dit ogenblik te kunnen uitkijken en uitleven in het eeuwige, dat verleden, heden en toekomst omvat.
Goethe laat Faust tegen Mefistofeles zeggen:
‘Werd’ ich zum Augenblicke sagen: Verweile doch! Du bist so schön! Dann magst du mich in Fesseln schlagen, Dann will’ ich gern zu Grunde gehn!’
(Zou ik tot het ogenblik ooit zeggen: O blijf toch hier! Jij bent zo mooi! Dan mag je mij in boeien leggen, Dan wil ik graag te gronde gaan!)
Dat wil zeggen: kon ik genoegen nemen met een leven in het ogenblik alleen, dan zou dat betekenen, dat ik door de duivel van het alleen-maar-zintuiglijk bestaan geboeid was en tegelijk met de vergankelijke stof en de eindigende tijd de dood zou sterven.
Steiner noemt dit diepzinnige woord van Goethe ‘een gebedsstemming’, waar Faust om smeekt, om uit de boeien van zijn metgezel Mefistofeles los te komen.
Aan de ene kant brengt deze gebedsstemming ons tot een beschouwing van ons nauw begrensde, lagere ‘ik’, dat vanuit het verleden naar de toekomst heeft gewerkt. Als wij dat goed bekijken, dan zien wij duidelijk, dat we veel te kort zijn geschoten, dat er veel dingen zijn, waar we spijt van hebben, waarover we ons schamen. Maar dat toont ons juist, dat er oneindig veel meer in ons is dan wij hebben benut. Dat laat ons zien, dat er iets in ons is, dat ontevreden is als het ons begrensde ‘ikje’ beschouwt en dat een oordeel heeft over onze daden. Aan de andere kant laat deze beschouwing, als wij naar de toekomst kijken, ons duidelijk worden, dat er in onszelf nog oneindig veel meer uit de onbekende schoot van de toekomst kan binnenstromen dan dit ‘ikje’ tot nu toe, in dit ogenblik, heeft kunnen pakken. Dit voert ons tot gebed. Een Sint-Maartensgebed. Dit gebed is tweeledig. Uit het verleden leren wij: Er is meer in ons, dan wij tot stand hebben gebracht: o, laat dat in ons zijn. Laat dat ons vervullen met zijn tegenwoordigheid. Dat wat het lot ons in de toekomst brengen zal, zenden? wij het gebed tegemoet: Wijsheid der wereld, gij bestuurt wat allemaal op ons afkomt. Laat vrees en angst onze ontwikkeling niet afremmen. Laat ons vol vertrouwen en overgave tegemoet zien wat in onze ziel gaat binnenstromen. Dan komen wij steeds een stap verder.
De mystiek van een Meester Eckhart (1260-1327), een Johannes Tauler (1300-1361), een Angelus Silesius enz., de z.g. Duitse mystiek, was de eerste vorm van innerlijke ontwikkeling die in de volkstaal werd overgebracht en op de leken, het volk, grote invloed kreeg. Ook Geert Groote (1340-1383) mag men hiertoe rekenen. In deze mystiek gaat het om het beleven van de wezenlijke eenheid van de mens met God. Diep in de menselijke ziel woont een wereld op zich, een eeuwige, goddelijke wereld, die er altijd aanwezig is, maar die, zoals de sterren door het zonlicht, onzichtbaar wordt gemaakt door de uiterlijke, verblindende wereld van alledag. Dit noemden deze mystici ‘het vonkje (scintilla) of ‘het inwendige licht’. Door inkeer in zichzelf, door zich af te wenden van alle uiterlijkheid, door ‘gebed’, trachtte men God in de ziel geboren te laten worden. Men meende, dat dit ‘vonkje’ vanzelf, zoals het was, moest groeien.
Wij, mensen uit dit tijdperk van bewustzijn, wij beginnen te weten, dat wij dit vonkje, dit innerlijke licht moeten ontwikkelen door eigen zielenkracht en het moeten uitdragen in de wereld buiten ons. Dit vonkje trachten wij brandend te houden binnenin onze uitgeholde biet, terwijl wij het ronddragen, straat in, straat uit, van huis tot huis. Zingend.
Biddend, want je kunt ook zingend bidden. Dat weten de monniken nog. De voorbereiding op het midwinterfeest, de winterzonnewende, het feest van de geboorte van het Christuslicht in ons en in de aardse wereld begint met Sint- Maarten. Van oudsher hoort bij iedere voorbereiding voor een zondag of een feestdag een ommegang. De zondagsmis werd (of wordt?) voorafgegaan door een processie, een rondgang door de kerk of de kloostergang. Als gebrekkig overblijfsel van de eerste lente-ommegang, later de vastenprocessie, hebben we nog in sommige streken het rondgaan met de foekepot of rommelpot. Als laatste rest van de nieuwjaarsommegang: het lopen met Sint-Maartenslichtjes. Natuurlijk alleen maar door de kinderen, want de volwassenen doen niet meer zo gek… Nee, ze zijn niet meer in staat om zó een nieuw Nieuwjaar te vieren. Laten wij proberen het weer te leren. Laten wij trachten zo zingend te bidden:
‘Hier (in mij) woont een Rijke Man,
die mij heel veel geven kan.
Lang zal Hij (in mij) leven,
veel zal Hij mij geven.
Zalig zal Hij sterven,
de hemel zal Hij erven.
God zal Hem lonen
met honderd-duizend Kronen,
met honderd-duizend Lichten an…
Hier komt ‘Sinte-Maarten’ an.’
(Henk Sweers, Jonas nr. 5, 05-11-1976)
.
Sint-Maarten: alle artikelen nr.5: meer over lantaarn maken
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Sint- Maarten voorbeelden van lichtjes
VRIJESCHOOL in beeld: St.-Maarten
bordtekeningen, transparanten
.
338-317
.
.