.
SINTERKLAAS: NEDERLANDSER KAN NIET
Wat is het grootste, jaarlijks terugkerende evenement in Nederland? Prinsjesdag? De marathon van Eindhoven? De Vierdaagse van Nijmegen? Geen van alle, als we Sennie Chan van het ‘Initiatief Comité Amsterdam’ mogen geloven. Het grootste evenement in Nederland is elk jaar weer de intocht van Sint-Nicolaas in de hoofdstad: elk jaar goed voor tegen de 300.000 mensen. Het worden er elk jaar meer, meldt Chan.
„Sinterklaas heeft zijn intocht dit jaar zelfs ‘het Carnaval van boven de rivieren’ genoemd.” De Goedheiligman nam dit jaar* voor de zestigste keer feestelijk bezit van de hoofdstad. Het ICA heeft ter gelegenheid van dit jubileum een boekje uitgegeven over de geschiedenis van Sint-Nicolaas in het algemeen en die van Amsterdam in het bijzonder.
Het is moeilijk iets te bedenken dat Nederlandser is dan het Sinterklaasfeest, met zijn typische mengeling van huiselijke knusheid en vaak moralistische rijmelarij. De Heilige Nicolaas van Myra heeft zich zo vast in de Nederlandse collectieve psyche genesteld dat hij als katholieke heilige zelfs de Reformatie betrekkelijk moeiteloos heeft doorstaan. Tot groot ongenoegen van de dominees, trouwens. Die lieten geen gelegenheid onbenut om uit te varen tegen deze ‘Paapse’ uitwas en kregen daarbij vaak de steun van het wereldlijk gezag, dat in de Sinterklaasviering ongewenste anarchistische trekjes meende te bespeuren. Zoals blijkt uit een besluit van het Amsterdamse gemeentebestuur van 4 december 1663. ‘Niettegenstaande de keuren telckens gepubliceerd’ meldt de verordening (het was dus niet voor het eerst dat ertegen werd opgetreden) hebben ‘in voorgaenden jaren’ ‘verscheydene personen’ zich op Nicolaasavond (5 december) ‘opden Dam ende andere plaetsen binnen dezer stede’ bevonden met ‘poppegoedt, snoeperijen en eetbare en andere waeren’.
Ontoelaatbaar, vonden de stadsbestuurders, want ‘niet alleen een grote menichte van volk, uyt allen hoecken der stadt (onder dewelcke zich vele dieven menghen)’ was daarvan het gevolg, maar ook ‘grote disordren (wanorde), confusien (verwarring) ende ongeregeltheden’.
Dat het de Amsterdamse regenten niet alleen daarom te doen was, blijkt uit een verklaring even verderop in de verordening: ‘omme de Jeught de superstitiën (bijgeloof) ende fabulen (fabeltjes) van ’t Pausdom uyt het hooft te brengen’ is het maar beter de Sinterklaasviering af te schaffen.
Twee jaar later echter, rond 1665, schilderde Jan Steen zijn ‘Sint-Nicolaasfeest’ als om aan te geven dat het met de Goede Sint nog nooit zo goed was gegaan. Zelfs bij buitenlandse bezoekers, die van de afbeelding niets begrijpen, schijnt het een van de meest geliefde schilderijen in het Rijksmuseum te zijn. Voor de Nederlander is het nog altijd een van de meest herkenbare en meest aansprekende kunstwerken uit de Gouden Eeuw.
Alle elementen van het huidige Sinterklaasfeest zijn op het doek van Jan Steen al terug te vinden. Op de voorgrond staat een meisje dat door de Sint vreselijk is verwend. Ze heeft een emmertje vol snoepgoed gekregen en ook een Sint-Janspopje, een popje dat Johannes de Doper voorstelde, compleet met kruisstaf, lichtkrans om het hoofd en mantel van ‘kameelhaar’. Zo’n popje was niet alleen leuk voor kleine meisjes om mee te spelen, maar werd ook geacht kinderen tegen ziekte te beschermen.
Het jongetje naast haar is al even blij met zijn cadeau: een kolfstok met een bal. Kolf was een oude Nederlandse sport, de voorloper van zowel golf als hockey. De oudere broer is minder in zijn schik: hij staat te wenen omdat hem slechts de roe ten deel is gevallen. Andere details hebben minder betekenis voor de moderne Sinterklaasvierder. Zo was de ontbijtkoek in het mandje links op de voorgrond een vast onderdeel van het Sinterklaasfeest. Het was een zogenaamde ‘hylickmaker’. Een verliefde jongeman gaf het meisje van zijn keuze zo’n koek en als ze daarvan at zat het met de liefde wel snor.
Sinterklaas gold zelf ook als ‘hylickmaker’ (zeg maar: huwelijksmakelaar), omdat een van de legenden rond zijn persoon verhaalt over een vader die voor zijn drie dochters geen bruidsschat kon betalen, waardoor de arme wichten gedwongen zouden worden de prostitutie in te gaan. Toen Sint-Nicolaas (destijds een vermogend man) dat vernam, gooide hij op drie opeenvolgende avonden een zak goudstukken (sommigen zeggen: een gouden bal) door het venster van de minvermogende maagden. Op deze legende zou zowel Sints rol van huwelijksmakelaar als die van brenger van geschenken zijn terug te voeren.
Als wij vandaag de dag spreken van Sinterklaas Goed Heiligman, bedoelen we dan ook eigenlijk ‘huwelijksmakelaar’ en niet zozeer ‘heilige’. Die dubbelzinnige betekenis kwam echter goed van pas toen de Sint voor zijn jaarlijkse intocht in Amsterdam in 1993 van een nieuw bisschopskostuum moest worden voorzien. Dat is met al dat fluweel en goudbrokaat een dure grap. Kringen rond de Sint fluisteren dat het ‘ergens tussen de zestien- en zeventienduizend gulden’ moet hebben gekost. Bij zulke bedragen moet zelfs een heilige wel een sponsor in de arm nemen. Een Sint met shirtreclame zou echter de traditie wat al te veel geweld hebben aangedaan, dus werd de naam van sponsor, een bekende bank, op discrete en smaakvolle wijze verwerkt tot een elegant monogram in de zoom van de ‘koorkap’, de half cirkelvormige rijmantel van Sinterklaas. De letters kunnen ook gelezen worden als de afkorting van Vir Sanctus Beatusque. En dat is potjeslatijn voor ‘Goedheiligman’.
Een Sintelijke striptease: de Goedheiligman trekt het een na het ander zijn rituele gewaden uit, te beginnen met de koorkap of mantel, zodat we kunnen zien wat er bij aankleden van een bisschop zoal komt kijken. Op de achterkant staat de Sint afgebeeld, niet in een stoomboot, maar in een ‘kogge’ een Middeleeuws vaartuig dat ook voorkomt op oude zegels van Amsterdam. Op zijn hoofd draag de Sint een mijter met een kruis, wat afwijkt van de katholieke traditie. In zijn hand heeft hij de kromstaf, het symbool van zijn bisdom.
Onder zijn mantel draagt de Sint een stola (een lange.smalle strook stof die om de hals wordt gedragen) en een van zwaar messing vervaardigd borstkruis en daar weer onder een superplie, een kort, ruimvallend, wit onderkleed, uitgebreid met kant bewerkt. De superplie wordt op zijn plaats gehouden met de cingel, een vier meter lang wit koord dat is versierd met lange kwasten van goudbouillon. De handen van de Goedheiligman worden beschermd tegen de decemberkou door pontificale handschoenen van bisschopspurper, met daaroverheen de pontificaalring of bisschopsring. Sints onderkleding is aanzienlijk prozaïscher: een witte, katoenen trui, een ouderwetse rijbroek en degelijke rijlaarzen.
‘Van Nicolaas tot Speelgoedbaas’.
.
(Martijn Hover, *nadere gegevens onbekend)
.
Sint-Nicolaas: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Sint-Nicolaas
.
329-309
.
