.
EEN FEEST VAN EVENWICHT EN BEWEEGLIJKHEID
De evenwichtige stand van de zon en de maan tegenover elkaar met precies daar tussenin de aarde is een gegeven voor het vaststellen van de datum waarop Pasen wordt gevierd. Deze voorwaarde betekent dat die datum voortdurend wisselt. Daarmee zijn twee essentiële kenmerken genoemd voor het paasgebeuren: beweeglijkheid en evenwicht als aanwijzingen voor het innerlijk meebeleven van het paasfeest.
In tegenstelling tot de data van het Michaelsfeest, Kerstmis en Sint-Jansdag, die alle vastliggen, wisselt de datum van Pasen voortdurend. Zo beweeglijk als de constellatie van zon, maan en aarde is, zo beweeglijk is de paasdatum, die op de volgende wijze vastgesteld wordt: wanneer de aarde in haar baan het lentepunt heeft bereikt, de maan daarna vol geworden is, valt op de zondag, die daarop volgt, Pasen.
Deze beweeglijkheid van de datum van Pasen geeft wellicht ook een aanwijzing voor de kwaliteit van dit feest: beweeglijkheid, innerlijke dynamiek. Behalve deze beweeglijkheid, waar we hieronder nog op terugkomen, spreken de uiterlijk astronomische feiten nog een andere taal, namelijk die van het evenwicht, van het midden. Evenals voor het Michaelsfeest, dat kort na de herfstevening valt, dat wil zeggen wanneer dag en nacht even lang zijn, zon en maan even hoog boven de horizon komen en de plaatsen van zonsopgang en zonsondergang precies tegenover elkaar liggen, gelden deze verschijnselen van evenwicht ook voor de tijd dat de aarde het lentepunt passeert. Deze toestand van evenwicht wordt nog versterkt door de tweede voorwaarde waaraan voldaan moet worden voordat het Pasen wordt, namelijk de volle maan. De aarde staat dan – wat richting betreft – precies tussen zon en maan. Als twee wachters staan zon en maan tegenover elkaar met de aarde – en daarmee de mens – in het midden. Daarbij komt ook nog het fenomeen dat in deze tijd van het jaar de baan van de zon en die van de maan dezelfde ‘helling’ hebben ten opzichte van de horizon; de zon komt overdag precies even hoog boven de horizon als de maan ’s nachts, in tegenstelling tot de winter, waar de zon laag en de maan hoog aan de hemel staat; in de zomer is dit omgekeerd.
Het zou hier te ver voeren om ook nog de middenpositie van de zondag in de opbouw van de week na te gaan zoals dat in de Jonas van 4 april 1980 is gedaan. Samenvattend kunnen we zeggen dat met Pasen een optimale toestand van evenwicht is bereikt (Wilhelm Hoerner toont in zijn boek ‘Zeit und Rhythmus’ aan hoe zestien kosmische evenwichtstoestanden hun grootst mogelijke wederzijdse versterking bereiken op de zondag na de lente-volle maan, dus met Pasen). Op deze beide elementen: beweeglijkheid en evenwicht willen we nader ingaan om daarin een aanwijzing te zoeken voor het innerlijk meebeleven, het meeverwerkelijken van het paasgebeuren.
Mercurius
Van de zeven planeten (in de klassieke zin van het woord) vertegenwoordigt Mercurius overduidelijk het element van de beweeglijkheid. Snel en (schijnbaar) willekeurig beschrijft hij meerdere malen per jaar een lusvormige baan, steeds een periode langzamer, dan weer sneller gaande ten opzichte van de sterrenhemel. Hij beweegt zich voor het oog voortdurend heen en weer om de zon als midden, waarbij de afstand tot dit middelpunt nooit groot wordt, aangezien Mercurius een binnenplaneet is met de kleinste en daarmee snelstdoorlopen baan. Hierdoor komt het ook dat Mercurius zelden te zien is, omdat hij meestal door het zonlicht wordt overstraald. Bij de beweeglijkheid zoekt Mercurius kennelijk ook het evenwicht, in die zin, dat hij steeds om het midden schommelt, waar hij nooit ver vandaan is!
Het is in dit verband kenmerkend hoe in de ordening van het weekritme de dag van Mercurius, de woensdag (Frans: mercredi) het midden van de week vertegenwoordigt, hetgeen in de Duitse naam voor woensdag, Mittwoch, duidelijk afleesbaar is.
Mercurius is altijd gezien als de genius, de ‘patroon’ van zowel de handel alsook van de geneeskunde, hetgeen we tot op de huidige dag nog kunnen zien aan bijvoorbeeld het vignet van het jaarbeursgebouw: de gevleugelde mercuriushoed, of het symbool van de geneeskunde, de mercuriusstaf met de slang (en).
Hoewel op het eerste gezicht de beroepen van handelaar en arts wel ver uit elkaar lijken te liggen, kunnen we bij nader inzien juist uitgesproken overeenkomsten vaststellen. Hoeveel uiteenlopende oorzaken verschillende ziekten ook kunnen hebben, de oorspronkelijke oorzaak zal altijd liggen bij een niet of onvoldoende communiceren tussen organen onderling of tussen een orgaan en het gehele organisme. Het onderlinge geven en nemen is dan verstoord of gestagneerd, waardoor opeenhopende, woekerende tendenties of juist het tegenovergestelde het gevolg kan zijn, namelijk afstervende uitmergeling. Het gezondmaken (dus veel meer dan de symptoombestrijding) bestaat dan in een herstellen van het evenwicht, doordat geven en nemen weer in beweging komen. Wat aan stoffen of eigenschappen op de ene plaats te veel is, dient aan een andere plaats, waar te weinig aanwezig is ten goede te komen. De geneeskunde is in dit opzicht een gezondmakende ‘handel’, die opeenhoping enerzijds en ontbering anderzijds door een ‘mercuriaal’ geven en nemen weer in evenwicht brengt.
Jaïrus
Onder andere in het Marcusevangelie wordt een gebeurtenis beschreven, die het mercuriale, gezondmakende ‘handelen’ van Christus beschrijft. Het is de genezing, respectievelijk de opwekking van het dochtertje van Jaïrus (Marcus 5). Nadat Jezus door de overste van de synagoge geroepen is om te komen en zijn dochtertje dat op sterven ligt te genezen, gaat Jezus inderdaad met hem mee: Onderweg wordt hij opgehouden door een menigte, die zich tegen hem opdringt. Daaronder bevindt zich een vrouw, die twaalf jaar lang aan bloedvloeiingen geleden heeft; zij raakt van achteren het gewaad van Jezus aan. Het vertrouwen dat dit haar zal helpen blijkt gerechtvaardigd, want ‘zij bemerkte aan haar lichaam, dat zij van haar kwaal genezen was’. Jezus bemerkt op datzelfde ogenblik dat een kracht van hem was uitgegaan, keert zich om en vraagt, wie hem heeft aangeraakt. Hij wil aan het schroomvallig van achteren benaderen een bewuste ontmoeting toevoegen, oog in oog, hetgeen dan ook gebeurt.
Vervolgens blijkt dat deze genezing en ontmoeting veel meer met het lot van het dochtertje van Jaïrus samenhangen dan alleen door het feit dat deze gebeurtenis plaatsvindt op weg naar het huis van Jaïrus. ‘Terwijl hij nog sprak (namelijk tot de vrouw) kwam men uit het huis van de overste der synagoge hem zeggen: uw dochter is gestorven; waarom valt gij de Meester nog lastig?’ Jezus echter stoort zich daar niet aan, vervolgt zijn weg en gaat het huis binnen. In tegenstelling tot het rumoer van de dringende menigte buiten, schept Jezus nu de stilte van een kleine intieme kring binnen. Deze polariteit en de schijnbaar onbelangrijke mededeling van de evangelist dat de vrouw twaalf jaar lang aan bloedvloeiingen had geleden en dat het meisje dat wordt opgewekt (‘maagd, ik zeg u, sta op!’) twaalf jaar oud is, wijzen op een verband tussen beide genezingen. Hetgeen bij de vrouw te veel is, wil bij het meisje niet doorbreken, en Jezus beweegt zich daartussen als de mercuriale ‘bemiddelaar’. We krijgen de indruk dat de opwekking van het dochtertje van Jaïrus niet ondanks het oponthoud onderweg, maar wellicht mede dankzij deze ‘toevallige’ ontmoeting mogelijk is geworden.
Hierin ligt – dunkt me – een belangrijk appèl besloten om in ons eigen leven mercuriaal en daarmee genezend te werken; om niet ‘toevallige’ situaties of ontmoetingen snel voorbij te gaan omdat we menen dat deze storend en tijdrovend in de weg staan en slechts afleiden van de veel belangrijkere dingen die we denken te moeten doen, maar dat we – integendeel – dergelijke ‘toevalligheden’ vaak mogen zien als gebeurtenissen die ons inderdaad ‘toevallen’ en bij nader inzien elementen in zich dragen waarvan wij juist dankbaar gebruik kunnen maken.
Wanneer we er voldoende wakker voor zijn, kunnen wij ‘onderweg’ veel meer geven en nemen, dan we aanvankelijk vermoeden. Temeer waar het ons meestal om het doel gaat dat we voor ogen hebben en we de weg er naartoe als een noodzakelijk kwaad beschouwen, dat we zo snel mogelijk achter ons moeten laten. Voor ontmoetingen met mensen of gebeurtenissen onderweg menen wij geen tijd te hebben, terwijl daar in nu juist zo’n rijkdom aan ‘toevalligheden’ die juist vaak met ons doel te maken hebben, besloten ligt. Dit doel kan daardoor vaak veel dichter bij ons komen dan dat we het gehaast en met oogkleppen op hadden kunnen bereiken.
Wanneer deze wetmatigheid niet alleen voor de enkeling, maar juist ook voor het hele weefsel van onderlinge lotsverbondenheden van vele mensen geldt, dan kunnen we vermoeden, hoeveel mogelijkheden ons zijn gegeven om de eenzijdigheden van onszelf en/ of van anderen aan te passen en aan te vullen, zodat het grotere organisme evenwichtiger en daarmee gezonder wordt. Aangezien wij – meestal onbewust – nogal geneigd zijn onze eigen eenzijdigheden en eigen-aardigheden te koesteren, betekent een correctie, aanvulling of aanpassing vaak een onaangename inbreuk en storing in onze levenswandel. Deze levenswandel kan dan zelfs tot een lijdensweg worden, wanneer we geconfronteerd worden met die eenzijdigheden of eigenaardigheden. En hoe minder wij ons daarvan bewust zijn, des te smartelijker is die confrontatie. Het is te vergelijken met een diagnose die gesteld wordt; sterker nog: het is een diagnose, hetgeen tenslotte letterlijk ‘door-kenning’ betekent.
Rafaël
Zoals een doelgerichte therapie ondenkbaar is zonder een gestelde diagnose, zo is Pasen ondenkbaar zonder voorafgaande lijdenstijd, zo is de opstanding pas mogelijk door de voorafgaande dood. ‘Indien de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen met zichzelf; indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort’, zijn de woorden van Jezus, die hij vlak voor zijn eigen dood uitspreekt (Johannes 12).
Uitgaande van de mercuriale genezende elementen van beweeglijkheid en evenwicht, ontdekken we nog andere kenmerken van het paasfeest, die ook met geneeskunde of heelkunde te maken hebben, respectievelijk daarmee vergelijkbaar zijn: de beide grondpijlers diagnose en therapie. Wij mogen kennelijk de machtige, allesvernieuwende daad van de dood en opstanding zien als genezing voor de mensheid, waarbij wij diegene, die deze daad als eerste volbracht Christus, in dit verband als de wereld-arts mogen beschouwen.
Van de vier aartsengelen die de loop van het christelijke jaar begeleiden, is Rafaël de genius van de ‘lentefeesten’, hetgeen in het licht van het bovenstaande kenmerkend is, aangezien deze naam – uit het Hebreeuws vertaald – betekent: ‘God geneest’ of de ‘genezende kracht van God’.
Met Pasen werkt bij uitstek de genezende kracht van God, doordat een hereniging, een ‘communie’ plaatsvindt tussen geest en stof, tussen hemel en aarde, tussen God en mens. Deze hereniging heeft indertijd plaatsgevonden, doordat de goddelijke geest van Christus het menselijk lichaam van Jezus zo geheel doordrong, dat alles wat aan ziekte en dood in dit sterfelijke lichaam heerste in het licht van de genezings- en opstandingskracht werd overwonnen, waardoor aan dit lichaam onsterfelijk leven werd verleend.
Opstanding uit de dood wordt nu en in de toekomst daar verwerkelijkt, waar de Christusgeest de sterfelijke, aardse stof doordringt om daaraan eeuwigheidswaarde te verlenen. Een gebeuren dat te vergelijken is met het proces dat de inhoud van een gedicht doormaakt. Oorspronkelijk ontstaat deze als levende inspiratie in de ziel van de kunstenaar om zich vervolgens door een meestal moeizaam proces los te maken en vorm te vinden in het gesproken of geschreven woord. De idee of de inspiratie moet zich letterlijk en figuurlijk ‘verdichten’ totdat het uiteindelijk sterft in drukinkt en papier. Pas wanneer een menselijke geest zich invoelend met het gedicht verbindt, wordt de eigenlijke inhoud uit de verdichting bevrijd en staat daaruit op. Hoeveel is er in en door de mens verdicht en heeft daar een graf gevonden? Hoeveel kan er niet door invoelende mensengeesten in het licht van de opgestane Christus daaruit worden bevrijd?
Hoeveel meer Pasen kan het worden, naarmate wij ons op innerlijk beweeglijke, mercuriale wijze in dienst stellen van de Middelaar tussen geest en stof, tussen hemel en aarde, tussen God en mens; ïn dienst van de wereld-arts.
Maarten Udo de Haes ‘Jonas’17, 13 april 1984
Palmpasen/Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
133-128
.