.
OTTO JULIUS HARTMANN (†1990) bioloog en filosoof heeft tijdens zijn leven zeer veel publicaties verzorgd met antroposofie als uitgangsprincipe.
Zie bijv. een lijst met titels.
Hij schreef ook regelmatig in een blad dat in de laatste tientallen jaren van de vorige eeuw in Duitsland verscheen voor (vrijeschool)ouders: Der Elternbrief.
Hartmann wijdde een aantal artikelen aan de ‘wijsheid van de sprookjes’
.
Otto Julius Hartmann, der Elternbrief, nadere gegevens ontbreken
.
OVER DE WIJSHEID VAN DE SPROOKJES
.
Onbedorven kinderen zijn blij als ze meebeleven hoe in het sprookje ‘Repelsteeltje’ (nr. 55)* de boze machten door een enkel woord, door een speciale naam, hun macht verliezen. Ze verheugen zich terecht, omdat ze de geweldige betekenis aanvoelen die woorden en vooral “namen” in de wereld spelen. Wij volwassenen moeten dit feit echter tot ons volle bewustzijn laten doordringen. Natuurlijk moeten we eerst door ons eigen verkeerde gedrag, de vijandelijke krachten toegang hebben gegeven tot ons lot, zoals beschreven in dit sprookje, net als in veel andere sprookjes. Maar dan kunnen de juiste woorden, uitspraken of namen hulp bieden, want de juiste eigennaam geeft de drager ervan macht.
In de wereld van de moderne wetenschap en technologie heeft het ‘woord’ geen betekenis. Atomen en moleculen hebben geen ‘eigennaam’, ze verwachten eenvoudigweg dat we hun wetten onderzoeken en ze dienovereenkomstig laten werken in onze industriële installaties. In de menselijke wereld is het ‘woord’ echter bijna almachtig. Denk maar eens aan de enorme betekenis van de woorden van de Evangeliën in positieve zin of de woorden van Karl Marx en Lenin in negatieve zin! De menselijke geschiedenis wordt in wezen gevormd door woorden (en de gedachten die er achter liggen).
Weg van mensen hebben woorden bv. B. nog steeds belangrijk bij honden, waaraan men eigennamen geeft en waarvan men de verstrengeling met woorden kan beheersen.
Naast de mens hebben woorden ook bij honden betekenis, we geven ze eigennamen en hun gedrag is door woorden te beïnvloeden.
In strikte zin heeft echter alleen de mens, voor zover hij een persoonlijkheid is, een eigennaam, waarachter de naam van alle namen “Ik” staat.
Namen en woorden zijn sterke krachten binnen de menselijke samenleving. Daarnaast is het woord of de naam echter ook van belang voor het veiligstellen van ons geestelijke bestaan in relatie tot de natuur en het universum. Kinderen vragen dringend om woorden en namen omdat ze ervaren dat alleen op deze manier de mysterieuze en dwingende kracht van de dingen te beheersen is en van het geheimzinnige kan worden ontdaan. Niets is voor een volwassene meer verontrustend dan wanneer de naam van een ding of een persoon onbekend of vergeten is. Je voelt je eraan uitgeleverd.
Maar de juiste woorden en namen worden nog belangrijker voor onszelf en voor de krachten van ons eigen zielenleven. Zolang je bv. alleen maar woede, hebzucht, leedvermaak, etc. ‘hebt’, ben je daaraan overgeleverd. Maar als je die als realiteit kunt zien, misschien met de hulp van een medemens, als je het een naam durft te geven, het aan jezelf durft toe te geven, dan is de kracht ervan op de een of andere manier gebroken. Daarom zeggen wij tegen kinderen: “Kijk eens hoe je je hebt gedragen naar je vriendjes toe.” Door het juiste woord te gebruiken, help je het kind dus aan zelfbeheersing en daarmee aan vrijheid. – Wat dit betreft moeten de volwassenen dit sprookje en vele andere in hun bewustzijn meedragen.
Sommige sprookjes lijken aanvankelijk slechts humoristische producten van de menselijke verbeelding en zijn in die zin ook heerlijk voor kinderen. Bijvoorbeeld: Gelukkige Hans (nr. 83). Maar misschien schuilt er ook een verborgen stukje mysteriewijsheid achter.
Als het begint heeft een mens (“Hans”) een groot bezit (een “goudklompje”) verworven door te werken in het aardse materiële rijk. Maar aardse bezittingen zijn ook een last en zo laat het sprookje ons zien hoe Hans zich geleidelijk van deze last verlost (paard, koe, varken, gans, wetsteen) en uiteindelijk, bevrijd van alle aardse gehechtheden, gelukkig terugkeert naar het thuisland dat hem al te wachten staat: een symbool van het aardse pad van leven, dat bij het sterven leidt van ‘vervreemding’ naar het ware ‘thuis’. Kinderen zullen dit ook vermoeden, ook al kunnen ze het niet formuleren.
Sprookjes prediken geen moraliteit en doen niet in de eerste plaats een beroep op de rede. Ze spreken in beelden en hebben een nadrukkelijke werking op de ziel. B.v. “Koning Lijsterbaard” (nr. 52) Trots, arrogantie, spot en liefdeloosheid leiden vroeg of laat tot een lot dat een karmische compensatie voor misstappen teweegbrengt en in dit opzicht een transformatie van het menselijk karakter, dus een ‘genezing’ van de “zonde-gerelateerde ziekte.”
Meer dan veel woorden of zelfs bestraffende preken, kan dit sprookje, als het hardop wordt verteld of voorgelezen, een levenslange indruk maken op de zielen van kinderen.
Maar veel andere sprookjes (bijvoorbeeld “Het water des levens”, nr. 97) beschrijven ons hoe de welwillende, behulpzame, vriendelijke persoon advies en steun krijgt van de hele natuur en hoe hij overal in zijn leven duidelijke paden voor zich ziet die hem uiteindelijk naar het ware doel van spiritueel ontwaken en naar vereniging met zijn hogere zelf of met de vrouwelijke kant van zijn wezen leidt, dat wil zeggen dat de ‘prins’ zijn ‘prinses’ vindt.
Natuurlijk zijn het niet de fysieke dieren die de zoölogen kennen (bijvoorbeeld mieren, kikkers, vogels, bijen, vossen, enz.) die naar de zoekende mens komen en hem helpen, maar uiteraard de krachten achter hen van een spirituele wereld, dat wil zeggen dat wat vroeger elementaire wezens van aarde, water en lucht werden genoemd en wier werkelijkheid ook voor ons vandaag de dag zeker zou moeten vaststaan.
De persoon die in harmonie met de wereldorde leeft, vindt een vrije weg, terwijl de persoon die onmenselijk en slecht in de breedste zin van het woord is, tegen onoverkomelijke obstakels aanloopt en uiteindelijk (een prachtige waarheid) wordt ingesloten door torenhoge rotsen, zodat hij zich niet meer kan bewegen, niet vooruit, maar ook niet zijwaarts of achterwaart. Natuurlijk zijn het geen letterlijke rotsen, maar de ‘rotsen’ of ‘bergen’ waar de Evangeliën over spreken en die ons, door onze eigen schuld, ook in onszelf hinderen (‘Het levenswater, nr. 97). en (“De Gouden Gans, nr. 64).
Ook uiterlijk ongeluk en tegenslagen, waarvan we nu vooral onze medemensen of de zogenaamde ‘sociale omstandigheden’ beschuldigen, komen uiteindelijk voort uit een ‘zelf-tekort’, door zelfzuchtige passie, dat uiteindelijk kan leiden tot lichamelijke ziekte en gebrek.
De sprookjes van Grimm staan vol met dit soort verhalen die je tegelijkertijd laten lachen en huilen.
We zouden nooit anderen, maar alleen onszelf, moeten beschuldigen van ons gedrag. We staan op onze eigen manier ons zelf ‘in de weg’ en ‘in het licht’.
.
*in Grimm
Sprookjes: alle artikelen
Vertelstof: alle artikelen
1e klas: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 1e klas * sprookjes (Grimm)
.
3191-3003
.
.
.
.