.
PEARY VAN DE POOL
Op 5 september 1909 stoomde een vuilzwart dikwandig scheepje met de naam Roosevelt, komende uit het noorden fier de haven van Indian Harbor op Labrador binnen. Aan boord bevond zich Robert E. Peary, die reeds zevenmaal daarvoor tevergeefs gepoogd had de Noordpool te bereiken. Vanuit het radiostation van het kleine stadje zond hij nu deze onthullende boodschap aan zijn vrouw: eindelijk geslaagd. Aan de pers seinde hij vervolgens vijf simpele woorden waarvan hij voelde dat zij de wereld zouden elektriseren: pool bereikt, Roosevelt intact, Peary.
Na de reis langs de kust van Labrador te hebben vervolgd ankerde de Roosevelt in Battle Harbor, waar een gecharterd schip langszij kwam welks dekken bijna water maakten van wege de talrijke dagbladverslaggevers. Onmiddellijk schreeuwden zij naar Peary om commentaar op “de grote ruzie”.
“Ruzie? Welke ruzie?” vroeg Peary. Nou, tussen hem en Cook natuurlijk. Wist hij dan niet dat dr. Frederick A. Cook een jaar daarvoor, in 1908, als eerste de pool had bereikt; dat dr. Cook er eerst onlangs in geslaagd was naar de buitenwereld terug te keren en dat hij zijn prestatie amper vijf dagen voor Peary uit Indian Harbor zijn telegram verzond, wereldkundig had gemaakt? Twee mannen die beiden een doel hadden bereikt dat men drie eeuwen lang had gezocht en die dat vrijwel gelijktijdig bekend maakten – het was het beste verhaal van de laatste tien jaar!
Peary scheen niet onder de indruk. Zeker, hij had enkele dagen daarvoor in Indian Harbor radioberichten over Cook en diens beweringen ontvangen, maar hij had deze als ondenkbaar verworpen. Tenslotte bevond de pool zich in het hart van een met ijs volgepropte Poolzee, op 400 mijl van het dichtstbijzijnde land en Eskimo’s die dr. Cook op diens arctische “jachtpartij” hadden vergezeld (tijdens welke tocht Cook naar hij thans beweerde zijn reis naar de pool zou hebben gemaakt) hadden Peary later verzekerd dat zij het vasteland geen moment uit het oog hadden verloren.
Die middag hield Peary een persconferentie waarop hij met verve zijn eigen verhaal vertelde. Zijn bemanning en hij hadden New York verlaten op een snikhete julidag in 1908. In Cape York op Groenland begon hij de Eskimo’s op te pikken die hem tijdens zijn jarenlange verblijf in het Noorden hadden geholpen en die hij goed had leren kennen. “U bent net als de zon,” zeiden zij, komt altijd weer terug.” Zij waren verheugd hem opnieuw te kunnen helpen en zij klommen bepakt en bezakt, met vrouwen en kinderen en met hun van huiden gemaakte tenten, hun sleden en hun honden aan boord.
Peary was toen 52 jaar oud. Twintig jaren had hij gewijd aan het zoeken van de pool — sedert die zonnige namiddag in Washington toen hij bij toeval een boek over de exploratie van de Noordpool in handen had gekregen en hij door de betovering van het Noorden gegrepen werd. Sindsdien had hij ongetelde ontberingen en herhaalde nederlagen geleden. Hij had aan zijn speurtocht een veelbelovende carrière bij de Marinestoomvaartdienst der Verenigde Staten opgeofferd. Maar zelfs zijn hartverscheurende expeditie van 1906, waarvan zijn mannen en hij slechts met de grootste moeite waren teruggekeerd nadat zij de pool tot 174 mijlen waren genaderd, had hem evenmin van zijn doel kunnen afbrengen als de plotselinge dood van zijn financier en het volslagen fiasco van zijn laatste boek. Ditmaal was hij vastbesloten zijn doel te bereiken of niet levend terug te keren. Het was zijn laatste kans.
Voetje voor voetje baande de Roosevelt zich een weg door de smalle waterwegen tussen Groenland en Ellesmere eiland, van Baffin Baai tot vlak bij de Poolzee. Terwijl de Roosevelt in het ijs gevangen lag brachten zij daar de winter door. Intussen bouwden de Eskimo’s sleden en jaagden op extra voedsel — muskusossen, kariboe’s, ijsberen en zeehonden. Matt Henson, de potige neger die al vele jaren aan Peary’s expedities had deelgenomen, bouwde sleden van een type dat Peary had geperfectioneerd. De Eskimovrouwen naaiden bontkleding, die Peary warmer en duurzamer had bevonden dan welk kledingstuk uit de beschaafde wereld ook. Bij temperaturen van 60 graden onder nul hardden de ontdekkingsreizigers zich voor de dingen die komen gingen.
Daar men aannam dat de pool in het hart van de met ijs volgepropte Poolzee lag, bestond het probleem daarin dat men met een zo gering mogelijk gewicht zo snel mogelijk van Cape Columbia naar de pool en terug moest zien te komen — een reis van omstreeks 1600 kilometer “uit en thuis”. Alle benodigde uitrusting voor mannen en honden moest met sleden worden vervoerd en als men elk overtollig onsje vermeed kon men juist genoeg meenemen opdat een paar man de pool konden bereiken. Het plan was het spits af te bijten door een aantal voorposten in te richten, welker bezetting voedseldepots moest aanleggen en iglo’s bouwen om te kunnen schuilen. Daarna zou een uitgelezen groepje in zo hoog mogelijk tempo en bevrijd van zware lasten het aldus geëffende pad volgen en de pool tot op 150 mijl zien te naderen. Daar zou de laatste bevoorradingsploeg terugkeren, terwijl een nieuwe, uitgelezen groep bliksemsnel naar de pool zou trachten door te stoten daar zij terug zou moeten zijn eer de ijsmassa door het eerstvolgende springtij werd opengebroken. Het was een wedstrijd met de tijd, het weer, het water en de dood.
Nog voor de winternacht ten einde was begon de race — op de 22e februari (de geboortedag van George Washington) van het jaar 1909. Zes dagen lang werden de mannen opgehouden door open water of door ijsgeulen, ontstaan door het afdrijven van het pakijs. Zodra het ijs zich weer had gesloten haastten zij zich verder – om opnieuw op open water te stuiten. ’s Nachts werd hun kamp bijna vernield door een geul die zich midden tussen de iglo’s opende. De mannen repten zich in veiligheid. Had Peary er niet op gestaan dat zij Eskimokleding droegen waarin zij zowel goed konden werken als slapen, en hadden de mannen zich in de onhandige slaapzakken bevonden die de meeste ontdekkingsreizigers gebruikten, dan waren zij stellig verdronken. Maar het ijs sloot zich weer en zij snelden verder noordwaarts.
Op 1 april, op precies 133 mijlen van de pool, keerde kapitein Bob Bartlett met de laatste proviandslede terug, ten einde de terugweg open te houden. Peary trok verder met Henson — een magnifiek sledevoerder — en vier uitgelezen Eskimo’s. Er was precies genoeg voedsel om de tocht heen en terug te kunnen maken. In deze ijzige wildernis was het van het grootste belang om er spoed achter te zetten en hun dagmarsen varieerden van 25 tot 30 mijlen.
Om 10 uur in de ochtend van de 6de april 1909 arriveerde het gezelschap aan de Noordpool. Peary schudde elk van zijn mannen de hand. Er werden foto’s genomen; als bewijs van de geleverde prestatie liet hij een aandenken achter en nam namens de Verenigde Staten bezit van het gebied. Er werden vijf vlaggen geplant; één daarvan was het gehavende zijden embleem waarvan Peary op elk van de noordelijkste punten die hij bij zijn voorafgaande pogingen had bereikt een stukje had achtergelaten. In de dertig uren dat hij aan de pool verbleef verrichtte Peary 39 waarnemingen van punten die verscheidene mijlen uiteen lagen De terugkeer leverde echter een probleem op. Zij moesten nu zelfs nog sneller reizen dan op hun weg noordwaarts. Weldra zou het ijs door springtijen breken. Elke dag van de terugweg legde Peary nu grotere afstanden af. Reservekleding werd weggeworpen, de rantsoenen werden ingekrompen. Op gezette tijden sliepen zij enkele uren in de iglo’s die op de heenreis waren neergezet, en repten zich vervolgens weer voort. Zij bereikten een der gevreesde geulen en staken deze op ijsschotsen over, terwijl hij voortdurend breder werd.
Eindelijk: Kaap Columbia! Hier aten en sliepen zij twee dagen achtereen alvorens zich naar een hartelijk welkom op de Roosevelt te begeven. Tijdens hun geforceerde marsen hadden de aanvoerder en zijn mannen stuk voor stuk zo’n tien kilo aan gewicht verloren. Maar voor het eerst sinds jaren kon Peary ’s nachts de slaap weer vatten. Eindelijk had hij zichzelf gerechtvaardigd! Hij had namens de Verenigde Staten aanspraak gemaakt op de Noordpool en hij verheugde zich erop bij zijn terugkeer de dank van het vaderland te oogsten om zich vervolgens in vrede te kunnen terugtrekken.
En nu vond Peary hier in Battle Harbor in plaats van vrede een vernederende controverse. Hij had dr. Cook goed gekend; deze had immers als chirurg deel uitgemaakt van een zijner eerste expedities. Maar Peary was er zeker van dat dr. Cook niet in staat kon zijn geweest de talrijke gevaren van de verovering van de pool te overwinnen. Aan de hand van wetenschappelijke bijzonderheden legde hij aan de verslaggevers uit waarom. Tot zijn ontzetting bleek een aantal van de reporters niet geïnteresseerd in wetenschappelijke bewijzen; zij wilden “een verhaal”. Had Peary met ijsberen gevochten? Was hij door wolven of muskusossen aangevallen? Nee, dat was hij niet. Nou, dr. Cook anders wél. Geleidelijk drong de waarheid tot Peary door. Nadat hij een heel mensenleven aan een grote ambitie had opgeofferd, werd hem nu betwist dat hij als eerste de pool had bereikt en werd zijn persoonlijke integriteit in twijfel getrokken! Goed dan, zoals hij een mensenleven lang voor de pool had gevochten, zou hij nu strijden voor de erkenning die hem toekwam.
Op het moment waarop Peary zijn aankondiging deed bevond dr. Cook zich in Kopenhagen, waar hij op zijn terugweg van de pool was aangegaan. Toen men hem om commentaar op het nieuws van Peary vroeg, zei dr. Cook sluw: “Als Peary zegt dat hij de pool heeft bereikt, dan geloof ik hem.” Toen Peary plompverloren verklaarde dat Cook het land knollen voor citroenen had verkocht, antwoordde Cook: “De eer is groot genoeg dat anderen erin kunnen delen.” Waarmede hij Peary in de hoek drong van de slechte verliezer.
Dr. Cook had een voorsprong. Bij aankomst in de haven van New York werd hij welkom geheten door een schip met 1000 bewonderaars aan boord. Er werden erepoorten opgericht en spandoeken in de straten gehangen. Hij begon aan een snelle lezingentournee, waarvoor hij tot 10 000 dollar per avond kreeg. Zijn krantenartikel bracht hem 24 000 dollar op en in totaal incasseerde hij voor al zijn activiteiten 400 000 dollar. Peary ontving slechts 4000 dollar voor zijn krantneartikel en 40 000 dollar plus een bescheiden jaargeld voor zijn boek- en tijdschriftmateriaal.
Uitgedaagd om wetenschappelijke bewijzen van zijn heldendaad over te leggen, zoals uitgebreide zonnewaarnemingen, zei dr. Cook dat hij deze waardevolle gegevens aan een vriend zonder vaste verblijfplaats had meegegeven. En toen critici fouten ontdekten in zijn krantenrelaas, beweerde hij dat hij niet in staat was geweest de proeven te corrigeren en dat zijn boek alles zou bewijzen.
Tegen de tijd dat Peary in New York arriveerde was de viering van het Hudson-Fulton eeuwfeest in volle gang. Toen de Roosevelt de Hudson opvoer jouwden en floten de Cook-sympathisanten en riepen zij beledigingen. Peary antwoordde niet. Aanvankelijk weigerde hij alle eerbetoon tot de beide pretendenten hun bewijsmateriaal aan een onpartijdig tribunaal hadden kunnen overleggen en er een oordeel over was uitgesproken. Maar het werd duidelijk dat dit nooit zou gebeuren. Hij legde zijn bewijsmateriaal voor aan een commissie van de National Geographic Society; het werd zorgvuldig onderzocht en geaccepteerd. Hij hield lezingen voor diverse wetenschappelijke genootschappen, maar weigerde er ooit geld voor aan te nemen.
Een Pittsburghs dagblad stelde een enquête in naar de sympathieën van de lezers. Het resultaat was 10 tegen 1 ten gunste van Cook. Invloedrijke dagbladen steunden hem krachtig. Eerst toen Cook al twee maanden winstgevende lezingen had gehouden legde hij zijn gegevens voor aan de universiteit van Kopenhagen (die hij als onbevooroordeeld beschouwde) om daarmede het bewijs te leveren dat hij aan de pool was geweest. Zijn bewijs werd botweg afgewezen.
Geleidelijk keerde het tij. Steeds meer mensen schaarden zich aan de kant van Peary wegens diens waardige houding en zijn bereidheid om met zijn bewijzen voor den dag te komen. De vuurproef voor de grote controverse kwam tijdens de openbare behandeling in het Congres van het wetsontwerp om Peary in de rang van schout-bij-nacht te pensioneren. Aanvankelijk werd Peary, in plaats van de dank van de natie te oogsten, door de aanhangers van Cook in het Congres aan de kaak gesteld. Hetgeen hem niet belette zelfs de meest beledigende en niet ter zake doende opmerkingen zorgvuldig te beantwoorden. Wekenlang sleepten de verhoren zich voort, tot zijn lastige ondervragers het eindelijk opgaven. Peary was aan de winnende hand.
Een andere aanval kwam van bepaalde hem vijandig gezinde officieren van de Marine. Peary’s promotie zou volgens hen in strijd zijn met de anciënniteit. Ook werd erop gewezen dat hij als gevolg van zijn langdurige perioden van afwezigheid (de mars naar de pool) niet had deelgenomen aan de officiële loopproeven van de Marine. En dus strekte Peary die tijdens een vroegere expeditie door het bevriezen van zijn voeten al zijn tenen (op zijn kleine teen na) had verloren, opnieuw de benen en legde 40 kilometer in zes uur af. De volgende dag deed hij over dezelfde afstand zeven en een half uur. Zijn critici waren tot zwijgen gebracht.
Twee jaar na zijn moedige prestaties aan de Noordpool werd hij eindelijk in de rang van schout-bij-nacht gepensioneerd, met terugwerkende kracht tot 6 april 1909, de dag waarop hij de pool had bereikt. Zijn prestatie werd nu officieel erkend door het Congres en door de president der Verenigde Staten, zoals reeds eerder door de meeste wetenschappelijke genootschappen was gebeurd. Eindelijk had Peary de strijd gewonnen!
Dr. Cook beleefde nieuwe avonturen. Op het hoogtepunt van de controverse zwoeren twee inwoners van New York, waaronder een zeekapitein, dat zij door dr. Cook waren betaald om zonnewaarnemingen te verschaffen die zouden moeten bewijzen dat hij aan de pool was geweest. Edward Barrill, de gids die dr. Cook had vergezeld bij diens beweerde succesvolle beklimming van de berg McKinley in 1906 en anderen die aan deze expeditie hadden deelgenomen, verklaarden dat dr. Cook nimmer de top had bereikt. Dr. Cook zette zijn serie lezingen voort, verdween verscheidene maanden naar Zuid-Amerika, keerde daarna naar de Verenigde Staten terug en verdween geleidelijk uit de openbare belangstelling. In 1923 werd hij tot 14 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens het misbruiken van de Posterijen voor een oliezwendel. Na vijf jaren van zijn straf te hebben uitgezeten werd hij op erewoord vrijgelaten en in mei 1940 kreeg hij onvoorwaardelijke gratie van president Franklin D. Roosevelt.
Dr. Cook stierf nog geen drie maanden nadien.
Toen de controverse was bedaard kon Peary eindelijk genieten van het rustige huiselijke leven waar hij zo naar verlangd had. Terwijl hij tijdens de Eerste Wereldoorlog een serie lezingen hield begon hij in de zomer van 1917 aan bloedarmoede te lijden. Moedig beweerde hij dat hij ook deze slag te boven zou komen, maar ditmaal zou hij de verliezer blijken. Op de 19de februari 1920 zakte hij weg in een coma en de volgende morgen vroeg doofde na een laatste opflikkering het licht in zijn moedige geest.
.
8e klas: alle artikelen
Vertelstof: alle biografieën
Vertelstof: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
