.
Het feest van Sint-Jan
‘DE BIJL IS AAN DE WORTEL DER BOMEN GELEGD’
De christelijke feesten hebben alle iets te maken met de beleving van de natuur in de tijd waarin ze vallen. Dat wordt vaak verklaard als een slimme aanpassing van de christenen aan de heidense gebruiken. Het is de vraag of die verklaring juist is. In onderstaand artikel onderzoekt Jacobus Knijpenga in hoeverre er een wezenlijke verwantschap is tussen de jaarfeesten in christelijke zin en de
hoofdmomenten van het natuurlijke leven.
Opvallend is dat de data van de christelijke gedenkdagen steeds later vallen dan de hoogtepunten in de natuur en wel enkele dagen. Zo valt midwinter op 21 of 22 december, Kerstmis op 24 december; Pasen op een zondag na de voorjaarsevening; dit kan zelfs wel eens vijf weken later zijn, maar ook twee dagen. Het feest van Johannes de Doper (Sint- Jan) valt, evenals het Kerstfeest, twee à drie dagen na de zonnewende, terwijl tenslotte het feest van de aartsengel Michaël op 29 september ongeveer een week later valt dan de herfstevening. Daaruit kan reeds duidelijk blijken dat deze feesten niet bedoeld zijn als vervanging van de natuurfeesten. Ze zijn er als het ware aan toegevoegd zoals de doop aan de natuurlijke geboorte. In deze kenschetsing wordt ervan uitgegaan dat Hemelvaart en Pinksteren bij het paasfeest behoren. Ze hebben als het ware hetzelfde thema. Zo behoren ook de adventstijd en de tijd van driekoningen bij het kerstfeest en ontstaat dus een groot kruis door het jaar: Kerstmis in de winter, het feest van Johannes in de zomer er precies tegenover en aan de andere arm van het kruis Pasen in het voorjaar en er tegenover in de herfst het feest van Michaël. Het is deze kruisvorm in het jaar, die in belangrijke mate het
gezichtspunt vormt waaruit gezocht kan worden naar de samenhang van de feesten met de natuur.
Zo is duidelijk dat het kerstfeest gevierd wordt als het licht weer toeneemt en het Sint-Jansfeest als de dagen korter worden. In de loop van het natuurlijke jaar zijn deze feesten elkaars tegenpolen. Het zijn beide lichtfeesten; als de zon nog zwak is vieren we het feest van het innerlijke licht, als de zon haar hoogtepunt zojuist gepasseerd is vieren we het feest van Johannes als van een groot kosmisch wezen. Johannes was veel meer dan een mens, ja zelfs meer dan een profeet naar de woorden die Christus over hem spreekt. Op Russische iconen wordt hij bij de doop in de Jordaan vaak bovenmenselijk groot geschilderd, waarbij Jezus normaal geschilderd wordt. Men kan hier denken aan de woorden van Johannes: hij moet toenemen, ik moet afnemen.
Het uiterlijke licht neemt af na de zomerzonnewende, we gaan de tijd tegemoet waarin het weer meer op verinnerlijking aankomt, al is dat in het begin nog niet goed merkbaar. Maar juist omdat het in ons natuurbeleven nog niet merkbaar is, roept het Johannesfeest ons tot bewustzijn. Vergelijkenderwijs is hetzelfde het geval wanneer men het midden van het leven gepasseerd is: het eigenlijke beleven van het midden moet dan nog komen, maar zowel fysiek als psychisch beginnen de doodskrachten het te winnen van de geboortekrachten en men kan de tijd na 35 jaar beter vormen als men zich dat bewust is. Dat kan bijvoorbeeld behoeden voor een ‘tweede jeugd’, die altijd toch ook een beetje ridicuul aandoet. Hierbij sluit een ander element van Johannes aan: hij is een boeteprediker. Dat wil zeggen dat hij de mensen steeds wijst op hun eigen innerlijke houding als voorbereiding op de ontmoeting met de Messias. Bij de Jordaan woonde hij in de woestijn en zijn voedsel bestond uit de eenvoudigste voortbrengselen van de natuur. Dit leven in de woestijn was een ‘teken’. Een teken maakt een innerlijke situatie doorzichtig. De bloeitijd van het jodendom was voorbij, het geestesleven van het joodse volk was een woestijn geworden, dor en droog terwijl het geestelijk voedsel dat de leiders te bieden hadden hard was. Wie toch nog iets daarin vond moest de gevaren van wilde bijen trotseren om nog enige zoetigheid te verwerven. Johannes sprak het zo uit: ‘De bijl is aan de wortel der bomen gelegd’. De boom is altijd een beeld van de verbinding van hemel en aarde. Alle religies kennen hun heilige bomen. De boom strekt zijn kruin uit naar de hemel en ontvangt uit de hogere sferen het licht waardoor hij leven kan. Maar tegelijkertijd wortelt hij in de aarde en haalt van daaruit zijn voedsel. Beide elementen zijn nodig voor de geestelijke groei van de mens. Wanneer de bijl aan de wortel van de bomen wordt gelegd, wordt deze geestelijke groei onmogelijk. Meestal is de boom dan ook al dood. Dat is de verkondiging van Johannes: de oude tijden zijn voorbij. In deze oude tijden vond men de mogelijkheid tot geestelijke ontplooiing vanuit een bepaalde natuurlijke samenhang waartoe men behoorde.
Deze soort religie neemt nu met Johannes de Doper een einde. Een uiting van Jezus: ‘Johannes is de grootste van degenen, die uit vrouwen geboren zijn maar de geringste in het rijk der hemelen is meer dan hij’ duidt aan dat de tijd waarin de geboorte in een bepaald volk of in een bepaalde familie beslissend was voor het geestelijk leven van een mens, voorbij was. Men kan ook denken aan woorden als: ‘God kan uit deze stenen voor Abraham kinderen verwekken’. De afstamming geldt niet meer. Vanaf Johannes de Doper geldt iets anders en Johannes maakt daarmee een begin: de individuele mens moet zelf zijn weg vinden. Bij Johannes betekende dit: eerst inzicht krijgen in de eigen ontoereikendheid. De doop bewerkte inzicht in de eigen zonden, de tekortkomingen. Deze zelfkennis is de eerste stap op de weg naar een eigen ontwikkeling wanneer ze niet verlammend werkt, maar wanneer er tevens gewezen wordt op toekomstige mogelijkheden. Johannes deed dat door de normale beroepsgewoonten van de mensen, die bij hem kwamen, te doorbreken. Soldaat zijn betekende: leven van plundering. Wie dat niet deed werd nooit rijk. Voor de belastingambtenaren gold iets dergelijks. Men pachtte het recht om belastingen (tol) te innen. Deze tollenaars moesten weer aan hun trekken komen door te overvragen. Dat was het normale beroepspatroon. Daarin een rechtvaardige houding te vinden, vereiste iedere keer weer een individuele beslissing. Men kon nooit meer handelen vanuit het groepsmotief.
Wanneer we nu terugkeren tot het feest van Johannes, dan zien we dat dit gevierd wordt na de zomerzonnewende. Historisch is dit gefundeerd in het feit dat Johannes een half jaar eerder werd geboren dan Jezus, volgens het evangelie van Lukas. Maar dat is niet beslissend. Beslissend is het innerlijke karakter van Johannes: de tijd van de bloei van de natuur is voorbij en het zal er na de zomerzonnewende steeds meer op aankomen dat we gaan leven uit de krachten die we zelf ontwikkelen. Deze krachten zijn als die van een boom. Ze moeten enerzijds van boven komen, anderzijds uit de aarde. Niemand van ons ontwikkelt zich los van het verleden. We brengen uit eigen incarnaties iets mee en we brengen iets mee door onze geboorte in een bepaald volk of een bepaalde familie. We kunnen dankbaar zijn voor wat we uit het verleden ontvangen, zoals we dankbaar kunnen zijn voor wat de zomer ons brengt. Maar ook dat is niet alleen natuurlijk. In het voorjaar waren het Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, allemaal feesten die ons iets gegeven hebben van wat uit hogere werelden komt.
Dankbaar heffen we onze kruin omhoog, zoals we ook dankbaar kunnen zijn voor alles wat anderen voor ons doen, waardoor wij weer verder kunnen. In de natuur uit zich dat in de st.- jansloot, nog een laatste keer wordt ons iets geschonken, als het ware een wenk dat de schenkende machten ons niet in de steek laten. In de geestelijke ontwikkeling gaat het evenzo: wat wij eventueel aan vruchten voortbrengen, is nooit denkbaar zonder dat wat ons geschonken werd.
Zo wordt het feest van Johannes de Doper een dankfeest, maar met een zeer ernstige ondertoon mens doe er wat mee. De wereld moet verder. En dat wordt gewild door geestelijke machten, maar ze hebben het aan ons toevertrouwd. Zo is het in de loop van de natuur: de vruchten komen straks door wat hemel en aarde ons schenken, maar wij moeten ze zelf oogsten en verwerken. Dat is de verantwoording waartoe Johannes oproept en die straks door Michaël zal worden opgenomen.
.
( Jacobus Knijpenga, ‘Jonas’ nr.21, 12 juni 1981)
.
St.-Jan: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
180-170
.