Tagarchief: Hartmann Sneeuwwitje

VRIJESCHOOL – Over de wijsheid van de sprookjes (1-7/2)

.

OTTO JULIUS HARTMANN  (†1990) bioloog en filosoof heeft tijdens zijn leven zeer veel publicaties verzorgd met antroposofie als uitgangsprincipe.
Zie bijv. een lijst met titels
Hij schreef ook regelmatig in een blad dat in de laatste tientallen jaren van de vorige eeuw in Duitsland verscheen voor (vrijeschool)ouders: Der Elternbrief.

Hartmann wijdde een aantal artikelen aan de ‘wijsheid van de sprookjes’

In onderstaand artikel laat hij zijn gedachten gaan over dood, geboorte en ontwikkeling, met voorbeelden uit ‘Vrouw Holle’, ‘Roodkapje’ en ‘Sneeuwwitje’.
.

Otto julius Hartmann, der Elternbrief, nadere gegevens ontbreken
.

OVER DE WIJSHEID VAN DE SPROOKJES
.

Een patiënte vertelt hoe zij in verband met een ernstige chirurgische ingreep door de totale narcose aanvankelijk in diepe bewusteloosheid wegzakte, maar vervolgens plotseling ontwaakte in een nieuw, heel ander bewustzijn en het volgende ervoer: “Ik bevond mij op een wonderbaarlijke weide, en een ongeëvenaard gevoel van geluk stroomde door mij heen. In de verte zag ik duidelijk figuren die net zo gelukkig leken te zijn als ik. Maar op het ogenblik dat ik mij thuis wilde voelen in dit nieuwe, onvergelijkbaar mooie landschap, kwam er een bijzondere lichtfiguur op mij af. Ze droeg een groot ei in haar stralende handen, en ik voelde een warme golf van sympathie, toen ze zo ongeveer dit tegen mij zei: ‘Je kunt hier niet blijven, je moet nog wel naar de aarde terug’.” Het bericht gaat nog verder, maar houdt niet direct verband met wat ons nu bezighoudt.

Vrouw Holle” is een speciaal soort sprookje (nr. 24*). Op het eerste gezicht lijkt het een humoristische fantasie met een morele inslag, aangezien het over twee meisjes gaat, één lui en één hardwerkende, één egoïstisch en één bereid om offers te brengen. De diepere betekenis is echter
1. de beschrijving van de pijn van het aardse bestaan ​​(bloedige handen door zwaar werk),
2. in de put springen en wakker worden op de “hemelse weide” (dat wil zeggen sterven en overgaan in een heel ander soort bestaan). Ook daar bij Vrouw Holle moet werk worden verricht.
3. Maar dan wordt de menselijke ziel, ondanks alle aardse ontberingen die zij heeft doorstaan, gegrepen door een nieuw aards verlangen en wordt een wedergeboorte toegestaan ​​door de krachten van het hiernamaals.
Ze moet door de poort van conceptie en geboorte gaan en krijgt tegelijkertijd een lot toegewezen, een karma, dat de rechtvaardige gevolgen vertegenwoordigt van haar vorige leven, zowel in het verleden van deze wereld als in het huidige hiernamaals. Hoe dan ook, Moeder Aarde is blij haar kind terug te mogen verwelkomen, en ze genieten allebei van elkaar.

Maar nu is het ene meisje een Goud-Marie, het andere een Pek-Marie. ‘Goud’ hebben we graag; het is een goed lot dat ons in staat stelt in alles te slagen. Je zou graag van ‘pek’ af willen, maar het kleeft stevig aan het diepste innerlijk van de mens en je kunt er je hele bestaan ​​op aarde niet vanaf komen. Maar je kunt je voorbereiden op een beter toekomstig lot, misschien zelfs een gouden lot, als je de pek van je huidige bestaan ​​moedig draagt ​​en vooral je karakter in positieve zin verandert. Dit sprookje is bijzonder betekenisvol omdat het verwijst naar herhaalde levens op aarde.

Als je naïeve kinderen het sprookje van “Roodkapje” (nr. 126) vertelt, worden hun zielen aanvankelijk droevig als ze de gevaren voelen waaraan Roodkapje wordt blootgesteld. Maar eindelijk juichen ze als ze Roodkapje en grootmoeder uit de donkere buik van de wolf zien komen. De volwassene ziet echter alleen de groteske en lachwekkende dingen in dit sprookje, dus alleen geschikt voor kinderen. Maar het is juist dit sprookje dat bijzonder duidelijk de ware bedoeling van alle echte sprookjes onthult: verhuld door het lachwekkende of kinderachtige moeten de diepste verbanden van het lot van de mens worden duidelijk gemaakt aan degenen die het weten, maar verborgen blijven voor degenen die het niet weten. Want dit is niets minder dan de zogenaamde “opstanding uit de dood”.

In het Oude Testament wordt ons verteld hoe de profeet Jona werd opgeslokt door een grote vis die hem na drie dagen weer uitspuugde en aan land zette. In de Evangeliën vinden we drie soortgelijke gebeurtenissen: de dochter van Jaïrus, de jonge man in Naïn en de opwekking van Lazarus. [1] In alle drie de gevallen wordt echter uitdrukkelijk gesteld: deze persoon is niet gestorven, hij verkeert slechts in een diepe slaap, waaruit hij door de heerlijkheid van God zal worden gewekt voor een nieuw, totaal ander leven.

Het weer levend maken van een dode, als dat medisch mogelijk zou zijn, is in spirituele zin absoluut zinloos. Want dan zou de “oude Adam” gewoon weer voor ons staan ​​met al zijn tekortkomingen en fouten. Het zou daarom zinloos zijn om zo’n leven van alledag door een bijzonder wonder te verlengen.

Wat er echter werkelijk gebeurt in de bovengenoemde gevallen en waar ‘Roodkapje’ op schijnbaar humoristische wijze naar verwijst, kan worden afgeleid uit de praktijk van oude Grieks-Romeins-Oosterse mysteriewijdingen. Het werd de ingewijde verboden daarover te berichten op straffe van de dood. Alleen Apulejus zei hier iets over in zijn werk “Het Mysterie van Isis”. Na een lang verblijf in het heilige tempelgebied en rigoureuze oefeningen moest de leerling (een neofiet genoemd) wachten op een bijzondere droom waarin de godin hem zelf toegang verleende tot de daadwerkelijke wijding. Door de priester in een bijzondere slaap gebracht, dacht hij dat hij de drempel van de dood overschreed, voor de hogere en lagere goden stond en bijzondere opdrachten ontving. Als hij dan weer terugkeerde naar zijn aardse lichaam, was hij nu een ingewijde (een epope), niet alleen, maar een gelovige. Maar: iedereen die onvoorbereid komt, zal sterven! Hij kan niet terugkeren naar zijn lichaam.

Jezus Christus verwijst ook naar een dergelijke mysterieuze wijding in zijn gesprek met de hoge Joodse hoogwaardigheidsbekleder Nicodemus. Als hij vraagt ​​hoe iemand de koninkrijken van de hemel verwerft, wordt hem geantwoord dat iemand opnieuw geboren moet worden. Maar zoals Nicodemus geleidelijk aan begrijpt, gaat het niet om een ​​tweede geboorte uit de moederschoot, dat wil zeggen ‘van onderaf’, maar eerder om een ​​geboorte ‘van bovenaf’, dat wil zeggen juist als resultaat van een “sterf en word” tijdens de inwijdingsgebeurtenis.

Misschien hoort ook het sprookje ‘Sneeuwwitje’ (Grimm 53) in deze context thuis. Ook hier wordt de dood beschreven als gevolg van de vergiftigde appel, maar deze leidt niet tot de lichamelijke dood. Er valt niets definitiefs over te zeggen, maar een van de krachtigste sprookjesbeelden die we vaker tegenkomen is de ‘glazen kist’ die Sneeuwwitje omhult en waarin, ook in andere sprookjes, koningsdochters slapen , wachtend op degene die hen wekt. Maar het nieuwe, ontwaakte bestaan ​​is nooit een pure voortzetting van het oude, maar eerder een verdere ontwikkeling en verlichting.

Mensenlevens zijn blijkbaar pas echt interessant voor de biograaf in zoverre ze tot iets nieuws leiden en daarom voorbeelden zijn.

*in Grimm

[1] Zie Rudolf Steiner: Het Johannesevangelie (bv. blz.44)

Sprookjesalle artikelen

Vertelstofalle artikelen

1e klasalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld1e klas                          * sprookjes  (Grimm)

.

3177-2989

.

.

.