.
Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.
In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.
En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.
Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.
In GA 305 zien we dat Steiner – wat bij ons vroeger de ‘nuttige handwerken’ heette, ‘Handarbeitsunterricht’ noemt en al het andere (houtbewerking bijv.) ‘Handfertigkeitsunterricht), wij zouden dus zeggen ‘handenarbeid’.
Het kan enigszins verwarrend zijn als ik de uitspraken van Steiner dan samenvat onder ‘handvaardigheidsonderwijs’, waarbij het dus én om handwerken gaat én om handenarbeid.
Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst
Spirituelle Werte in Erziehung
und sozialem Leben
Opvoeding en onderwijs
Spirituele grondslagen
Voordracht 7, Oxford 23 augustus 1922
Die Waldorfschule als Organismus
De Waldorfschool als organisme
Blz. 141 vert. 130
Nun, außer diesem Handfertigkeitsunterricht haben wir einen eigentlichen Handarbeitsunterricht. Und da ist das zu bemerken, daß in der Waldorfschule immer für alles Knaben und Mädchen durcheinandersitzen. Wir haben durchaus bis in die höchste Klasse hinauf Knaben und Mädchen durcheinandersitzen. So daß in der Tat, mit geringen Varianten natürlich, und je weiter wir hinaufkommen werden in die höheren Klassen, so muß natürlich differenziert werden, aber es ist so, daß im ganzen tatsächlich der Knabe dieselben Arbeiten lernt, die das Mädchen lernt, und es stellt sich heraus in einer merkwürdigen Weise, wie gern die kleinen Knaben stricken oder häkeln, und wie die Mädchen auch Arbeiten machen, die man sonst nur die Knaben machen läßt. Dadurch wird auch sozial etwas erreicht: das gegenseitige Verständnis der Geschlechter, was ja in erster Linie heute angestrebt werden muß, wo wir in dieser Beziehung sozial noch gar nicht vorgeschritten sind, wo wir unter den größten Vorurteilen leben [ ] Aber in der Waldorfschule, wie gesagt, arbeiten im Handarbeitsunterricht Knaben und Mädchen durcheinander. Da wird alles mögliche dann im Handarbeitsunterricht zustande gebracht. Knaben und Mädchen arbeiten da ganz friedlich zusammen.
Goed, naast dit handvaardigheidsonderwijs hebben we nog het eigenlijke handwerken. En daarbij valt op te merken dat op de Waldorfschool jongens en meisjes altijd bij alles door elkaar zitten. Tot en met de hoogste klas zitten jongens en meisjes door elkaar. Af en toe wordt daar natuurlijk wel eens van afgeweken, en hoe hoger we komen hoe meer er in de klassen gedifferentieerd moet worden, maar over het geheel genomen krijgen de jongens les in dezelfde vakken als de meisjes. En opmerkelijk genoeg blijken de jongetjes heel graag te breien en te haken, en doen de meisjes ook graag het werk dat men anders alleen de jongens laat doen. Ook sociaal levert dat iets op, voor het wederzijds begrip tussen de geslachten, wat tegenwoordig toch ons allereerste streven moet zijn. Op dit terrein is maatschappelijk nog geen enkele vooruitgang geboekt en leven wij nog met de grootst mogelijke vooroordelen. [ ]
Maar op de Waldorfschool zitten, zoals gezegd, bij het handwerken jongens en meisjes door elkaar. In die handwerkles wordt van alles gemaakt. Jongens en meisjes werken daarbij heel harmonisch samen.
Steiner deelt dan nog een waarneming die hij deed bij het spinnen en weven, in een hogere klas:
Blz. 142 vert. 131
Das einzige, was sich i n merkwürdiger Art herausgestellt hat, das ist – wir gehen dann in der höchsten Klasse, die wir bis jetzt gebildet hatten, in der die sechzehn-, siebzehnjährigen Knaben und Mädchen durcheinander sind, über auch zu Spinnen und Weben, so daß tatsächlich die Menschen ins praktische Leben eingeführt werden, das Leben auch kennenlernen —, nun ist das Merkwürdige: spinnen wollen die Knaben nicht, dabei wollen sie nämlich den Mädchen helfen. Die Mädchen sollen spinnen, und die Knaben wollen dann Zuträger sein, sie wollen da eine Art Ritterschaft ausüben. Das ist das einzige, was sich bis jetzt herausgestellt hat, daß beim Spinnen die Knaben die Mädchen
bedienen wollen. Aber im übrigen haben wir gesehen, daß die Knaben alle möglichen Handarbeiten machen.
Er is maar één merkwaardigheid opgetreden. We gaan in de hoogste klas die we tot nog toe hebben, waarin jongens en meisjes van zestien en zeventien jaar door elkaar zitten, ook over op spinnen en weven, zodat mensen werkelijk met het praktische leven in aanraking worden gebracht, en ze het leven ook leren
kennen. Nu is het merkwaardige dat de jongens niet willen spinnen, maar dat ze wel de meisjes daarbij willen helpen. De meisjes moeten spinnen en de jongens willen dan de materialen aandragen, ze willen daarbij op een of andere manier hun ridderlijkheid tonen. Dat is het enige wat tot nog toe is gebleken, dat bij het spinnen de jongens de meisjes van dienst willen zijn. Maar voor het overige hebben we kunnen zien dat het handwerken in alle mogelijke vormen ook door de jongens wordt gedaan.
GA 305/141-142
Vertaald /130-131
.
Handvaardigheid: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
3079-2893
.
.
.