.
Zie de inleiding bij GA 34 en GA 57
In de aanwijzing die Rudolf Steiner geeft voor de vertelstof in de verschillende klassen, is wél sprake van ‘sprookjes’; van de fabel, maar niet van de legenden’; en voor de 4e klas is de aanwijzing ‘scènes uit de oude geschiedenis’.
Er wordt dus niet over mythologie gesproken. Dat geldt ook voor klas 5 en 6.
GA 295/19
Praktijk van het lesgeven/20
Als Caroline von Heydebrand in 1925 het dan geldende leerplan op schrift stelt, wordt er voor de 4e klas gesproken over: ‘Vertel- en leesstof voor deze klas vormen o.a. de sagen van de Germaanse mythologie en heldentijd.’
Het lijkt er dus op dat deze Germaanse mythologie voor klas 4, de Griekse voor klas 5 en de Romeinse voor klas 6, ‘ineens’ in het leerplan staan.
Ik heb niet kunnen achterhalen waarom.
De leerkrachten ‘van het eerste uur’ waren allen bekend met antroposofie.
Het kan zijn dat sommige Steiners mededelingen over mythen en over de bewustzijnsontwikkeling van het kind gecombineerd hebben: op zeker ogenblik in zijn ontwikkeling moet het kind een stadium van bewustzijn doormaken dat ‘de mensheid’ ooit al doormaakte.
(Dit laatste wordt vaak m.i. foutief gebruikt als ‘het kind herhaalt de fasen van de mensheid’. Er wordt niet zomaar ‘iets herhaald’, er wordt iets op een bepaalde manier ‘doorgemaakt’: ontwikkeling van het bewustzijn.
(Zie artikelen daarover bij ‘Leerplan‘.
Hoe het ook zij: in de vrijescholen worden mythen verteld en Steiner heeft over die mythen en het ‘mythologisch bewustzijn’ vele mededelingen gedaan.
Die Welträtsel und die Anthroposophie
De wereldraadsels en de antroposofie
Voordracht 15, Berlijn 8 maart 1906
Germanische und indische Geheimlehre
Het verborgen weten bij de Germanen en Indiërs
Steiner noemt in deze voordracht een boek van een goede vriend van hem (Ludwig Laistner) over ‘sagen’ en deze komt tot de conclusie dat ze uit een ‘droombewustzijn’ zijn ontstaan. Steiner onderschrijft dit.
Blz. 371
Er mußte daher darauf hindeuten, wie wichtige Bestandteile unserer Sagendichtung aus wirklichen Traumerlebnissen hervorgegangen sind.
Nun sind aber Traumerlebnisse nur Rudimente von einem andern Bewußtseinszustand. Diesen andern Bewußtseinszustand kann derjenige erreichen, der eine gewisse innere Entwicklung durchmacht. Derjenige, welcher diese Vorträge besucht hat, weiß, daß, wenn er gewisse Übungen durchmacht, geistig sich schult, er dann die sonst chaotische, ungeordnete Traumwelt verwandeln kann in eine ganz regelmäßige Welt, die ihm dann nicht bloß Teile der gewöhnlichen Wirklichkeit als Reminiszenzen zeigt, sondern ihn auch einführt in die höhere geistige Welt, die er dann herübernehmen kann in die Wirklichkeit. Das ist der höhere Bewußtseinszustand, das ist das astrale oder imaginative Bewußtsein. Es beginnt damit, daß das Traumerlebnis regelmäßig wird und daß der Mensch sich eines Tages darüber klar wird, daß er eine neue seelische Wirklichkeit erlebt. Dann kann er sich zu einer noch höheren, einer geistigen Wirklichkeit erheben. Daß der Mensch voraneilt
Daarom moest hij aangeven hoe belangrijke elementen van onze sagen voortkwamen uit echte droomervaringen.
Maar droomervaringen zijn slechts rudimenten van een andere staat van bewustzijn. Deze andere staat van bewustzijn kan bereikt worden door degenen die een bepaalde innerlijke ontwikkeling ondergaan. Degene die deze voordrachten heeft bijgewoond, weet dat als hij bepaalde oefeningen doorloopt, zichzelf spiritueel schoolt, hij dan de anders chaotische, ongeordende droomwereld kan transformeren in een heel geordende wereld, die hem dan niet alleen delen van de gewone werkelijkheid als reminiscenties laat zien, maar hem ook binnen leidt in de hogere spirituele wereld, die hij dan kan meenemen in de werkelijkheid. Dit is de hogere staat van bewustzijn, het astrale of imaginatieve bewustzijn. Het begint wanneer de droomervaring regelmatig wordt en de persoon zich op een dag realiseert dat hij een nieuwe spirituele realiteit ervaart. Dan kan hij nog verder komen, tot een nog hogere, een geestelijke wijsheid. Dat de mens nu al eerder
Blz. 372
seinen Mitmenschen, heute schon erreichen kann, was allen in der Zukunft beschieden sein wird, daß er hineinsehen kann in die geistig-seelische Welt, das war in gewisser Weise schon vorhanden in den vergangenen Zeiten. Denn des Menschen Entwicklung besteht darin, daß er von Bewußtseinsstufe zu Bewußtseinsstufe sich entwickelt. Dieses Bewußtsein, das der Mensch jetzt hat, wo er mit äußeren Sinnen wahrnimmt und mit dem Verstande die Sinneseindrücke bearbeitet, dieses Bewußtsein ist erst entstanden aus einem Bewußtsein, das nicht gleich, aber ähnlich war dem Traumbewußtsein. Nur war dieses Bewußtsein, welches ich in «Lucifer-Gnosis» genannt habe das traumartige BiIderbewußtsein, etwas dunkler. Der Mensch nahm aber nicht unmittelbare Abdrücke, sondern Sinnbilder wahr, und auch das, was im Leben vorging, drückte sich für den Menschen in Bildern aus.
kan bereiken wat in de toekomst voor iedereen is weggelegd, dat hij in de spirituele wereld kan waarnemen, was op een bepaalde manier al aanwezig in vroegere tijden.
Want de ontwikkeling van de mens bestaat erin dat hij zich ontwikkelt van het ene bewustzijnsniveau naar het andere.
Het bewustzijn dat de mens nu heeft, waarbij hij waarneemt met de uiterlijke zintuigen en de zintuiglijke indrukken verwerkt met het intellect, dit bewustzijn is alleen ontstaan uit een bewustzijn dat niet hetzelfde was, maar vergelijkbaar met droombewustzijn. Alleen was dit bewustzijn, [ ] het droomachtige beeldbewustzijn, minder helder. De mens nam echter geen directe indrukken waar, maar beelden, en wat zich in het leven afspeelde werd voor de mens ook in beelden uitgedrukt.
Der Mensch hat dieses Bewußtsein verloren und dagegen das klare Tagesbewußtsein erkauft. Damals hatte er nicht das heutige klare Bewußtsein. Er konnte nicht mit den Sinnen wahrnehmen, auch nicht das Tageslicht schauen. Er hat dieses Bewußtsein in Finsternis hinuntersinken sehen müssen, um das heutige Bewußtsein des hellen Tages zu erreichen. In der Zukunft wird er ein Bewußtsein erreichen, wo er beides haben wird, das Bilderbewußtsein, das ihn in die seelische Welt hineinführt, und das helle, klare Tagesbewußtsein daneben. Das ist der Inhalt aller Geheimlehren, der allen Kulturen zugrunde liegt.
So vermag der Mensch hineinzublicken in eine Zeit, in der er sich sagen kann, damals habe ich die Weit um mich gesehen als eine Welt des Seelischen. Sie bewirkte in mir ein bildhaftes Bewußtsein. Das war innerlich hell und klar. Keine äußere Sonne schien dem äußeren Auge, aber ein inneres Licht beleuchtete das Seelische ringsherum, und dieses innere Licht ist hinuntergestiegen in die Finsternis, und
De mens verloor dit bewustzijn en daar kreeg hij het heldere dagbewustzijn voor in de plaats. Toen had hij niet dat heldere dagbewustzijn. Hij kon niet waarnemen met zijn zintuigen, noch kon hij het licht van de dag zien.* Hij moest dit bewustzijn in duisternis zien verzinken om het huidige bewustzijn van de heldere dag te bereiken.**
In de toekomst zal hij een bewustzijn bereiken waar hij beide zal hebben, het bewustzijn van beelden dat hem naar de spirituele wereld leidt, en het heldere, dagbewustzijn ernaast.
Dit is de inhoud van alle geheime leringen, die ten grondslag ligt aan alle culturen.
Zo is de mens in staat om naar een tijd te kijken waarin hij tegen zichzelf kan zeggen: In die tijd zag ik de wereld om me heen als een wereld van de ziel. Het bracht een beeldend bewustzijn in mij teweeg. Het was innerlijk helder en duidelijk. Geen uiterlijke zon scheen op het uiterlijke oog, maar een innerlijk licht verlichtte de geestelijke wereld om mij heen, en dit innerlijke licht daalde neer in de duisternis, en
*Steiner doelt hier waarchijnlijk op Atlantis – in de Germaanse mythologie ‘Neveloord, Niflheim.
**En hier op de Dag Ragnarok.
Blz. 373
das äußere Licht, das der Mensch mit den äußeren Sinnen wahrnimmt, ist aufgestiegen. Wie von allen Dingen Reste, Rudimente zurückbleiben, so sind bei denjenigen Bevölkerungsschichten, die mehr zurückgeblieben sind, die nicht so sehr ihren Verstand geschärft haben, nicht so sehr das zurückgedrängt haben, was ihnen das Bilderbewußtsein geantwortet hat, die weniger kombinierend, weniger verständig sind, noch jetzt Reste jenes uralten Bewußtseins vorhanden. So ist ihr Traumbewußisein viel heller. Da erleben sie nicht nur chaotische Träume, sondern sie erleben auch höhere Wahrheiten, über die sie sich vielleicht nicht richtig Rechenschaft geben können. Sie erleben genauso wie der Hellseher, und sie erleben, wenn das innere Bewußtsein erwacht ist, eine ganz andere seelische Welt. Sie lernen dort Wesenheiten kennen, die es hier nicht gibt und die eine gewisse Beziehung haben zu des Menschen innerer Natur. Dem gewöhnlichen Volk ist es mehr oder weniger klar, und es erlebt nur das Bild der Mittagsfrau. Andere dagegen haben ein ausgebildeteres Bilderbewußtsein
het uiterlijke licht dat de mens met zijn uiterlijke zintuigen waarneemt, is toegenomen.
Zoals er van alle dingen resten, rudimenten overblijven, zo zijn er onder die delen van de bevolking die meer achter zijn gebleven, die hun intellect niet zozeer hebben aangescherpt, die niet zozeer hebben teruggedrongen wat het beeldbewustzijn hen heeft geantwoord, die minder combinerend denken, minder begrijpend, resten van dat oude bewustzijn nog steeds aanwezig.
Hun droombewustzijn is dus veel helderder. Ze ervaren niet alleen chaotische dromen, maar ze ervaren ook hogere waarheden die ze misschien niet goed kunnen verklaren. Ze ervaren op dezelfde manier als de helderziende, en wanneer het innerlijke bewustzijn ontwaakt is, ervaren ze een heel andere spirituele wereld. Daar leren ze wezens kennen die hier niet bestaan en die een bepaalde relatie hebben met de innerlijke aard van de mens. Voor de gewone mensen is het min of meer duidelijk en zij ervaren alleen het beeld [ ] Anderen hebben echter een meer ontwikkeld beeldbewustzijn.
Sie erleben noch mehr. Auf diese Weise haben sich selbst in primitiven Sagen von heute Reste eines uralten astralischen Bewußtseins erhalten. Wir blicken zurück auf eine menschliche Vergangenheit, insbesondere hier in Mitteleuropa und in Westeuropa, auf eine Vergangenheit, in der, je weiter wir zurückgehen, immer mehr vorhanden ist von jenem Bewußtsein, das ersetzt worden ist durch das gegenwärtige helle Tagesbewußtsein. Alles was dem Volk als Erinnerung geblieben ist von größerer oder geringerer Deutlichkeit, ist das Hineinschwinden des astralen Bewußtseins in eine dunkle Vergangenheit, in eine dunkle Finsternis. Ich sage natürlich nicht: die Gedanken des Volkes, aber ich sage: etwas, was im Volke lebt und was ich nur in Gedanken fassen will. – Das ist das, was der Mensch im Volke sich sagt, ohne sich klar darüber zu
Ze ervaren zelfs nog meer. Op deze manier zijn overblijfselen van een oud astraal bewustzijn bewaard gebleven, zelfs in de primitieve legenden van vandaag. We kijken terug op een menselijk verleden, vooral hier in Centraal-Europa en in West-Europa, een verleden waarin, hoe verder we teruggaan, steeds meer van dat bewustzijn aanwezig is, dat vervangen is door het huidige heldere dagbewustzijn. Het enige wat de mensen is bijgebleven als een herinnering van meer of mindere helderheid is het verdwijnen van het astrale bewustzijn in een duister verleden, in een vage duisternis.
Ik zeg natuurlijk niet: de gedachten van de mensen, maar ik zeg: iets dat in de mensen leeft en dat ik alleen in gedachten wil samenvatten. – Dat is wat de mensen tegen zichzelf zeggen zonder het te beseffen:
Blz. 374
werden: Heute muß man das Bewußtsein herausrücken aus der Tagesanschauung; ich muß schlafen, dann gewinne ich wiederum ein bißchen Einlaß in diejenige Welt, die meine Vorfahren erlebt haben, in eine Welt, die für die Menschen untergegangen ist. Ich erlebe sie nicht als eine deutliche Vorstellung, sondern als eine dunkel zusammengefügte Erinnerung. – So etwas lebt im Volke, und daher weiß das Volk auch, daß die astralen Erlebnisse reicher und immer reicher waren, je weiter man in die Vergangenheit zurückgeht. Und was da das Volk erlebt hat, wovon es heute nur noch spärliche Reste hat wie das Fragen bei der Mittagsfrau, was ist das? Das ist die Erinnerung an Wesenheiten, welche die astrale Welt bewohnen, das ist die Erinnerung an die alten Götter. Da sind die alten Göttervorstellungen hervorgeholt. Nun erinnern Sie sich, daß ich als besonders bemerkenswert hervorgehoben habe, daß man das Vaterunser in umgekehrter Folge beten soll. Diejenigen, welche mich häufiger hier gehört haben, werden wissen, daß man im Astralen alles umgekehrt lesen muß. Die Zahl 341 muß man in der Welt des Bilderbewußtseins 143 lesen, also umgekehrt.
Nu moeten we ons bewustzijn losmaken van wat we overdag waarnemen; ik moet slapen, dan zal ik weer een beetje toegang krijgen tot de wereld die mijn voorouders hebben ervaren, tot een wereld die voor de mensheid is vergaan. Ik ervaar het niet als een helder idee, maar als een duistere herinnering. – Zoiets leeft in de mensen en daarom weten de mensen ook dat de astrale ervaringen rijker en steeds rijker waren naarmate men verder terugging in het verleden. En wat de mensen daar hebben ervaren, waarvan ze vandaag slechts schaarse overblijfselen hebben, [ ] dat is de herinnering aan wezens die de astrale wereld bewonen, dat is de herinnering aan de oude goden. Daar worden de oude ideeën van de goden naar voren gebracht. [ ]
Uit andere voordrachten blijkt dat deze astrale wereld niet alleen ‘bevolkt’ is met ‘hogere’ wezens, maar ook met ‘lagere’. En wanneer je die gaat waarnemen als je een ander bewustzijn ontwikkelt, kan het zijn dat deze vanuit je gewaarwordingsziel – dus alles wat met drift, begeerte, hartstocht enz. samenhangt – je als beelden van dieren verschijnen.
In deze voordracht zegt hij nog:
Diejenigen, welche mich häufiger hier gehört haben, werden wissen, daß man im Astralen alles umgekehrt lesen muß. Die Zahl 341 muß man in der Welt des Bilderbewußtseins 143 lesen, also umgekehrt. So ist es auch mit unseren Leidenschaften. Leidenschaften, die von uns ausgehen, erscheinen, wenn uns die Astralwelt eröffnet wird, als Wesenheiten, die auf uns zueilen. Das ist sehr schmerzlich für diejenigen, welche nicht vorher vorbereitet worden sind. Alles, was von uns ausströmt, strömt scheinbar auf uns zu. Sie sehen daher Tiere und alle möglichen Wesenheiten auf sich zustürzen. Bei pathologischen Zuständen, zum Beispiel bei Wahnsinn, werden Sie gewahr, daß da plötzlich Wesenheiten auftreten in Gestalt von Tieren. Das sind Wesenheiten, die in dem Menschen leben, die von ihm ausströmen und wie gespiegelt in der Form der Tiere erscheinen. Was in der sinnlichen Welt sich von rückwärts nach vorn bewegt, das bewegt sich in der Astralwelt umgekehrt. [ ] Sie können sehen, wie die Sage das festhält.
Degenen die mij hier vaker gehoord hebben, weten dat je in het astrale alles andersom moet lezen. Het getal 341 moet als 143 gelezen worden in de wereld van het beeldbewustzijn, dus andersom. Het is hetzelfde met onze passies. Passies die van ons uitgaan verschijnen, wanneer de astrale wereld voor ons geopend wordt, als entiteiten die op ons af stormen. Dit is erg pijnlijk voor degenen die niet van tevoren zijn voorbereid. Alles wat van ons uitgaat lijkt naar ons toe te stromen. Ze zien daarom dieren en allerlei entiteiten op hen afkomen. In pathologische toestanden, bijvoorbeeld waanzin, zul je beseffen dat entiteiten plotseling verschijnen in de vorm van dieren. Dit zijn entiteiten die in de mens leven, die van hem uitgaan en verschijnen als gespiegeld in de vorm van dieren. Wat in de zintuiglijke wereld van achterwaarts naar voorwaarts beweegt, beweegt in de astrale wereld in de tegenovergestelde richting.
[ ] U kan zien hoe dat in de sage bewaard gebleven is.
GA 54/371-374
Niet vertaald
Voordracht 17, Berlijn, 22 maart 1906
Siegfried und die Götterdämmerung
Siegfried en de godenschemering
Blz. 415
Er zijn vele pogingen gedaan om de mythen e.d. te duiden, maar velen zijn blijven steken.
Das rührt davon her, daß es in unserer Zeit des materialistischen Denkens eigentlich schon etwas recht Großes ist, in dem Mythos sinnbildliche Hindeutungen auf große innere menschliche Wahrheiten anzuerkennen.
Dit komt voort uit het feit dat het in onze tijd van materialistisch denken eigenlijk iets heel bijzonders is om in mythen symbolische verwijzingen naar grote innerlijke menselijke waarheden aan te nemen.
GA 54/415
Niet vertaald
Voordracht 28, Berlijn 29 maart 1906
Blz. 449
Parzival und Lohengrin
Es ist vor allen Dingen dem Theosophen klar, daß wir in den Sagen nichts anderes zu sehen haben als Bilder und Ausdrücke für große Wahrheiten. Den alten Völkern wurden dadurch gegeben die Bilder der Entwickelung des äußeren Lebens und der Seele. An der Lohengrin-Sage wird etwas klargemacht, damit der Mensch wüßte, was mit ihm geschieht, wenn er an gewissen Stufen angelangt ist. Den Völkern wird die Wahrheit in der Weise verkündigt, daß sie es fassen können. Stämme und Völker gab es und gibt es, die nur in Sagenform die großen Wahrheiten fassen können. Heute reden wir nicht mehr in bildlichen Formen. Die Geisteswissenschaft enthält dieselben Wahrheiten, die in grandiosen Sagen vor das alte Volk hingebracht worden sind und die Wagner zu erneuern sucht. Die Geisteswissenschaft redet in einer andern Weise, aber was sie als Geist einströmen lassen will in die Welt, ist dasselbe.
Het is bovenal duidelijk voor de theosoof dat we in de sagen, legenden niets anders kunnen zien dan beelden en uitdrukkingen voor grote waarheden. De oude volkeren kregen zo beelden van de ontwikkeling van het uiterlijke leven en de ziel. [ ] De waarheid wordt aan de volkeren verkondigd op zo’n manier dat ze het kunnen begrijpen. Er waren en er zijn stammen en volkeren die de grote waarheden alleen in de vorm van sagen kunnen bevatten. Tegenwoordig spreken we niet meer in beeldende vorm. De geesteswetenschap bevat dezelfde waarheden die in grootse sagen aan het oude volk werden gebracht [ ]. De geesteswetenschap spreekt op een andere manier, maar wat zij als geest in de wereld wil doen uitgaan is hetzelfde.
GA 54/449
Niet vertaald
.
Rudolf Steiner over mythen en sagen: alle artikelen
Vertelstof: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Opvoedingsvragen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden.
.
3303-3109
.
.
.