Tagarchief: de heilige Brigitta en de wolf van de koning

VRIJESCHOOL – 2e klas – vertelstof – legenden (3-2)

.

Verteltijd ca. 16 min.
.

DE HEILIGE BRIGITTA EN DE WOLF VAN DE KONING

Iedereen heeft wel eens gehoord van Brigitta, het kleine heilige meisje van Ierland. Haar naam is dan ook even goed bekend als die van de heilige Patricius die de slangen van het eiland verdreef.
De heilige Brigitta had lange, gouden haren en was heel mooi. Vele wonderlijke dingen zijn met haar gebeurd, die opgeschreven staan in de heilige boeken. Maar ik vermoed toch, dat je nog nooit gehoord hebt over wat zij deed met de wolf van de koning. Het is een heel wonderlijke geschiedenis, die aldus gebeurde.

De koning van Ierland bezat een tamme wolf, die een paar jagers voor hem gevangen hadden, toen hij nog een teer, klein, pas geboren wolfje was. En deze wolf liep, als hij er zin in had, helemaal vrij rond in het park bij het paleis en had een heerlijk leven.

Maar op zekere morgen sprong hij over de hoge muur die het park omgaf en dwaalde een heel eind van huis af, wat heel dwaas en onvoorzichtig van de wolf was. Want in die dagen waren de wilde wolven zeer gehaat en gevreesd bij de mensen, van wie zij dikwijls het voedsel sta­len en wanneer iemand zo’n boze wolf wist te doden, voelde hij zich een heel gewichtig man. Bovendien had de koning zelf een prijs uitgeloofd aan iedereen die hem een dode wolf bracht. Want bij wilde dat zijn koninkrijk een gelukkig en vredig rijk zou zijn, waar de kinderen de gehele dag in de bossen konden spelen,  zonder dat zij gevaar liepen door wilde dieren te worden opgegeten.

Het is niet moeilijk te raden, wat er gebeurde met de wolf van de koning.

Een grote, domme boerenjongen was met zijn boog en pijlen uitgetrokken naar het bos, toen hij opeens een groot, bruin beest over een heg zag springen en over de wei zag weglopen. Het was de wolf van de koning, die van huis wegliep en zich erg vrolijk en dartel voelde, omdat dit de eerste keer was, dat hij zoiets deed. Maar de boerenjongen wist van dit alles niets.
“Aha”,  zei hij in zichzelf, “ik zal je wel gauw krijgen, mijn beste wolf en dan zal de koning me een geldstuk geven, waarvan ik een hoed en een nieuw pak kleren kan kopen voor de feestdagen.
En zonder er verder over na te denken of de wolf die het koninklijk merk op zijn oor had, eerst nog eens van dichtbij te bekijken, schoot de jongen zijn pijl recht op hem af. De wolf van de koning maakte een hoge sprong in de lucht en viel toen dood op het gras neer, het arme dier. De boer was erg in zijn schik en sleepte het dode dier regelrecht naar het paleis van de koning en klopte aan de poort.

“Doe ópen!” riep hij. “Open de poort voor de moedige jager die een wolf heeft geschoten voor de koning. Doe open, zodat ik mijn beloning kan ontvangen.”

En hij werd eerbiedig verzocht binnen te komen en de opper­kamerheer geleidde hem naar de koning, die op een rood fluwelen troon in de grote zaal gezeten was. En de man trad de zaal binnen, terwijl hij het levenloze lichaam van de wolf van de koning bij de staart achter zich aansleepte.

“Wat is dat hier?” vroeg de koning op ontevreden toon, toen de opper­kamerheer onder een diepe buiging hem met zijn staf op de vreemde­ling wees. De koning had een slecht humeur en hield er niet van in de morgen bezoeken te ontvangen. Maar de domme boer was te trots op zijn daad en te zeer vervuld daarvan, dan dat hij de misnoegde trek op het gelaat van de koning opmerkte.

“Hier hebt U een wolf, Sire,” zei hij trots. “Ik heb een wolf voor U geschoten en nu kom ik om de beloning vragen die U hebt uitgeloofd.”
Doch op hetzelfde ongelukkige ogenblik sprong de koning met een kreet van toorn op.  Hij had het merk op het rechteroor van de wolf gezien.

“Hier! Grijp de booswicht!”, riep hij tot zijn soldaten, “Hij heeft mijn tamme wolf vermoord, hij heeft mijn lieveling doodgeschoten! Weg met hem naar de gevangenis; morgen moet hij sterven!”
Het hielp de arme man niets, of hij al gilde en schreeuwde en trachtte uit te leggen, dat alles een ongelukkige vergissing was. De koning was woedend. Zijn wolf was gedood,  en de moordenaar moest sterven.
In die dagen was dit de wijze, waarop koningen degenen straften, die hen in enig opzicht mishaagd hadden. Uitstel bestond niet, alle dingen geschiedden onmiddellijk. En zo werd de arme man, naar een donker, duf gevangenishol gesleurd, waar hij schreiend, zich in wanhoop de haren uittrekkend, werd achtergelaten, wensend, dat de wolven maar nooit door Noach in zijn ark uit de zondvloed gered waren.

Niet ver van deze plaats leefde de kleine, heilige Brigitta.

Toen zij zich die mooie plek tot woning koos, was er nog geen enkel huis in de nabijheid; alleen stond er een grote eik waaronder zij haar hutje bouwde. Dit bestond slechts uit één vertrek en het dak was bedekt met gras en stro. En het was zó klein, dat het op een poppenhuis leek en Brigitta zelf was als een grote pop met gouden haren – de mooiste pop die ooit bestaan had.

Zij was zó mooi en zó goed, dat de mensen wensten dicht bij haar te wonen, om haar zacht, lief gelaat dikwijls te kunnen zien en haar stem te horen. En toen zij ontdekt hadden, waar zij haar hut gebouwd had, kwamen de lieden van alle kanten uit de omtrek met hun vrouwen en kinderen en hun huisraad, hun koeien en var­kens en kippen aanzetten, en vestigden zich op het groene gras, on­der de grote eik en ze zeiden: “Wij willen wonen waar de heilige Brigitta woont.”

En zo werd het ene huis na het andere gebouwd en ontstond er een heel dorp rondom haar kleine hut en het dorp werd Kildare genoemd, wat in het Iers betekent: ‘hut van de eik’.
En weldra was Kildare zo gezocht dat zelfs de koning er een paleis en een park wenste te hebben. En in dit park nu was de wolf van de ko­ning gedood.

Brigitta kende de man die de wolf had doodgeschoten en toen zij hoorde in welke diep ongelukkige toestand hij zich bevond, was zij zeer bedroefd, want zij was een zeer goedhartig, klein meis­je. En zij vond het wel heel dom van hem, dat hij de tamme wolf had gedood, maar het was toch een ongeluk geweest van hem en zij vond, dat hij daarvoor niet zo streng moest worden gestraft. En zij wilde dat zij iets kon doen om hem te helpen, te redden zo dit mogelijk was. Maar dit was zeer moeilijk, want zij wist, wat voor een slecht humeur de koning had en zij wist ook, hoe trots hij geweest was op die wolf, die de enige tamme wolf was in het hele land.

Brigitta liet haar wagen met haar witte paarden inspannen en reed daarmee naar het paleis van de koning, zelf nog niet wetend wat zij doen moest om de koning tot bedaren te brengen en hem te be­wegen, de man vrij te laten, die, meende ze, niets kwaads gedaan had.

Maar ziet! terwijl de paarden langs de lerse venen renden, zag de heilige Brigitta opeens een grote, witte gedaante op haar af­stormen. Eerst dacht zij, dat het een hond was. Maar neen, een hond kon zo groot niet zijn en weldra zag zij, dat het een wolf was, met grote ogen en een rode tong, die uit zijn bek hing. En toen hij de verschrikte paarden had bereikt, kwam hij met een grote sprong opeens in de wagen, waarin Brigitta zat, en legde zich aan haar voeten neer, even kalm en rustig als een hond dit gedaan zou hebben. Hij was geen tamme wolf, maar een wilde, die nooit te voren de aanraking van een mensenhand gevoeld had. En hij liet zich door Brigitta strelen en liefkozen en allerlei lieve dingen in zijn oor fluisteren. En hij bleef volkomen stil aan haar voeten liggen tot de wagen voor de poort van het paleis reed. Toen strekte Brigitta de hand uit en riep hem en het grote witte dier volgde haar rustig door de poort en de trappen op en door de lange zaal, totdat zij voor de roodfluwelen troon stonden waar­op de koning met gefronst, bars en streng gelaat gezeten was. Het moet een eigenaardig gezicht zijn geweest, die twee, het klei­ne meisje in haar groen gewaad met haar gouden haren, als een slui­er neervallend tot op haar knieën en staande naast haar sterke, witte wolf, even groot als zij, met zijn gele, schitterende ogen scherp voor zich uitstarend, de rode tong uit zijn bek.

Bri­gitte  legde zacht haar hand op zijn kop, die dicht aan haar schou­der kwam,  en boog voor de koning.
Doch de koning zat onbewegelijk op zijn troon, zozeer had deze aanblik hem verrast.
Brigitta be­schouwde zijn stilzwijgen evenwel als toestemming hem te mogen toespreken.
“U hebt uw tamme wolf verloren, o Koning,” zei ze. “Maar ik heb een betere voor U meegebracht. Nu Uw eigen wolf dood. is, is er geen andere tamme in het gehele land. Maar zie deze aan! Geen enkele witte wolf is er ergens in Uw rijk te vinden en deze is én tam én wit. Ik heb hem getemd, mijn Koning. Ik, een klein meisje, heb hem tam gemaakt, zodat hij vriendelijk is en zacht, zoals U ziet. Kijk, ik kan hem aan zijn grote oren trekken en hij gromt niet. Kijk, ik kan mijn kleine hand in zijn grote, rode muil
leg­gen en hij bijt niet. Sire, ik geef hem aan U. Spaar om mijnentwil dan het leven van die arme, dwaze man, die onwetend Uw dier doodde. Geef mij zijn arm leven in ruil voor deze goede, vriendelijke wolf” en zij glimlachte zacht, terwijl zij zo pleitte.

Zwijgend keek de koning eerst naar het grote, witte dier, waarin hij groot behagen schiep, toen naar het schone meisje, dat hem met haar blauwe ogen zo ernstig aankeek. En die blik beviel hem wel.

Toen verzocht hij haar, hem de gehele geschiedenis te vertellen, hoe zij aan dit dier kwam en waar en hoe zij hem gekregen had. En toen zij haar verhaal gedaan had en de koning eerst zijn grote verbazing erover had laten blijken, begon hij te lachen. Dat was een goed teken, want ook in het verhaal van Brigitta schiep hij groot welbehagen. En het was zo iets vreemds voor de koning om in de morgen reeds te lachen, dat de kamerheer bijna flauw viel van verrassing en Brigitta wist nu zeker, dat haar bede verhoord zou worden. Nog nooit had men de koning zo goedgehumeurd gezien. Want hij was een ijdel mens en het denkbeeld, dat hij dit mooie, grote dier, wiens gelijke in het gehele land niet te vinden en wiens geschiedenis zo wonderbaarlijk was, zou bezitten, streelde hem uitermate.
En toen Brigitta hem zo smekend aankeek, kon hij geen weerstand bieden aan de vragende blik van haar zachte, blauwe ogen, uit vrees, dat zij zich met tranen zouden vullen.

En zo schonk hij, op verzoek van Brigitta, de boer vergiffenis, stelde zijn leven in haar handen en beval de soldaten hem vrij te laten uit de ge­vangenis.
Toen zij de koning zeer vriendelijk bedankt had, verzocht zij de wolf naast de roodfluwelen troon te gaan liggen en voor­taan trouw en goed te zijn voor zijn nieuwe meester. En nadat zij nog eenmaal voor het laatst zijn ruige kop gestreeld had, ver­liet zij de wolf en haastte zich, de onnozele boer in haar wa­gen mee te nemen, voordat de koning nog tijd had zich misschien te bedenken.

De man was zeer gelukkig en dankbaar. Maar zij gaf hem een ernstige vermaning op weg naar huis en raadde hem aan voortaan niet meer zo on­bedacht te zijn.
“Heer Domheid,” zei zij, toen zij hem bij de deur van de hut af­zette, “veel beter is het, in het geheel niet te doden dan het le­ven te nemen van arme, tamme creaturen.  Ditmaal heb ik u het leven gered, maar een volgende keer zou je het weleens kunnen verliezen. Bedenk, dat het beter is, dat twee boze wolven ontvluchten, dan dat een vrien­delijk dier gedood wordt. Wij kunnen onze goede dieren niet missen, Heer Domheid. Beter nog kunnen wij zo’n domme jongen als jij missen.”

En ze verdween in haar hut onder de eik, de onnozele jongen ach­terlatend, om na te denken over wat zij hem gezegd had en zich te schamen over zijn daad.

De nieuwe wolf van de koning leefde verder gelukkig in het park van het paleis en Brigitta kwam hem dikwijls opzoeken, zodat hij geen tijd had heimwee te krijgen of zich eenzaam te voelen.
.

Uit: ‘Een boek van heiligen en hun dieren

2e klas vertelstof: alle artikelen

Vertelstofalle artikelen

2e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld: 2e klas

775-710