.
BONIFATIUS EN DE KERSTBOOM
Voordat Bonifatius in het jaar 755 bij Dokkum door Friese heidenen werd vermoord, had hij heel wat van hun mede-Germanen tot het christendom weten te bekeren. De heilige schuwde daarbij het spektakel niet. Zo hakte hij eens in de buurt van het Duitse Geismar een eeuwenoude, aan de dondergod Thor gewijde eikenboom om. De reusachtige eik vernielde nogal wat kleinere bomen en struiken bij het neerkomen, maar op miraculeuze wijze bleef een klein dennenboompje gespaard. De aanwezige Germanen waren danig onder de indruk toen de missionaris niet ter plekke door de bliksem werd getroffen en bekeerden zich massaal. Bonifatius, die besefte dat twee wonderen altijd beter zijn dan een, wees zijn kersverse kudde op het dennenboompje dat temidden van de omvallende eik aangerichte puinhoop nog fier overeind stond en verklaarde dat het hier ging om ‘de boom van het kindje Jezus’ Aldus is het gebruik van de kcrstboom ontstaan.
Zo wil althans de legende
Serieuze onderzoekers twijfelen echter hier aan de waarheid van dit verhaal. Ze hechten al even weinig geloof aan de traditie die zegt dat het gebruik om de kerstboom met lichtjes te versieren teruggaat op Maarten Luther. De grote hervormer zou eens op een winternacht de sterren hebben zien schitteren tussen de takken van de naaldbomen. Dat zou een mooie manier zijn om de komst van het Licht te symboliseren dat met de geboore van de Heiland in de wereld was gekomen, bedacht hij. Luther zou vervolgens in zijn eigen huiskamer een met brandende kaarsen versierd sparretje hebben geplaatst.
Voor beide legenden bestaat geen enkel bewijs. Vast staat wel dat het plaatsen van kerstbomen in Duitsland is begonnen.
De eerste vermelding van een kerstboom (nog zonder lichtjes) zou dateren uit 1521 in de Elzas (toen nog Duits). In de aantekeningen van een onbekende Straatsburger uit 1605 wordt melding gemaakt van ‘naaldbomen, die de mensen in hun woonkamers plaatsen en waaraan zij papieren bloemen, appels, koekjes, goudfolie en snoepgoed ophangen’.
Mogelijk is het gebruik de voortzetting van een oude Germaanse traditie, die wilde dat tijdens het winterse joelfeest naaldboompjes in huis werden gehaald. De altijd groene sparren en dennen symboliseerden de tijdelijke aard van de barre wintertijden. Als het inderdaad een oud Germaans gebruik betreft, is echter niet duidelijk waarom er in de eeuwen tussen de kerstening van de Germanen, die rond het jaar 800 voltooid was, en de zestiende eeuw nergens melding van wordt gemaakt. Wellicht is het ontstaan van de kerstboomtraditie daarom eerder terug te voeren op de ‘mysteriespelen’ die vanaf de elfde eeuw in Europa werden opgevoerd. Dat waren een soort stichtelijke toneeluitvoeringen waarin scènes uit de Bijbel werden nagespeeld ter lering en vermaak van het ongeletterde volk. Zeer in trek was het paradijsverhaal, waarin de geschiedenis van de zondeval werd verklaard met behulp van een ‘paradijsboom’ die prominent op de bühne werd geplaatst. De boom hing vol appels, waarvan ‘Eva’ er op het geëigende moment een plukte om met ‘Adam’ te delen.
Omdat de mysteriespelen steeds meer gepaard gingen met losbandigheid (althans in de ogen van de kerkelijke gezagsdragers), werden zij aan het einde van de middeleeuwen door de Kerk verboden. De gewone burgers zouden inmiddels echter zozeer aan de
‘paradijsboom’ gewend zijn geraakt, dat ze ze in hun eigen woningen begonnen op te tuigen. Dat gebeurde op 24 december, de feestdag van Adam en Eva. Omdat op 25 december de geboorte van Jezus werd gevierd, werd de paradijsboom ook daarmee geassocieerd. Gelovige christenen herinnert de boom derhalve niet alleen aan de zondeval in het paradijs, maar ook aan het hout van het kruis waaraan Christus is gestorven. De kerstboom moet hoe dan ook een goed idee zijn geweest, want het gebruik heeft zich sinds de zestiende eeuw vanuit Duitsland over zowat de hele wereld verspreid.
(Martijn Hover, Brabants Dagblad, 17-12-2003)
.
Kerst: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Kerstmis jaartafel
.
392-370
.