VRIJESCHOOL – Ontwikkelingsbelemmeringen – autisme (7-1/1)

.

Toen ik in de jaren 1960 voor onderwijzer studeerde, was er niet zo’n aandacht voor een pedagogie of didactiek voor het kind met ‘problemen’.

Ik ging me er in de loop van de jaren wel meer mee bezighouden, in de hoop die kinderen – mocht ik ze al kunnen waarnemen – te kunnen helpen.

Naast het bestuderen van de vrijeschoolpedagogie en het voorbereiden voor het klassenwerk, kwam er van ‘studeren’ op dit onderwerp niet veel terecht.
Ik behielp me aanvankelijk met het lezen van artikelen.

Ik heb die artikelen nog en ga ze nu opruimen door ze op deze blog te plaatsen.

Dat betekent dat hier niet ‘de laatste stand van zaken’ wordt weergegeven. Wel dat je een soort ontwikkeling ziet van wat er destijds werd gedacht en gedaan.
Veel zal weer veranderd zijn, achterhaald wellicht, maar er zullen toch ook aspecten zijn die nog steeds gelden. Misschien nog gezichtspunten waarmee de leerkracht rekening kan houden.

.

Op 19-12-1989 verscheen in ‘De Gelderlander’ dit artikeltje:

.

Doorbraak in behandeling autisme
.

Proeven en ruiken verdringen de zintuigen zien en horen

.

Bij autistische kinderen is de voorrang tussen de zintuigen gestoord. Bij autisten hebben zogenaamde nabijheidszintuigen als ruiken en proeven verre de overhand boven verte-zintuigen als zien en horen.

Op basis van deze verklaring voor het merkwaardige, ziekelijke gedrag van kinderen die nauwelijks contact maken met hun omgeving, niet reageren op mensen en dwangmatig handelingen herhalen heeft de Groningse psycholoog drs. M.H.G. van Soest een nieuwe behandeling ontworpen. Zeven inmiddels in behandeling genomen autistische kinderen zijn belangrijk vooruit gegaan.

In zijn proefschrift toont Van Soest aan, dat de behandeling van de sinds 1943 bekende autisme-aandoening niet langer uitzichtloos hoeft te zijn. De nieuwe behandeling van Van Soest is erop gericht de voorkeur die autisten hebben voor zintuigen als proeven en ruiken te doorbreken ten gunste van zien en horen, en daarmee ook van kijken en luisteren. Dat gebeurt door het gericht stimuleren van het horen en zien

Volgens Van Soest is het belangrijk dat de ontwikkeling van de zintuigen van kinderen al op het consultatiebureau door een psycholoog of orthopedagoog nauwkeurig worden gevolgd. Autisme moet naar zijn mening zo vroeg mogelijk ontdekt worden en zo snel mogelijk behandeld.
Ook na de behandeling dient het kind optimaal opgevangen te worden door een kindgerichte aanpak. Op die manier kunnen er grote bedragen in de gezondheidszorg bespaard worden, omdat autisten voor het grootste deel tot nu toe als onbehandelbaar gelden en levenslang verpleegd dienen te worden in psychiatrische inrichtingen.

Van Soest beschrijft in zijn studie de experimentele behandeling van zeven niet-sprekende autistische jongetjes met een zeer laag ontwikkelingsniveau. Na afloop van de behandeling bleken de kinderen zich te kunnen uiten in zinnetjes van twee of drie woorden. Van Soest wist met de kinderen ook de stap van baby- naar kleuterniveau te zetten, waarmee zij rijp werden voor opvoeding en ontwikkeling door ouders en leerkrachten.

Volgens van Soest is een van de belangrijkste kenmerken van autisme dat er een breuk is in de ontwikkeling van de zintuiglijke waarneming van kinderen. Bij normale kinderen ruimt het proeven en ruiken bij het ouder worden als vanzelf het veld voor zien en horen. Die stap is cruciaal voor de verdere ontwikkelingen van het kind, omdat je meer leert door luisteren en kijken dan door proeven en ruiken. Omdat autistische kinderen die stap niet zetten, kunnen zij lichamelijk, emotioneel, sociaal en communicatief niet verder groeien.
.

Een paar dagen later, op 23-12-1989 stond in de Volkskracht dit artikel:

.

Een omstreden behandeling van autisten

.

Dat een therapie effect heeft op autisme, zegt nog niets over de oorzaak. De psycholoog Van Soest slaagt erin autistische kinderen aan ’t praten te krijgen in korte zinnen. Hij is deze week op zijn onderzoek gepromoveerd. Maar tegenstanders blijven hun twijfels behouden.

IEDEREEN die wel eens autisten heeft meegemaakt, weet dat ze vaak ruiken, likken en voelen aan dingen en mensen. Vooral autisten die op een laag niveau functioneren, onderzoeken hun omgeving op deze manier, dus met behulp van de zogenaamde nabijheidszintuigen: smaak, reuk en tastzin. Op grond van deze waarneming heeft de psycholoog dr. M. van Soest een theorie opgebouwd die ervan uitgaat dat de oorzaak van autisme gelegen is in een foutieve hiërarchie van de zintuigen. Deze week promoveerde hij in Groningen op het proefschrift „Autisme als gevolg van een dysfunctionele zintuigenhiërarchie; de behandeling van autisme volgens de Van Soest-therapie”.

Een kind dat zich normaal ontwikkelt, stapt reeds als baby over van die nabijheidszintuigen op de vertezintuigen als zien en horen, stelt Van Soest, maar autisten maken die stap niet. Over de oorzaken daarvan blijft hij vaag. Alle afwijkende gedragingen die die groep verder kenmerken — zoals hun onvermogen oogcontact te maken, hun gestoorde cognitieve ontwikkeling, de moeite die ze hebben met taal en communicatie, hun verzet tegen veranderingen, hun stereotiepe handelingen als met de handen fladderen of wiegen — moeten worden verklaard uit deze overheersing van de nabijheidszintuigen, denkt Van Soest.

Hij maakte kennis met het verschijnsel autisme toen hij in 1973 de tienjarige Achim ontmoette in het psychiatrisch ziekenhuis in West-Duitsland waar hij werkte. Achim (in het proefschrift aangeduid als Guido) deed niets anders dan heen en weer schommelen en zich in het gezicht slaan. Van Soest kreeg te horen dat Achim autistisch was en dus een hopeloos geval. Hij legde zich daar niet bij neer; hij nam Achim onder zijn hoede en toen hij later van werkkring veranderde, nam hij hem bij zich thuis op. Achim genas van zijn autisme, zegt Van Soest. Hoger functionerende autisten kwalificeert hij eenvoudig als niet-autistisch.

Op dit punt vindt hij het overgrote deel van de wetenschappelijke wereld tegenover zich. Algemeen wordt aangenomen dat autisme niet over gaat; wel is het mogelijk autisten zo te helpen dat zijzelf en hun omgeving minder last hebben van de symptomen. Van Soest houdt zich uitdrukkelijk niet bezig met de oorzaak. Hij heeft altijd geschamperd op de bevinding van anderen dat die organisch van aard is. Toch zijn daarvoor zeer sterke aanwijzingen. Dat blijkt onder meer uit het onderzoek van H. van Engeland van de universiteit van Utrecht.

Deze houdt zich ook bezig met het waarnemingsvermogen van autisten, maar hij is aan de andere kant begonnen: hij trekt zijn conclusies niet op grond van het gedrag, maar op grond van de fysiologie. Hij heeft vastgesteld dat de reactie in de hersenen op prikkels van buitenaf bij autisten — globaal gezegd — langer op zich laat wachten dan gemiddeld. Met de verwerking van (vooral, inderdaad, visuele en auditieve) prikkels is iets mis. „Vooral de interpretatie van die prikkels blijkt een groot probleem”, aldus Van Engeland. „Die stelling over de nabijheidszintuigen is een oud standpunt. Maar de literatuur is er niet eenduidig over en onderzoek heeft het nooit bevestigd.” Hij kent het onderzoek van Van Soest overigens niet.

De „Van Soest-therapie” bestaat, kort gezegd, hieruit dat hij de „gedragsomgeving” van autisten kunstmatig vergroot. Doordat ze zich bijna uitsluitend bedienen van reuk, smaak en tastzin is het stukje wereld waarop ze zich richten erg klein. Van Soest dwingt hen dat uit te breiden door het gebruik van ogen en oren te stimuleren.

In Engagement, het maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA), beschreef Van Soest in 1976 hoe hij dat in de experimentele periode aanpakte, bij de behandeling van zijn eerste pupillen Achim en Susanne. Hij onderscheidt een eerste fase, waarin het gedrag van het kind wordt gestructureerd. Hij geeft het kind een opdracht en houdt het „met harde, korte stem” bij de les. „We laten het kind geen enkel initiatief.” Hij werkt op regelmatige tijden en is zelf uiterst consequent. Een dergelijke aanpak is overigens ook elders gebleken goed te werken bij autisten, voor wie de wereld een onbegrijpelijke chaos is. Hoe meer duidelijkheid, hoe beter.

Van Soest onthoudt autisten in die fase soms bewust prikkels. „Ik sluit bijvoorbeeld lange tijd de tastzin af (ik heb Susanne bijvoorbeeld bokshandschoenen aangedaan). Dan wordt het kind zeer onrustig en deze onrust gebruik ik om een opdracht in hoog tempo door te voeren.” Met een balspelletje is de gedragsomgeving steeds groter te maken.

In de tweede, begeleidingsfase gaat Van Soest soepeler met zijn pupillen om. Hij biedt dan ook meer materiaal aan. Pas als het kind een groter stuk van de wereld bestrijkt, kan een begin worden gemaakt met het aanleren van gewenst gedrag. Zo leerde Susanne het in deze fase af op haar tenen te lopen. Van Soest trok haar daartoe stijve, hoge schoenen aan waarop ze elke dag een stuk moest wandelen.

Na deze experimenten werkte Van Soest zijn methode uit. In zijn proefschrift beschrijft hij de behandeling van zeven laag functionerende, niet sprekende autisten die sinds 1982 in zijn praktijk kwamen. Alle zeven zijn zij nu in staat zich te uiten in twee- en drie-woordzinnen. Zij zijn, zegt Van Soest, nu „rijp voor opvoeding en ontwikkeling door ouders en leerkrachten. Ik krijg ze nu in vier- tot vijfhonderd uur aan het praten. Destijds werd mijn methode uitgelegd als een keiharde. Maar dat is helemaal niet waar. De ouders zijn er altijd bij. Er waren zelfs ouders die zo blij waren dat ik hun kind aan de praat had gekregen, dat ze 45 kilometer te voet aflegden naar Kevelaar, om Maria te bedanken.”

In Engagement van november 1982 haalt de ontwikkelingspsycholoog (inmiddels dr.) H. Baartman van de VU de Amerikaanse deskundige Rutter aan: „The cure is not the cause.” Dat wil zeggen: uit het feit dat een bepaalde geneesmethode of hulpmethode werkt, kan men niet automatisch afleiden wat de oorzaak is. (…) Het is zeer wel mogelijk dat Van Soest effect heeft met wat hij doet, maar dat rechtvaardigt op zich nog niet zijn theorie van de foutieve zintuigenhiërarchie!”

Bij de NVA, de belangenvereniging van ouders en deskundigen, is men niet enthousiast over de werkwijze van Van Soest. C. Hellingman zegt dat de NVA klachten bereiken van ouders die met hun kind naar de praktijk van Van Soest in Kleef gingen. Het zijn er „geen tientallen”, maar de berichten zijn volgens haar overwegend negatief, vooral omdat de behandeling veel tijd vergt en dus duur is.

De behandeling van de psycholoog wordt niet betaald door het ziekenfonds. „Terwijl bij de gevestigde autisme-teams de ervaringen voor 98 procent positief zijn. De enkele klacht betreft daar nu juist het gebrek aan tijd”, aldus Hellingman. De houding van de NVA is dan ook samen te vatten als: met zo’n zak vol tijd en geld zouden wij ook wel raad weten.

Van Soest heeft jaren gestreden voor erkenning, en zich over het gebrek daaraan herhaaldelijk verbitterd uitgelaten. In Engagement van november 1982 schrijft hij: „Ondanks herhaaldelijk verzoek van Van Soest om naar zijn resultaten te komen kijken en tot een gesprek te komen, geeft het ministerie niet thuis. Koelbloedig verlangt het ministerie dat Van Soest zijn behandelingsmethode door een objectief onderzoek laat analyseren. Wie zou daar nu bij gebaat zijn? Alsof je van het papier de praktijk kunt beoordelen.”

Van Soest nu: „Ouders hebben aan theorieën niets. Die vragen: kun je mijn kind helpen? Je kunt heel veel weten, maar zelf met de bal spelen is een heel andere aangelegenheid”’.

Met zijn dissertatie doet Van Soest een concessie aan „het papier”, maar door te promoveren heeft hij tegelijk zijn gram gehaald. „Ik vind het een hele eer dat ik na zoveel jaren eindelijk die wetenschappelijke erkenning heb gekregen.” 

.

Ontwikkelingsbelemmeringen: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3384-3182

.

.

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.