VRIJESCHOOL – Niet-Nederlandse talen – Duits – leerplan klas 1 – 8

.

Onderstaand artikel is een vertaling van een leerplanconcept voor de klassen 1 t/m 8.

Het vertoont (uiteraard) veel overeenkomst met wat op deze blog al aan voorbeelden* van klassenleerstof is gegeven.

Waar ‘vreemde taal’ staat, heb ik dat vertaald met ‘niet-Nederlandse taal’.

Een van de belangrijkste doelen bij het leren van een niet-Nederlandse taal is het ontwikkelen van een positieve houding ten opzichte van andere culturen. Via verschillende talen kun je de wereld op verschillende manieren bekijken. Ze bieden een nieuw perspectief op iemands eigen cultuur en taal door ons de wereld op een meer gedifferentieerde manier te laten zien.
Het Waldorfonderwijs behandelt taal zelf als een op zichzelf staand wezen, als iets universeels en diepmenselijk, gefilterd, zou je kunnen zeggen, door de overeenkomstige nationale ziel.
Elke niet-Nederlandse taal die we leren biedt een nieuwe benadering van wat menselijk is.
Het leren van een niet-Nederlandse taal vergroot je begrip van de wereld en tegelijkertijd je mogelijkheden van individuele expressie.
Wanneer je intensief met taal werkt, worden je emotionele verbindingen met de wereld om je heen geharmoniseerd en uitgebreid. We worden niet alleen beter
in ons uit te drukken, we hebben ook meer te zeggen.
Uit modern onderzoek is gebleken dat het leren van een andere taal vergelijkbaar is met het leren van de moedertaal.
Heeft het kind geleerd zich te oriënteren in de taal van de ouders door middel van imitatie van rolmodellen en door gezonde aanmoediging, kan het ook een
tweede taal, andere talen op een vergelijkbare manier leren.
In de kindertijd bevinden zich de spraakorganen nog in een ongevormde, plastische staat.
Uit ervaring blijkt dat na de leeftijd van 12 jaar de unieke en karakteristieke klanken van een niet-Nederlandse taal zelden nauwkeurig kunnen worden uitgesproken.
Een goede uitspraak, een gevoel voor intonatie en melodie van een taal kunnen alleen worden bereikt als de spraakorganen van het kind nog kneedbaar zijn. Om deze reden begint het Waldorfonderwijs met het aanleren van twee niet-Nederlandse talen** vanaf de leeftijd van 6 jaar.
Nieuw onderzoek heeft bevestigd dat er een verband bestaat tussen beweging, gebaren en taal enerzijds en de mobiliteit van het denken anderzijds.
De methode van het Waldorfonderwijs houdt hier rekening mee door bewust gebruik te maken van beweging en gebaar.

**dat verschilt in Nederland per vrijeschool en per klas. De oorspronkelijke opzet was: Engels en Duits vanaf klas 1, Frans v.a. klas 3.

Klas 1

Verhalende liedjes (Dornröschen, Hänschen Klein , etc.)
Versjes en liedjes met activiteiten (Zeigt her eure Füßchen)
Vingerspelletjes
Reageren op eenvoudige instructies
Hoofdtelwoorden
Lichaamsdelen
Dagelijkse activiteiten (wassen, aankleden, eten)
Kleuren
Voorzetsels
Kleine, simpele gesprekken (wat is je naam, waar woon je, vragen en antwoorden)
Spelletjes om woordenschat en grammaticale structuren te herhalen (heb je…? is het…?)

Te bereiken doelen

Tegen het einde van het eerste leerjaar moet de actieve woordenschat van de kinderen het volgende bevatten:
• de belangrijkste kleuren
• de belangrijkste voorwerpen in het klaslokaal
• lichaamsdelen
• dagen van de week en seizoenen
• getallen tot en met 20
Ze moeten kunnen reageren op eenvoudige opdrachten en vragen en hierop antwoord kunnen geven.

2e klas

De activiteiten van de eerste klas worden uitgebreid en vergroot: gedichten, volksliederen,
Woordenschat zoals objecten in het klaslokaal
De rangtelwoorden worden aan de hoofdtelwoorden toegevoegd
De maanden van het jaar
Woordenschat met betrekking tot de natuur, bergen, rivieren, bomen, bloemen, etc.
Kledingstukken (bijv. Hampelmann-Lied)
Dagelijkse routinehandelingen (ik kleed me aan, ik was mezelf)
Eenvoudige verhalen en het spelen van de verhalen
Iets over jezelf kunnen vertellen (verjaardag, leeftijd, familie)
Vormen van “zijn” en “hebben” in de zin (ik ben de koning, jij bent de koningin, hij is de Prins – Ik heb een broer)

Te bereiken doelen

Aan het einde van klas 2 moeten kinderen het volgende kennen en kunnen:
• de namen van de maanden
• een reeks natuurbegrippen
• de hoofdtelwoorden tot 100
• de rangtelwoorden tot en met 10
• eenvoudige vragen over zichzelf beantwoorden (hoe oud ben je, waar woon je,
heb je een zus, een broer, hoe oud zijn ze, hoe heet je moeder..)
• gebruik eenvoudige structuren zoals: het is, jij hebt, ik zou graag
• een eenvoudig verhaal begrijpen
• naar dingen in de omgeving wijzen en ze benoemen

3e klas

Uitbreiding van het kunnen communiceren
Getallen, kleuren, plaatsen (stad, dorp, land, stad)
Vervoermiddelen en kleding, tijd
Complexere opdrachten
Eten en drinken
Gezegden en eenvoudige verhalen
Kleine scènes en toneelstukken, individuele rollen
Wat zie je op dit plaatje
Werkwoordsvormen en tijdsaspecten in zinsstructuren met onderwerp en object
Gedichten en rijmpjes om grammaticale structuren te oefenen
De belangrijkste voorzetsels

Te bereiken doelen
Er zou meer bewustzijn moeten komen in het gebruik van taal.
De kinderen moeten bekend zijn met de basiswoordenschat uit de volgende gebieden
• Maaltijden, kleding, meubilair
• Vervoermiddelen, plaatsen, richtingen
• Tijd
• Tijden van de dag

Ze zouden in staat moeten zijn
• de verschillende geslachten te herkennen
• actief en individueel deelnemen aan mondelinge lessen
• een verhaal kunnen voortzetten met de volgende zin
• de belangrijkste vraagwoorden herkennen
• Structuren vrijer en onafhankelijker toepassen
• gebruik ruimtelijke voorzetsels
• herkennen van persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden

Doelen en taken van de eerste tot en met de derde klas

Het doel van het niet-Nederlandse talenonderwijs in deze klassen is om een ​​uitgebreide, mondelinge woordenschat op te bouwen en de kinderen kennis te laten maken met de karakteristieke klanken, accenten en ritmes van de taal. Het is vooral op deze leeftijd belangrijk om aandacht te hebben, om te oefenen met luisteren.
De kinderen maken bovendien kennis met allerlei andere aspecten van de buitenlandse cultuur, zoals traditionele folklore, gebruiken, poëzie, muziek en zelfs typische gerechten.
Het uitgebreide taalmateriaal wordt mondeling geleerd in de eerste drie klassen en dit vormt de basis voor de introductie van lezen en schrijven en een systematisch begrip van de toepassing van grammatica in de vierde klas – op 10-jarige leeftijd.

Methodiek voor eerste tot derde klas

In de eerste drie jaren werkt de leerkracht intensief met het element van nadoen.
De kinderen krijgen voornamelijk mondeling les, zonder te leren lezen en schrijven. Dit sluit tekenen en het kijken naar afbeeldingen niet uit.
De kinderen moeten steeds beter leren begrijpen en zich leren uitdrukken.
Een belangrijk element is de begeleiding van taal door gebaren, en ook in toneelstukken, spelletjes en veel praktische activiteiten speelt het gebaar een
grote rol.
Ook van groot belang op deze leeftijd zijn de spelletjes in de niet-Nederlandse taal, die in het begin ritmisch en gestructureerd worden aangeleerd. Ook dit versterkt op natuurlijke wijze het geheugen van het kind. Om deze reden worden liederen, gedichten, spreekwoorden, telrijmpjes, zelfs dagen van de week en andere woordenschat zoals lichaamsdelen of dagelijkse activiteiten in eerste instantie onthouden door ritmische herhaling.
Op deze leeftijd is leren vooral een groepsactiviteit. Herhaling en bezien van wat geleerd is, wordt voornamelijk in groepsverband uitgevoerd.
Bij spelletjes en activiteiten met veel verschillende situaties krijgen de kinderen echter ruimschoots de gelegenheid om zich de andere taal zelfstandig eigen te maken.
Het begrijpen van de inhoud vindt op een artistieke manier plaats, door gevoel en in specifieke contexten, bijvoorbeeld in seizoensgedichten of in een spel. Waar mogelijk moet de woordenschat bestaan ​​uit betekenisvolle zinnen met variaties die bijvoorbeeld betrekking hebben op tijd, plaats en mensen. Vraag- en antwoordstructuren worden als bij elkaar horend aangeleerd. Zeer eenvoudige alledaagse woordenschat is vanzelfsprekend te begrijpen. Het is niet nodig om de woordenschat in dit stadium te vertalen, zolang de kinderen in staat zijn om
zich zeker voelen in de context van het onderwerp. Met uitzondering van een paar aanwijzingen blijft de leerkracht de hele les in de andere taal spreken.
Zoals de moedertaal het beste onderwezen wordt door een sterke identificatie met mensen die belangrijk zijn voor het kind, zoals ouders of broers en zussen, vraagt het leren van een andere taal ook een sterke verbinding met de persoonlijkheid van de leraar.
Voor het kleine kind vertegenwoordigt de leerkracht beide: de taal en de cultuur. Wanneer de leraar een taal aanleert die niet zijn of haar moedertaal is, moet er speciale aandacht worden besteed aan het tot stand brengen van deze identificatie.

4e klas

Het schrijven en lezen van verzen, gedichten, liederen, etc. die in voorgaande jaren zijn geleerd
Alfabet, spelling, korte dictaten
Tegenwoordige tijdsvormen van veelvoorkomende werkwoorden met persoonlijke voornaamwoorden (andere tijden kunnen worden waargenomen in de context van het lezen van teksten)
Woordsoorten, zelfstandige naamwoorden met lidwoorden, enkelvoud en meervoud en de bijbehorende gangbare bijvoeglijke naamwoorden
Voorzetsels (in, op, onder, voor, achter, tussen)
Eenvoudige zinsstructuren (onderwerp – lijdend voorwerp)
Enkelvoud en meervoud van de zelfstandige naamwoorden met de bijbehorende vervoegingsvorm van het werkwoord (das Kind singt ein Lied, die Kinder singen Lieder)
Vraagwoorden en hun gebruik
Beschrijving van dieren, weer, huishoudelijke voorwerpen, enz.

Te bereiken doelen

Aan het einde van het schooljaar moeten de kinderen beheersen
• Het alfabet
•Spellen van hun naam en enkele veelvoorkomende woorden
• Foutloos lezen van geoefende woorden en zinnen
• Eenvoudige beschrijvingen uitvoeren
• De drie basisdelen van de taal herkennen (zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord)
• Het toepassen van de tegenwoordige tijdvormen van veelvoorkomende werkwoorden
• Het herkennen van het geslacht en de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden
• Zelfstandig vormen van eenvoudige zinnen

Opdrachten en doelen

Rond de leeftijd van tien jaar bereiken kinderen een nieuw niveau van zelfbewustzijn,
Ze moeten veel van wat ze klassikaal hebben geleerd, individualiseren.
Er wordt begonnen met schrijven als een bewust en meer individueel opschrijven van wat in het collectieve geheugen is verzameld.
Schrijven in de niet-Nederlandse taal wordt geïntroduceerd met behulp van het uit het hoofd geleerde materiaal uit de eerste drie klassen. De kinderen leren de woordenschat die ze al kennen, herkennen. Vóór ze gedrukte lectuur gaan lezen, lezen ze wat ze zelf geschreven hebben.

In het vierde leerjaar worden de basiszinsstructuren aangeleerd. Er wordt geoefend met zelfstandige naamwoorden en eenvoudige werkwoordsvormen. Voorbeeldzinnen zijn afkomstig uit de bekende dialogen uit eerdere lessen.
Het liederen en gedichten, eenvoudige dialogen en woordspelletjes vormen een fundamenteel onderdeel van de lessen.

Methode

Hoewel nadoen en herhaling nog steeds een belangrijke rol spelen, moeten de kinderen beginnen de principes van de orthografie te herkennen, d.w.z. vervoegingen (achtervoegsels, meervoudsuitgangen, enz.)
In de vierde klas worden de kinderen zoals te doen gebruikelijk met het werken in het periodeschrift*vertrouwd gemaakt dat nauw aansluit bij de werkwijze in het hoofdonderwijs.
Deze handgeschreven boekjes zijn vergelijkbaar met lesboeken.
Ten eerste, een periodeschrift voldoet voor eenvoudige schrijfoefeningen. Later is het handig om een ​​er een te hebben voor gedichten, voor woordenschat en grammatica.
Woordenschatlijsten kunnen bestaan ​​uit woordvelden (trefwoorden die belangrijk zijn voor een specifiek onderwerp, zoals lichaamsdelen, klaslokaal, seizoenen, kleuren, eenvoudig opdrachten en vragen). Deze lijsten moeten eentalig zijn en kunnen geïllustreerd worden.
In dit stadium is het niet nodig om letterlijk te vertalen.
Wanneer mogelijk moeten ze zelfstandige naamwoorden gebruiken in
hele zinnen met de bijbehorende werkwoordsvormen en bijvoeglijke naamwoorden.
Nadat je complete zinnen hebt geschreven, kan het nuttig zijn om zelfstandige naamwoorden of werkwoorden te onderstrepen met een opvallende kleur.
Het opschrijven van een woordenschat is het einde van een lang proces van mondeling leren.
Een effectieve manier om de woordenschat te oefenen is om bekende woorden samen te vatten in een eenvoudig verhaal. De kinderen kunnen twee of drie zinnen naschrijven die de basis vormen voor zo’n verhaal. De tekst moet zoveel mogelijk herhalingen bevatten.

Naast het overschrijven van het bord kunnen ook schriftelijke oefeningen uit een eenvoudige dictee bestaan (twee zinnen kunnen uit het hoofd geleerd en opgeschreven worden). De kinderen moeten aan het begin toegang hebben tot de originele tekst. Alleen als de woordenschat echt grondig geoefend is, is het zinvol om een ​​”blind” dictee te laten schrijven.
Situatiespellen, toneelstukjes, raadspelletjes, etc. blijven belangrijke onderdelen van de lesstof.

5e klas

Doelen en taken

Op deze leeftijd (elf jaar) hebben kinderen een sterk ritmisch geheugen. Ze houden ervan om lange gedichten te reciteren en kunnen complexe canons zingen. Voortbouwend op de eenvoudige structuren die ze in klas 4 hebben geleerd, verdiepen ze hun begrip van de grammatica.
De woordenschat moet bewust worden geleerd en geoefend.
Er kan een eerste gedrukt leesboek worden geïntroduceerd.

Methode

Spraakoefeningen, dialogen in vraag- en antwoordvorm en veel verschillende gedichten die uit het hoofd gereciteerd en door herhaling geleerd worden, zijn essentiële middelen om een ​​duidelijke uitspraak en melodieuze zinnen te cultiveren, evenals een idiomatische woordenschat uit te breiden. De inhoud van dergelijke gedichten (over de seizoenen, het verhaal, enz.) hoeft niet in detail te worden toegelicht; beeldende, vereenvoudigde toelichtingen zijn voldoende.
Naarmate hun woordenschat groeit, moeten kinderen worden aangemoedigd om woorden die ze kennen fantasierijk te gebruiken. Om hun interesse in woorden te stimuleren, moeten kinderen levendige en karakteristieke beschrijvingen van mensen, plaatsen en situaties horen en lezen. Nieuwe woordenschat wordt mondeling geïntroduceerd vóór er iets nieuws in een boek wordt gelezen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook andere onderwerpen een inleiding vereisen.
Gerelateerde begripsvragen moeten eerst mondeling aan de hele klas worden gesteld en door de klas worden beantwoord, vervolgens worden de kinderen individueel aangesproken. Pas dan volgen vragen in schriftelijke vorm. In sommige gevallen kan dit leiden tot huiswerk- en dictee-oefeningen.
Zodra nieuwe grammaticale structuren zijn geïntroduceerd, geoefend en begrepen, kunnen de essentiële regels in een eenvoudige vorm en idealiter in de bewoordingen van de  leerlingen, in de moedertaal in een speciaal daarvoor bestemd schrift** worden geschreven.
Dit schrift met regels moet apart worden bewaard en kan worden gebruikt vanaf klas 5 vijf tot en met klas 8.
De beste manier voor een vijfde klas om betrokken te raken, is door een toneelstuk te repeteren.

Lesinhoud

• Liedjes, gedichten, spelletjes en toneelstukken, leesoefeningen
• Vragen over de tekst, zowel mondeling als schriftelijk
• Sterke werkwoorden en tijden
• Verbuiging (nominatief, datief, accusatief)
• Voorzetsels, bijwoorden en bijwoordelijke bijzinnen (tijd, plaats, manier)
• Syntaxis: ondergeschikte zinnen en positie van modale werkwoorden
• Woordenschattesten en dictaten

Te bereiken doelen

Aan het einde van het schooljaar moeten kinderen in staat zijn om
• eenvoudige vragen over de tekst te beantwoorden
• kleine delen van een verhaal vrij vertellen
• Het uitdrukken van heden, verleden en toekomst met geleerde werkwoorden
• Syntaxisverschillen tussen moedertaal en andere taal herkennen
• de positie van het bijwoord kennen

6e klas

Doelen en taken

In het zesde leerjaar begint de overgang naar de puberteit. De intellectuele vermogens van de jongeren moeten gevoelig gemaakt worden voor de conceptuele structuren van taal. Je moet leren hoe je bewust een woordenschat leert.

Methoden

Het is zinvol voor de leerlingen van deze leeftijd om werkwoordvervoegingen, de verbuiging van zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en het gebruik van technische termen zoals nominatief, datief enz. te leren. Met andere woorden, ordening is een belangrijk punt in de zesde klas!
Op taalkundig gebied zijn dramatische, heroïsche en lyrische poëzie en veel
humor de essentiële aspecten.
Een hoofdonderwerp in de zesde klas is de aardrijkskundeperiode, samen met andere kenmerkende lesinhoud van het hoofdonderwijs.
De 6e klas biedt de behandeling van teksten over historische en mythologische figuren.
Zodra een bevredigende basis is gelegd op het gebied van grammatica en woordenschat, kunnen de leerlingen worden aangemoedigd om zich vrijer uit te drukken in de andere taal. De mogelijkheden voor schriftelijke oefeningen omvatten het schrijven van brieven, eenvoudige beschrijvingen, dagboekfragmenten of samenvattingen van verhalen.
Op deze leeftijd moet de leerkracht omgaan met heel verschillende individuele mogelijkheden van de kinderen. Oefeningen moeten op een gedifferentieerde manier worden gegeven, zodat aan de leervereisten kan worden voldaan. Dit betekent echter niet dat een klas in prestatiegroepen moet worden verdeeld. Echter, leerlingen die op dit moment nieuw zijn toegelaten tot de klas en die geen voorkennis hebben in een of andere taal, worden apart onderwezen totdat
he realistisch lijkt om ze te integreren in het normale onderwijs.

Lesinhoud

• Liedjes, gedichten, met een zo sterk mogelijk ritme
• Verhalen lezen
• Vragen en antwoorden over de tekst, ook in vrij gesprek
• Beginnen met een grammaticaschrift
• Herhaling van de tot nu toe behandelde grammaticale onderwerpen
*Nieuw in de grammatica: actief en passief

Doelen

Aan het einde van het schooljaar moeten leerlingen in staat zijn om:
• vrijer over zichzelf en hun omgeving praten
• vrijuit spreken over een onderwerp dat in de klas is behandeld
• grammaticale verschijnselen herkennen en deze met voorbeelden illustreren
• de gebruikte grammaticale terminologie begrijpen

7e en 8e klas

Doelen en taken

De methode voor de zevende en achtste klas is nauw verbonden met de beschrijvingen voor de zesde klas.
Nu ligt de nadruk sterk op culturele, geografische, historische en actuele onderwerpen.
Door literatuur te lezen en door eigen werkprojecten (groep 8),
kan de stof bij leerlingen worden geïntroduceerd via bijvoorbeeld biografisch werk.
Het is ook belangrijk om de eigenaardigheden van de spreektaal te begrijpen
en er moet voldoende tijd in de lessen zijn om de taal te oefenen door
dialogen.
Leerlinguitwisseling en penvriendschappen moeten worden ondersteund.
Gedurende deze tijd moet een tweetalig woordenboek worden geïntroduceerd en de leerlingen moeten beginnen met eenvoudige vertalingen.

Lesstof

• Biografieën, gekoppeld aan de inhoud van de periodestof, bijvoorbeeld ontdekkingsreizigers, uitvinders, natuurwetenschappers, enz.
• Historische en culturele onderwerpen uit het leven van vandaag,
*Fragmenten uit de literatuur
• Directe en indirecte rede
• Herhaling van de verbuiging
• Verbale zelfstandige naamwoorden
• Voorzetsels met datief en accusatief
• Eenvoudige ondergeschikte zinsstructuren
• Vergelijking van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
• Voornaamwoorden

Doelen

Aan het einde van deze schooljaren moeten leerlingen:
• de toepassing van de naamvallen begrijpen
• weten welke voorzetsels bij welke naamvallen horen
• in staat zijn om eigen korte essays met redelijke nauwkeurigheid te schrijven
• een overzicht hebben gekregen van zinsstructuren
• in staat zijn om zichzelf in alledaagse situaties duidelijk uit te drukken in eenvoudige zinnen (sociale uitwisseling, de weg vragen, iets over jezelf vertellen, enz.)

*ik ben groot voorstander van het werken in ringmappen A5.
Hier worden bv. meerdere schriften gebruikt. In een ordner kan alles bij elkaar.
En de inhoud is tijdens alle jaren per onderwerp aan te vullen waarbij de opgeschreven stof niet verloren gaat.

.

*Niet-Nederlandse talen: alle artikelen

Nederlands: alle artikelen

Leerplan: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3371-3170

.

.

.

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.