VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over sprookjes, mythen, sagen en legenden (GA 57)

.

Zie de inleiding bij dit onderwerp.
Ik eindigde daar met:

En dat is, volgens Steiner, de inhoud van sprookjes, mythen en sagen: beelden die staan voor ‘grote waarheden’ die op een abstract niveau in ‘die tijd toen’ niet waren mee te delen.

Als kind woonde ik in een dorp, vlakbij de kerk waaromheen een gracht lag. Omdat ik daar iedere morgen langs moest, waarschuwde mijn moeder me om niet te dicht bij de rand te komen. Ik kon nog niet zwemmen en er stond genoeg water in om erin te kunnen verdrinken.
‘Als je erin valt, val je naar de diepte en het is zo diep dat je altijd blijft vallen.’
Ik geloofde mijn moeder onvoorwaardelijk en het feit dat je altijd bleef vallen, boezemde mij voldoende angst in dat ik wel uitkeek dat ik niet in die gracht terechtkwam.
Ik werd wat ouder en toen ik op een dag eens goed in het water keek, kon ik de bodem zien. Plotseling wist ik; ‘Altijd blijven vallen, dat kan helemaal niet!’

Ik hoefde voor dit inzicht niets te doen, het was er op een bepaald ogenblik. Ik was ouder geworden en veranderd, niet alleen fysiek, maar ook in mijn belevingen en in het begrijpen.

Door zo’n voorval kan ik makkelijk meevoelen met de idee van Rudolf Steiner dat ‘de ontwikkeling van de mens, een ontwikkeling van zijn bewustzijn is.’
En dat geldt voor ieder mens individueel, maar ook voor de individuen die in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats een soortgelijke ontwikkeling a.h.w. als groep doormaken. Groep in de zin van ‘stam’ of ‘ras’ of ‘volk’.

En ook in deze tijd speelt zo’n ontwikkeling zich af. 
Met grote onderlinge verschillen, er bestaat in de wereld wat dat betreft geen ‘gelijktijdigheid’.

Als we de idee van Steiner vasthouden dat geschiedenis een verslag is van de bewustzijnsverandering van mens en mensheid, kunnen we daarmee meer begrip krijgen voor het sprookje, de sage, de mythe, legende en het geloof.

GA 57 

Wo und wie findet man den Geist?

Waar en hoe vind je de geest?

Voordracht 5, Berlijn 14 november 1908

Bibel und Weisheit II

Bijbel en wijsheid ll

Blz. 126

Blicken wir ein wenig zurück in der Entwicklung des menschlichen Bewußtseins. Das Wort Entwicklung braucht man heute sehr häufig, aber so durchgreifend, so intensiv wie die Geisteswissenschaft Ernst macht mit dem Worte Entwicklung, so ist es bei keiner anderen Wissenschaft der Fall. Dieses menschliche Bewußtsein, wie es heute ist, hat sich aus anderen Bewußtseinsformen entwickelt. Wenn wir weit, weit zurückgehen in der Herkunft des Menschen, nicht im Sinne materialistischer Wissenschaft, sondern so, wie ich es vorgestern entwickelt habe, dann finden wir, daß das Menschen-Bewußtsein immer mehr als ein anderes erscheint, je weiter wir zurückgehen. Dieses Bewußtsein, welches die verschiedenen Verstandesbegriffe, die äußeren Sinneswahrnehmungen in
der bekannten Art verknüpft, das ist erst entstanden, wenn auch in urferner Vergangenheit, aber es ist erst entstanden. Wir können in jener Zeit einen Zustand des Bewußtseins finden, der ganz anders war als heute, weil besonders das Gedächtnis ganz anders war. Das, was der Mensch heute als Gedächtnis hat, ist nur ein herunterge­kommener Rest einer alten Seelenkraft, die in ganz anderer Weise vorhanden war. In alten Zeiten, als der Mensch noch nicht die kombinierende Kraft seines heutigen Verstandes hatte, als er noch nicht imstande war, zu rechnen und zu zählen im heutigen Sinne, als er noch nicht seine Verstandeslogik ausgebildet hatte, da hatte er dafür eine andere Kraft der Seele: er hatte ein universelles Gedächtnis aus­gebildet. Dieses mußte abnehmen, mußte zurücktreten, damit auf seine Kosten unser heutiger Verstand zu seiner Entwicklung kommen konnte. So ist überhaupt der Gang der Entwicklung, daß eine Kraft in den Hintergrund tritt, damit die andere auftauchen kann. Das Gedächtnis ist eine abnehmende Kraft, der Verstand und die Vernunft sind zunehmende Seelenkräfte.

Laten we eens terugkijken naar de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn. Het woord ontwikkeling wordt tegenwoordig heel vaak gebruikt, maar geen enkele andere wetenschap is zo serieus en zo intensief als de geesteswetenschap het woord ontwikkeling serieus neemt. Dit menselijke bewustzijn zoals het nu is, heeft zich ontwikkeld uit andere vormen van bewustzijn. Als we ver, heel ver teruggaan naar de oorsprong van de mens, niet in de zin van de materialistische wetenschap, ( ) dan ontdekken we dat het menselijk bewustzijn zich steeds anders voordoet naarmate we verder teruggaan.
Ons bewustzijn, dat de verschillende intellectuele begrippen, de uiterlijke zintuiglijke waarnemingen op de bekende manier met elkaar verbindt, is ontstaan, ook al is dit in een ver verleden, het is ontstaan.
In die tijd vinden we een staat van bewustzijn die heel anders was dan vandaag, omdat vooral het geheugen heel anders was. Wat de mens vandaag als geheugen heeft, is slechts een verkommerd overblijfsel van een oude zielskracht die op een heel andere manier aanwezig was. In de oudheid, toen de mens nog niet het combinerend vermogen had van zijn huidige intellect, toen hij nog niet kon rekenen en tellen in de moderne zin van het woord, toen hij zijn intellectuele logica nog niet had ontwikkeld, had hij in plaats daarvan een andere kracht van de ziel: hij had een universeel geheugen ontwikkeld. Dit moest afnemen, moest plaats maken, zodat ons hedendaagse intellect ten koste van dit geheugen tot ontwikkeling kon komen.
Dat is het verloop van ontwikkeling in het algemeen, dat het ene vermogen naar de achtergrond verdwijnt zodat het andere naar voren kan komen. Geheugen is een afnemend vermogen, begrip en rede zijn toenemende vermogens van de ziel.
GA 57/126-127
Niet vertaald 

Van dit ‘algemene’ gaat Steiner dan in de 17e voordracht over naar iets wat hij met name noemt:

Voordracht 17, Berlijn 1 mei 1909

Alteuropäisches Hellsehen

Oud-Europese helderziendheid

Blz. 411

Wenn wir zurückblicken, namentlich in der Entwicklung der europäischen Völker, so finden wir überall mehr oder weniger das alte Bilderbewußtsein, das die Welt anschaut, wie sie innerlich ist, wie sie ihrer geistig-seelischen Wesenheit nach ist. Aber das Ich-Bewußtsein ist noch ganz unentwickelt. Und was ist denn geblieben von dem, was die Alten gesehen und erzählt haben, die noch nicht das vollständige Ich-Bewußtsein hatten? Wir können sehen, daß ein Übergang vorhanden war vom alten Bilderbewußtsein zum Gegenstandsbewußtsein. Oh, es ist ein gutes, schönes Erbstück davon vorhanden: das sind die Mythen und Sagen, der gesamte Inhalt der Mythologien. Was die Mythologien enthalten, das wird heute vielfach als Volksdichtung hingestellt. Da werden Wolken als Schafherden angesehen, oder Blitz und Donner in irgendeiner Weise umgedeutet. Es gibt vielleicht keine willkürlichere «Dichtung», als diese Ausdeutung der alten Mythen und Sagen. Alles dasjenige, was heute geblieben ist in Mythen und Sagen, entstammt altem Hellsehen. Das, was erlebt wurde im Unterbewußtsein, das ist erzählt worden, und diese Erzählungen sind die Sagen und Mythen und auch die Märchen. Alle Sagen und Mythen sind erlebt, nicht erdichtet, aber auch nicht im heutigen Gegenstandsbewußtsein erlebt, sondern im alten dämmerhaften Bewußtsein. Und wir können gleichsam tief hineinschauen in das Wirken dieses dämmerhaften Bewußtseins, wenn wir uns an etwas Großes in den religiösen Schriften erinnern.

Als we terugkijken, vooral in de ontwikkeling van de Europese volkeren, vinden we overal min of meer het oude beeldbewustzijn, dat naar de wereld kijkt zoals die innerlijk is, zoals die is volgens zijn spirituele-zielessentie.
Maar het Ik-bewustzijn is nog behoorlijk onontwikkeld. En wat is er overgebleven van wat de ouden zagen en vertelden, die nog niet het volledige ik-bewustzijn hadden? We kunnen zien dat er een overgang was van het oude beeldbewustzijn naar het objectbewustzijn.
Wel, er is een goede, mooie erfenis hiervan: dit zijn de mythen en legenden, de hele inhoud van de mythologieën. Wat de mythologieën bevatten wordt vandaag vaak voorgesteld als volkspoëzie. Wolken worden gezien als kuddes schapen, of donder en bliksem worden op de een of andere manier geherinterpreteerd. Er bestaat misschien geen willekeuriger “poëzie” dan deze interpretatie van de oude mythen en legenden.

Alles wat vandaag de dag overblijft in mythen en legenden komt voort uit oude helderziendheid. Dat wat in het onderbewuste werd ervaren is verteld, en deze verhalen zijn de legenden en mythen en ook de sprookjes. Alle legenden en mythen zijn ervaren, niet verzonnen, maar ook niet ervaren in het objectbewustzijn van vandaag, maar in het oude schemerbewustzijn. En we kunnen als het ware diep in de werking van dit schemerbewustzijn kijken als we naar iets groots opkijken in de religieuze geschriften.
GA 57/411-412
Niet vertaald

Blz. 414

(  ) des alten hellseherischen Bewußtseins, des Bilderbewußtseins, das Mythen und Sagen schafft.

( ) van het oude helderziende bewustzijn, het beeldbewustzijn, dat mythen en sagen creëert.

GA 57/414
Niet vertaald

Blz. 417/418

Wir haben an einzelnen Beispielen gesehen, wie sich in der wunderbaren Sagenwelt nichts anderes ausdrückt als der Gegenstand der Entwicklung des Bewußtseins. Von dem alten Bilderbewußtsein eroberte sich die Menschheit ihr gegenwärtiges helles Tagesbewußtsein, das dem Menschen das Selbstbewußtsein gebracht hat. Und während er früher nicht in sich hineinschauen konnte, nicht ein Selbst dort fand, so fand er, wenn er hinausschaute, überall geistige Wesen, in der Quelle, in der Luft, im Baum — alles war von geistigen Wesen belebt. Wenn er mit seinem dämmerhaften Bewußtsein hinausblickte und sah die Luft, so wußte er, daß sie die Verkörperung desjenigen Gottes war, der sein Inneres gestaltete. Drang die Luft in ihn ein, so wußte er: das bewegt mein Ich. — Brauste der Wind, der sonst von ihm eingeatmet wurde, draußen in kalten, stürmischen Winternächten über die Erde, dann wußte er, daß in dem Sturmesbrausen Wotan einherfährt. So könnten wir alle Mythen und Sagen durchgehen. Wir würden wohl Umgestaltungen durch Dichtungen finden, aber alle führen zurück auf altes hellseherisches Bewußtsein.

We hebben aan de hand van individuele voorbeelden gezien [deze voorbeelden heb ik hier niet weergegeven] hoe de wondere wereld van de legenden niets anders uitdrukt dan het object van de ontwikkeling van het bewustzijn. Vanuit het oude beeldbewustzijn veroverde de mens zijn huidige heldere dagbewustzijn, dat de mens zelfbewustzijn heeft gebracht. En terwijl hij voorheen niet in zichzelf kon kijken, daar geen zelf kon vinden, vond hij toen hij naar buiten keek overal spirituele wezens, in de waterbron, in de lucht, in de boom – alles werd bezield door spirituele wezens. Wanneer hij met zijn schemerig bewustzijn naar buiten keek en de lucht zag, wist hij dat het de belichaming was van de God die zijn innerlijk vorm gaf. Als de lucht tot hem doordrong, wist hij: dit beweegt mijn Ik. – Als de wind, die hij gewoonlijk inademde, op koude, stormachtige winternachten buiten over de aarde bulderde, wist hij dat Wotan in het stormachtige gebrul meereisde. 
We zouden alle mythen en legenden op deze manier kunnen doorlopen. We zouden waarschijnlijk transformaties vinden door poëzie, maar ze leiden allemaal terug naar het oude helderziende bewustzijn.
GA 57/417-418 
Niet vertaald

Voordracht 18, Berlijn 6 mei 1909

                  Die europäischen Mysterien und ihre Eingeweihten

                             De Europose mysteriën en hun ingewijden
Blz. 422

Im letzten Vortrag konnte darauf hingewiesen werden, daß in den alten Zeiten der europäischen Entwicklung bei den verschiedenen Völkern eine Art alten, ursprünglichen Hellsehens vorhanden war, und daß sich das gegenwärtige Bewußtsein erst aus diesem früheren Bewußtseinszustände, aus einem alten, hellseherischen Vermögen heraus entwickelt hat. Es ist darauf hingewiesen worden, wie das, was der alte Hellseher in gewissen Verhältnissen seines Lebens hat wahrnehmen können, einen Niederschlag gefunden hat in den Sagen und Mythen, die von Alpwesen, Elfenwesen, von Zwerg- und Lurenwesen handeln. Diese Sagen und Mythen sind höchst mannigfaltiger Art, und wenn wir Umschau halten könnten nur über das, was an solchen aus alten, hellseherischen Beobachtungen stammenden Mythen und Sagen in Europa sich erhalten hat, so würden zwar gewisse Ähnlichkeiten, gewisse Gleichheiten in allen diesen Überlieferungen vorhanden sein, aber doch auch wieder große Verschiedenheiten, weil das hellseherische Vermögen der einzelnen Menschen sehr verschieden war. Eine viel größere Obereinstimmung ist schon vorhanden in den großen Mythengebilden, in den großen Gebilden der Götter- und Heldensagen. Auch diese Götter- und Heldensagen führen zurück auf hellseherische Fähigkeiten, nur in anderer Art. Nicht auf die Erlebnisse führen sie zurück, die dem Menschen werden konnten durch natürliche hellseherische Begabung, sondern die großen einheitlichen Sagengebilde, die wir als Mythologie zusammenfassen, führen zurück auf jene Erlebnisse, welche die Eingeweihten in den Mysterien gehabt haben.

In de vorige voordracht [zie hierbovenwerd erop gewezen dat in de oude tijden van de Europese ontwikkeling een soort oude, oorspronkelijke helderziendheid aanwezig was onder de verschillende volkeren, en dat het huidige bewustzijn zich alleen heeft ontwikkeld uit deze vroegere staat van bewustzijn, uit een oud, helderziend vermogen. Er is op gewezen hoe, wat de oude helderziende in bepaalde omstandigheden van zijn leven kon waarnemen, tot uitdrukking is gekomen in de legenden en mythen over alfenwezens, elfenwezens, dwergwezens en ‘lore’wezens. [verlokkende wezens, zoals de Lorelei. Op blz. 414 gaat Steiner er nader op in]
Deze legenden en mythen zijn heel divers, en als we alleen al zouden kijken naar welke mythen en legenden die voortkomen uit oude helderziende waarnemingen in Europa bewaard zijn gebleven, dan zouden er bepaalde overeenkomsten zijn, bepaalde gelijkenissen in al deze tradities, maar er zouden ook grote verschillen zijn, omdat de helderziende vermogens van individuele mensen heel verschillend waren. Er is een veel grotere overlap in de grote mythen, in de grote mythen van de legenden van goden en helden. Deze legenden van goden en helden leiden ook terug naar helderziende vermogens, alleen op een andere manier. Ze leiden niet terug naar de ervaringen die de mens zou kunnen krijgen door natuurlijke helderziendheid, maar de grote samenhangende sagencomplexen die we samenvatten als mythologie, leiden terug naar de ervaringen die de ingewijden hadden in de mysteriën.
GA 57/422-423
Niet vertaald

.

Rudolf Steiner over mythen en sagenalle artikelen

Vertelstofalle artikelen

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3294-3101

.

.

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.