.
Wie zich verdiept in het werk van Steiner – of het nu het geschreven werk is of in wat hij met zijn voordrachten bracht – het begrip ‘Ahriman’ komt – meestal in één adem met ‘Lucifer’ – veelvuldig voor.
Op deze blog gaat het om de pedagogische achtergronden van het vrijeschoolonderwijs. En omdat de menskundige achtergronden wortelen in het antroposofisch mensbeeld zou je kunnen verwachten dat ook in de pedagogische voordrachten over Ahriman (en Lucifer) wordt gesproken.
En dat is inderdaad zo: in bepaalde voordrachten roert Steiner het onderwerp aan.
Wat hij daarover zegt, zal op deze blog worden weergegeven.
Voor wie dit onderwerp ( bijna) nieuw is, is dit artikel (1) een inleiding tot meer begrip en in dit artikel (2) is o.a. sprake van ‘kunstmatige intelligentie’,
Als leerkrachten/opvoeders krijgen wij te maken met wat ‘de tijd’ met zich meebrengt.
Nu is ‘de tijd’ maar een heel abstract begrip. Als we echter daarbij aan ‘de tijdgeest’ denken, zoals dat in artikel (2 – zie boven) wordt gedaan, kunnen we in de kunstmatige intelligentie dus een inspiratie zien van de ahrimanische tijdgeest.
Die herkennen, leren kennen en doorzien is een van onze eerste opdrachten.
Op 21 augustus 1919 begint Steiner in Stuttgart met de cursus voor de eerste leerkrachten van de eerste Waldorfschool.
Op 1 augustus 1919 sluit hij een voordrachtenreeks in Dornach af die – wellicht verrassend – al over de Waldorfschool gaat:
Die spirituellen, kulturgeschichtlichen und sozialen Hintergründe der Waldorfschul-Pädagogik
Ook bekend onder de titel: Die Erziehungsfrage als soziale Frage
Opvoeden en onderwijzen als sociale opgave
6 voordrachten in Dornach van 9 t/m 17 augustus 1919
De opmerkingen die ik (in blauw) n.a.v. deze voordracht maak, moet je in samenhang met de totale tekst zien. Daarom is deze als vertaling onder aan het artikel weergegeven. Die zou je eigenlijk eerst moeten lezen.
Het lijkt erop of Steiner hier over het dagelijkse werk in de klas een machtige boog wil spannen, met aan de ene kant het (verre) verleden en aan de andere kant de (verre) toekomst.
In de 5e voordracht komt de intelligentie ter sprake, eveneens in een wijds verband:
Die Metamorphosen der menschlichen Intelligenz. Der Ägypter erfaßte das Kosmische durch seine Intelligenz; der Grieche das Tote. In der Gegenwart hat die Intelligenz die Neigung, sich mit dem Bösen zu verbinden. Verwandlung der Intelligenzkräfte durch das Christus-Mysterium.
De metamorfose van de menselijke intelligentie. De Egyptenaar begreep het kosmische door zijn intelligentie; de Griek de dood. In deze tijd heeft de intelligentie de neiging zich met het kwaad te verbinden. Omwerking van de intelligentiekrachten door het mysterie van Christus.
Door deze overkoepelende blik krijgen we een indruk hoe het met de ontwikkeling van de intelligentie is gegaan. En zoals ‘bewustzijn’ voor Steiner niet het bewustzijn is zoals we daar nu over spreken, maar een bewustzijn dat voortdurend in ontwikkeling is, zo spreekt hij ook over de intelligentie.
Voordracht 5, Dornach 16 augustus 1919
Blz. 85/86 vert. 97/98
Wenn man gegenwärtig von Intelligenz spricht, dann hat man eben eine Seelenkraft im Auge, die man sich in einer bestimmten Weise vorstellt, und von der man nur denkt, daß sie so sein könne und sein müsse, wie man
gewohnt worden ist, sie sich vorzustellen. Nun, es haben Intelligenz, wenn auch Intelligenz von anderer Form, auch gehabt die Menschen früherer Entwicklungsepochen, und will man die Bedeutung der sogenannten Intelligenz für den Menschen der Gegenwart voll kennenlernen, dann muß man schon die
Frage auf werfen: Wie sah die Intelligenz der Menschen früherer
Entwicklungsepochen aus und wie hat sich diese Intelligenz der Menschheit von früheren Zeiten bis in unsere Zeiten herein allmählich verändert?
Wanneer men het tegenwoordig over intelligentie heeft, dan wordt daarmee een innerlijke kracht bedoeld, die men zich op een bepaalde manier voorstelt en waarvan men denkt dat die alleen zo kan en moet zijn, zoals men gewend is zich die voor te stellen.
Maar ook de mensen uit vroegere ontwikkelingsstadia bezaten intelligentie, al was het een andere vorm van intelligentie. Wanneer men de betekenis van wat de moderne mens intelligentie noemt ten volle wil leren kennen, dan moet men de vraag stellen: hoe zag de intelligentie van mensen uit vroegere ontwikkelingstijdperken eruit en hoe is deze intelligentie van de mensheid uit vroegere tijden geleidelijk veranderd?
[ ]wenn man denkt, Intelligenz ist einmal Intelligenz, ist nur auf eine Art möglich; wer unsere Intelligenz hat, ist eben intelligent, wer unsere Intelligenz nicht hat, ist eben unintelligent. Das ist nicht richtig. Die Intelligenz geht Metamorphosen durch, die Intelligenz verwandelt sich.
wanneer men denkt dat intelligentie gewoon intelligentie is en maar in één vorm bestaat; wie onze intelligentie bezit is intelligent, wie onze intelligentie niet bezit is onintelligent. Dat klopt niet. De intelligentie ondergaat metamorfosen, ze verandert.
Steiner schetst dan de intelligentie van de Chaldeeuwse en Egyptische mens, hoe zijn intelligentie kosmisch georiënteerd was. Daarmee a.h.w. het leven, het scheppende leven, begreep. I.t.t. de Griekse mens die met zijn intelligentie de dood ging begrijpen.
Durch das Nachdenken, durch die Intelligenz wußte er, lernte er nur kennen diejenigen Gesetzmäßigkeiten, diejenigen Regeln, welche zugrunde liegen all dem, was auf der Erde dem Tode unterliegt, was stirbt. Will ich das Lebendige verstehen, muß ich schauen – so sagten sich die Plato-Schüler; indem
ich nur nachdenke, begreife ich bloß das Tote.
Hij wist dat hij door het nadenken, door de intelligentie, alleen de wetmatigheden, de regels leerde kennen die ten grondslag liggen aan alles wat op aarde aan de dood onderhevig is, alles wat sterft. Wanneer ik het leven wil begrijpen, zo wisten de leerlingen van Plato, dan moet ik schouwen; wanneer ik nadenk, begrijp ik alleen het dode.
In de Algemene menskunde is dit nader uiteengezet in voordracht 2.
Als we in onze tijd aankomen zegt Steiner over de ontwikkeling van de intelligentie:
Blz. 89 vert. 101
Aber wiederum mit dem Übergänge durch die Mitte des 15. Jahrhunderts verändert sich neuerdings die Intelligenz, und wir stehen im Anfange dieser Veränderung, dieser Umwandlung der Intelligenz.
Unsere Intelligenz geht einen gewissen Weg; heute sind wir noch sehr stark in einer solchen Entwickelung der Intelligenz darinnen, wie sie die Griechen hatten. Wir begreifen durch unsere Intelligenz dasjenige, was dem Tode unterliegt. Aber auch diese Art von Intelligenz, die das Tote begreif t, verwandelt sich. Und in den nächsten Jahrhunderten und Jahrtausenden wird diese Intelligenz etwas anderes, etwas weit weit anderes werden. Sie hat heute schon eine gewisse Anlage, unsere Intelligenz. Wir werden als Menschheit einlaufen in eine Entwickelung der Intelligenz so, daß die Intelligenz wird die Neigung haben, nur das Falsche, den Irrtum, die Täuschung zu begreifen und auszudenken nur das Böse
Met de overgang in het midden van de 15e eeuw verandert de intelligentie opnieuw, en we staan aan het begin van deze verandering, deze metamorfose van de intelligentie. Onze intelligentie gaat een bepaalde weg; tegenwoordig verkeren we nog sterk in een ontwikkeling van de intelligentie zoals de Grieken die hadden. Door onze intelligentie begrijpen wij dat wat aan de dood onderhevig is. Maar ook deze vorm van intelligentie die het dode begrijpt, verandert. In de komende eeuwen en millennia zal deze intelligentie iets totaal anders worden. Onze intelligentie heeft nu al een bepaalde aanleg. De mensheid zal terechtkomen in een ontwikkeling van de intelligentie waarin deze de neiging zal hebben alleen het onware, de dwaling, het bedrog te begrijpen, en alleen het kwade uit te denken.
Die Menschheit ist heute in diesem Übergänge. Wir können sagen: Gerade noch gelingt es den Menschen, wenn sie ihre Intelligenz anstrengen und nicht in sich ganz besonders wilde Instinkte tragen, nach dem Lichte des Guten etwas hinzuschauen. Aber diese menschliche Intelligenz wird immer mehr und mehr die Neigung bekommen, das Böse auszudenken und das Böse dem Menschen einzufügen im Moralischen, das Böse in der Erkenntnis, den Irrtum.
De mensheid verkeert nu nog in deze overgang. Wij zouden kunnen zeggen: het lukt de mens nog net, wanneer hij zijn intelligentie gebruikt en geen buitengewoon wilde instincten in zich heeft, enigszins naar het licht van het goede op te zien. Maar deze menselijke intelligentie zal steeds sterker de neiging vertonen, het kwade uit te denken, het kwade in te voegen in het morele en in het kennen, de dwaling.
Wie alle artikelen over ‘Ahriman en het onderwijs‘ heeft gelezen, voorvoelt al uit deze woorden, dat het over ‘de leugengeest’ gaat.
Blz. 90 vert. 102
Und würde der Mensch nichts anderes ausbilden als seine Intelligenz, dann würde er auf der Erde ein böses Wesen werden. Wir dürfen nicht rechnen, wenn wir mit der Zukunft der Menschheit rechnen und diese Zukunft uns als heilsam denken wollen, wir dürfen nicht rechnen auf die einseitige Ausbildung
der Intelligenz.
Wanneer de mens niets anders zou ontwikkelen dan zijn intelligentie, dan zou hij op aarde een boos wezen worden. Wanneer wij vertrouwen willen hebben in de toekomst van de mensheid en deze toekomst als een vruchtbare toekomst willen zien, dan mogen wij niet vertrouwen op de eenzijdige ontwikkeling van de intelligentie.
Het antwoord op de vraag hoe wij ons kunnen beschermen tegen deze eenzijdige ontwikkeling van de intelligentie is niet makkelijk te begrijpen.
Het antwoord is nl. niet gevonden d.m.v. de intelligentie, maar door het schouwen in de geestelijke wereld, uiteraard door Steiner.
De mensen zouden al veel meer tot het kwaad zijn vervallen als zich niet een gebeurtenis in de wereld had voltrokken, die Steiner veelal het mysterie van Golgotha noemt. Voor hem is die gebeurtenis iets objectiefs:
Aber ein Objektives ist dazu notwendig. Und hier tritt man vor ein tiefes Geheimnis gerade der christlich-esoterischen Entwickelung.
Wäre das Mysterium von Golgatha nicht im Laufe der Erdenentwickelung geschehen, dann wäre es unvermeidlich, daß die Menschen nach und nach durch ihre Intelligenz böse und in den Irrtum verfallende Wesen werden müßten. Sie wissen ja, mit dem Mysterium von Golgatha ist nicht nur eine Lehre, eine Theorie, eine Weltanschauung, eine Religion in die Entwicklung der Menschheit eingeflossen, sondern mit dem Mysterium von Golgatha ist etwas Tatsächliches geschehen.
In dem Menschen Jesus von Nazareth hat gewohnt das außerirdische Wesen, der Christus. Dadurch, daß der Christus in dem Jesus von Nazareth gewohnt hat, der Jesus von Nazareth gestorben ist, ist das Christus-Wesen übergegangen in die irdische Entwicklung, da ist das Christus-Wesen darinnen. Wir müssen uns nur bewußt sein, daß
Maar daarvoor is iets objectiefs noodzakelijk. En daarmee staan we dan voor een diep geheim van de christelijk-esoterische ontwikkeling. Wanneer het Mysterie van Golgotha niet zou hebben plaatsgevonden, dan zou het onvermijdelijk zijn geweest dat de mensen door hun intelligentie langzaam maar zeker tot boze en in dwaling verkerende wezens moesten worden. U weet dat met het Mysterie van Golgotha niet slechts een leer, een theorie, een wereldbeschouwing of een godsdienst in de ontwikkeling van de mensheid binnenstroomde, maar dat met het Mysterie van Golgotha een concrete gebeurtenis plaatsvond. In de mens Jezus van Nazareth leefde het wezen dat niet van de aarde afkomstig was, de Christus. Doordat de Christus in Jezus van Nazareth leefde, en Jezus van Nazareth is gestorven, is het Christus-wezen overgegaan in de aardse ontwikkeling, daarin is het Christus-wezen binnengegaan. Wij moeten ons er echter bewust van zijn dat dit een
Blz. 91 vert. 103
das eine objektive Tatsache ist, daß das eine Tatsache ist, die mit dem, was wir subjektiv erkennen, was wir subjektiv empfinden, als solches nichts zu tun hat. Wir müssen es erkennen um unseres Erkennens willen. Wir müssen es aufnehmen in unser Ethos, um dieses unseres Ethos willen. Aber der Christus ist ausgeflossen in die Menschheitsentwickelung, da ist er seitdem darinnen – was man die Auferstehung nennt – und er ist vor allen Dingen in unseren eigenen Seelenkräften.
Fassen Sie nur einmal diese Tatsache in ihrer ganzen Tiefe auf!
objectief feit is, dat dit een feit is dat met ons subjectieve begrijpen, met ons subjectieve beleven helemaal niets te maken heeft. We moeten het begrijpen, ter wille van ons inzicht. We moeten het opnemen in onze levenshouding, ter wille van onze levenshouding. De Christus is uitgestroomd in de mensheidsontwikkeling, daar bevindt Hij zich sindsdien – dat noemen we de Opstanding – en Hij is bovenal in onze eigen innerlijke kracht. Neemt u dit feit maar eens diep in uw innerlijk op!
Nu houdt Steiner ons voor dat we de schadelijke kant van de boosaardige wordende intelligentie alleen kunnen weerstaan wanneer we Christus in ons leven opnemen.
Blz. 92 vert. 104
Er kann den Funken des Christus in sich selber finden, wenn er sich anstrengt durch sein Leben.
Und in dieser Wiedergeburt, in diesem Finden des ChristusFunkens in sich, in diesem aufrichtigen und ehrlichen Sich-sagenKönnen: «Nicht ich, sondern der Christus in mir», liegt die Möglichkeit, den Intellekt nicht in Täuschung und in das Böse verfallen zu lassen. Und das ist im esoterisch-christlichen Sinne der höhere Begriff der Erlösung.
Hij kan de vonk van de Christus in zichzelf vinden, wanneer hij zich daarvoor inspant. En in deze wedergeboorte, in het vinden van de Christus-vonk in zichzelf, wanneer men oprecht en eerlijk tegen zichzelf kan zeggen: “Niet ik, maar de Christus in mij”, ligt de mogelijkheid het intellect niet in dwaling en in het boze te laten vervallen.
Wir müssen unsere Intelligenz ausbilden, denn wir können ja nicht unintelligent werden; aber wir stehen, indem wir anstreben unsere Intelligenz auszubilden, vor der Versuchung, dem Irrtum und dem Bösen zu verfallen. Wir können der Versuchung, dem Irrtum und dem Bösen zu verfallen, nur entgehen, wenn wir uns aneignen die Empfindung von dem, was das Mysterium von Golgatha in die Menschheitsentwickelung hineingebracht hat.
We moeten onze intelligentie ontwikkelen, want we kunnen niet onintelligent worden. Maar wanneer we ernaar streven onze intelligentie te ontwikkelen, staan we voor de verleiding in dwaling en in het kwade te vervallen. Deze verleiding kunnen we alleen weerstaan wanneer we in onszelf kunnen beleven wat het Mysterie van Golgotha in de mensheidsontwikkeling gebracht heeft.
Es ist schon so, daß der Mensch in dem Christus-Bewußtsein, in dem Vereinigtsein mit dem Christus findet die Möglichkeit, dem Bösen, dem Irrtum zu entrinnen.
Het is namelijk zo, dat de mens in het Christus-bewustzijn, in het verenigd zijn met de Christus, de mogelijkheid vindt om aan het kwade, aan de dwaling te ontkomen.
Vragen die opkomen en waarop ik geen antwoord heb, zijn voor mij bijv.
Kan dit alleen door ‘in Christus te leven’ – hoe leef je dan, wat moet er dan in je plaatsvinden?
Kan het door anderen? Kan het als je atheïst bent, agnost, moslim, boeddhist?
(Over de atheïst en agnost zegt hij in deze voordracht ook iets – zie de totale vertaling onder aan het artikel.)
Is dit dan de enige richting?:
Ganz und gar ahrimanisch würde die Intelligenz der Menschen,
wenn das Christus-Prinzip die Seelen der Menschen nicht durchdränge.
De menselijke intelligentie zal volledig ahrimanisch worden wanneer het Christusprincipe de zielen van de mensen niet zal doordringen.
Nu zouden we dit allemaal nog voor ons persoonlijk leven kunnen laten gelden, maar Steiner trekt het ook door naar het (vrijeschool)onderwijs.
Das ist auch etwas, wovon ein Bewußtsein entwickelt werden muß bei denjenigen Menschen, die für die Menschenzukunft Erzieher und Unterrichter werden. Die Kinder sind heute anders, als sie waren vor Jahrzehnten. Das ergibt sich schon einer oberflächlichen Betrachtung sehr deutlich. Man muß sie anders erziehen und anders unterrichten, als man sie vor Jahrzehnten unterrichtet hat. Man muß mit dem Bewußtsein unterrichten, daß man eigentlich bei jedem Kinde eine Rettung zu vollziehen hat, daß man jedes Kind dahin bringen muß, im Lauf des Lebens den Christus-Impuls in sich zu finden, eine Wiedergeburt in sich zu finden.
Ook hiervoor moeten de mensen die opvoeder en onderwijzer voor de menselijke toekomst willen worden, een bewustzijn ontwikkelen. De kinderen van nu zijn anders dan die van tientallen jaren geleden, dat is zelfs met een oppervlakkige waarneming al duidelijk vast te stellen. Zij moeten anders opgevoed en onderwezen worden dan tot nog toe gebeurde. Men moet onderwijzen in het bewustzijn dat men eigenlijk bij elk kind een redding moet volbrengen, dat men elk kind zover moet brengen dat het in de loop van zijn leven de Christusimpuls in zich vindt, dat het in zichzelf een wedergeboorte beleeft.
Solche Dinge, sie lebt man da, wo man sie zum Beispiel nötig hat als Lehrer, als Erzieher, nicht aus, wenn man sie einfach nur theoretisch kennt; sie lebt man nur aus, man führt sie nur ein in die Erziehung, in das Unterrichten, wenn man in der Seele stark erfaßt ist von diesen Dingen. Von der Lehrerschaft insbesondere muß es gefordert werden, daß sie in ihrer Seele stark erfaßt wird von diesem Sorgenvollen für die Menschheit, welche Versuchung der Intellekt mit sich bringt! Der Stolz, den die gegenwärtige Menschheit auf den Intellekt entwickelt, dieser Stolz, er könnte sich schwer rächen an der Menschheit, wenn er nicht durch dasjenige abgelähmt würde, was ich eben auseinandergesetzt habe, wenn er nicht abgelähmt würde durch ein starkes, energisches Bewußtsein: das Beste in mir als Mensch dieser
Dergelijke dingen kan men, als leraar of opvoeder niet verwerkelijken waar dat nodig is, wanneer men ze slechts als theorie kent. Alleen wanneer de ziel sterk betrokken is bij deze dingen, kunnen ze ook verwerkelijkt en toegepast worden in opvoeding en onderwijs. Juist van de leraren moet verlangd worden dat ze in hun ziel de bezorgdheid beleven voor de mensheid, die staat voor de verleiding die het intellect met zich meebrengt. De trots die de moderne mensheid aan zijn intellect ontleent, kan de mensheid duur komen te staan wanneer die trots niet wordt afgezwakt door een sterk en energiek besef: het beste in mij als mens in deze en volgende incarnaties is wat ik in mijzelf als de Christus-impuls vind.
Zou Steiner alleen ‘opvoeder’ hebben gezegd, dan hadden we het nog als iets voor ‘thuis’ kunnen zien, maar hij gebruikt bewust ook ‘onderwijzer’.
En dat roept weer nieuwe vragen op. Hoe vaak heeft Steiner niet gezegd dat de vrijeschool geen wereldbeschouwelijke school moet zijn. Nu krijg je de indruk dat de vrijeschool een christelijke school moet zijn. Niet in de traditionele zin van christelijk:
Blz. 95 vert. 107/108
Nun muß man sich klar sein darüber, daß dieser Christus-Impuls nicht sein darf die Dogmatik irgendeiner Religionsgemeinschaft. Die Religionsgemeinschaften haben seit der Mitte des 15. Jahrhunderts in ihrer Entwicklung mehr beigetragen, den Christus-Impuls von der Menschheit zu entfernen, als ihn der Menschheit nahe zu bringen. Die Religionsgemeinschaften machen den Menschen allerlei vor; aber indem sie ihnen dies oder jenes vormachen, bringen sie sie dem Christus-Impuls nicht nahe. Notwendig ist, daß der Mensch fühlt,
daß alles dasjenige, was sich ihm eröffnen und offenbaren kann in seinem Innern nach dem Mysterium von Golgatha hin, zusammenhängt mit dem, was für die Erde durch das Mysterium von Golgatha geworden ist. Empfindet man den Sinn der Erde in dem Mysterium von Golgatha, kann man sich aufraffen dazu, sich zu sagen: Die Entwicklung der Erde wäre sinnlos, wenn die Menschen durch ihre Intelligenz dem Bösen, dem Irrtum verfallen würden. Empfindet
man so den Sinn des Mysteriums von Golgatha, dann empfindet man
als sinnlos die Erdenentwickelung ohne das Mysterium von Golgatha.
Nu moet het duidelijk zijn dat deze Christus-impuls niet de dogmatiek van een of andere religieuze gemeenschap kan zijn. Vanaf het midden van de 1 5e eeuw hebben religieuze gemeenschappen er in hun ontwikkeling meer toe bijgedragen de Christus-impuls van de mensen te vervreemden, dan hem dichterbij te brengen. Zij maken de mensen van alles wijs, maar brengen de Christus-impuls daarmee niet dichterbij. Het is noodzakelijk dat de mens beseft dat alles waardoor hij innerlijk open kan staan voor wat het Mysterie van Golgotha hem kan openbaren, samenhangt met wat het Mysterie van Golgotha voor de aarde betekent. Ervaart men dat de betekenis van de aarde in het Mysterie van Golgotha ligt, dan kan men er toe komen om tegen zichzelf te zeggen: de ontwikkeling van de aarde zou zinloos zijn wanneer de mens door zijn intelligentie tot het boze, de dwaling vervalt. Wanneer men de betekenis van het Mysterie van Golgotha zo ervaart, dan ervaart men de aarde-ontwikkeling zonder het Mysterie van Golgotha als zinloos.
Het betekent dus dat wij dit innerlijk, met ons hele wezen, denk ik, zouden moeten kunnen ervaren, zo dat het volledig ons besef is of wordt.
Dat wordt nogmaals benadrukt:
Damit muß man sich stark, sehr stark durchdringen, wenn man heute und in der Zukunft etwas tun will, um den Menschen zu erziehen, den Menschen zu unterrichten. Diese großen Gesichtspunkte müssen eingenommen werden.
Dit besef moet men zeer diep tot zich door laten dringen wanneer men nu en in de toekomst iets wil doen om de mens op te voeden en te onderwijzen. Men moet zich deze grote gezichtspunten eigen maken.
GA 296/v.a. 85
Vertaald/v.a. 97
Het past bij de beschouwingen van deze dagen dat we steeds dieper ingaan op de nieuwste geschiedenis, door na te gaan hoe de wereldkrachten zich invoegen in de ontwikkelingsstroom van onze tijd en hoe ze de grondslagen vormen voor het menselijk leven. Uit de uiteenzetting van gisteren heeft u kunnen opmaken dat het steeds noodzakelijker wordt om de starre, abstracte begrippen waaraan de moderne mens gewend is, te veranderen in vloeiende, beweeglijke, levende begrippen, wanneer de mensheid verder wil komen. Een nadere beschouwing van het menselijke zielenvermogen dat we intelligentie noemen, werpt een bijzonder licht op de feiten, die in dit verband relevant zijn. U weet dat de moderne mens bijzonder trots is op zijn intelligentie. Hij beschouwt zijn intelligentie als iets zeer uitzonderlijks dat hij zich in de loop der tijd met moeite verworven heeft.
Wanneer de moderne mens terugkijkt naar vroegere tijden en ziet hoe de mensen in het verleden zich van alles in beelden voorstelden en door mythen en legenden probeerden door te dringen in dat wat de moderne mens nu, door zijn intelligentie en door de wetenschap, werkelijk meent te kennen, dan noemt de moderne mens deze vroegere geestes- en zielengesteldheid kinderlijk. Hij kijkt dan terug op kinderlijke fasen in de ontwikkeling en voelt zich heel wat omdat hij het zover gebracht heeft, zeker in de ontwikkeling van de intelligentie. De uiteenzetting van vandaag zullen we wijden aan de eigenaardigheid van de menselijke intelligentie en we zullen deze innerlijke kracht, waarop de moderne mens zo trots is, eens nader beschouwen. Wanneer men het tegenwoordig over intelligentie heeft, dan wordt daarmee een innerlijke kracht bedoeld, die men zich op een bepaalde manier voorstelt en waarvan men
97
denkt dat die alleen zo kan en moet zijn, zoals men gewend is zich die voor te stellen.
Maar ook de mensen uit vroegere ontwikkelingsstadia bezaten intelligentie, al was het een andere vorm van intelligentie. Wanneer men de betekenis van wat de moderne mens intelligentie noemt ten volle wil leren kennen, dan moet men de vraag stellen: hoe zag de intelligentie van mensen uit vroegere ontwikkelingstijdperken eruit en hoe is deze intelligentie van de mensheid uit vroegere tijden geleidelijk veranderd?
We zullen vandaag niet verder teruggaan dan tot de tijd, die wij gewoonlijk de derde na-Atlantische cultuurperiode noemen; de Egyptisch-Chaldeeuwse tijd, waarop de Grieks-Latijnse tijd en vervolgens onze tijd volgde. Wij zullen de bijzondere kenmerken van de intelligentie bij de oude Egyptenaren en Chaldeeërs in ogenschouw nemen, dan die van de Grieken en Romeinen en vervolgens richten we de blik op de specifieke vorm van intelligentie die de mens van het vijfde na-Atlantische tijdperk eigen is. U hoort wel dat ik ervan uitga dat het niet juist is – en het is ook niet juist -, wanneer men denkt dat intelligentie gewoon intelligentie is en maar in één vorm bestaat; wie onze intelligentie bezit is intelligent, wie onze intelligentie niet bezit is onintelligent. Dat klopt niet. De intelligentie ondergaat metamorfosen, ze verandert. De intelligentie van de Egyptisch-Chaldeeuwse tijd was anders dan die van onze tijd. Van de andersoortige intelligentie van de Egyptisch-Chaldeeuwse tijd kan men zich het beste een voorstelling vormen wanneer men beseft dat de oude Egyptenaar, zoals ook de oude Chaldeeër, door zijn intelligentie instinctief de verwantschap voelde, de verwantschap begreep van zijn eigen menselijk wezen met de hele kosmos.
Over dat waarover de moderne mens met behulp van zijn intelligentie nadenkt, dachten de Egyptisch-Chaldeeuwse mensen niet of nauwelijks na. Want deze vorm van intelligentie was hun vreemd. Wanneer zij dachten, wanneer zij hun intel-
98
intelligentie in beweging brachten, dan leefde in deze intelligentie hun verbondenheid met de kosmos. De oude Egyptenaar of Chaldeeër wist hoe hij met het ene of het andere dierenriemteken in verbinding stond. Hij wist welke invloed de maan, de zon en de planeten op zijn innerlijke en lichamelijke gesteldheid uitoefenden. Hij wist hoe de opeenvolging van de jaargetijden op het menselijk wezen werkte. Dat nam hij allemaal in zich op door zijn intelligentie. Door zijn intelligentie kreeg hij een volledig innerlijk beeld van zijn verwantschap met de kosmos.
Deze intelligentie veranderde toen de Egyptisch-Chaldeeuwse mensheidsperiode in de 8e eeuw vóór de stichting van het Christendom afliep. Geleidelijk werd de intelligentie iets geheel anders dan het in de Egyptisch-Chaldeeuwse tijd was. In de intelligentie drong het begrip van de verbinding met de kosmos niet meer volledig binnen, zoals dat vóór de 8e eeuw voor Christus nog wel het geval was. Men wist nog wel van deze verbinding met de kosmos maar dat was meer als een soort naklank, een soort herinnering aan dat wat men hierover vroeger wist. In de Griekse tijd begon de mens meer over zichzelf te denken, over de mens als aardebewoner en minder over de samenhang van mens en kosmos. De Griek had echter een duidelijk gevoel, een duidelijke gewaarwording, juist wanneer hij zijn intelligentie gebruikte; dan begreep hij met name het aardse element dat aan de dood onderhevig is.
Dit gevoel is weer verloren gegaan door de ontwikkeling van de intelligentie sinds het midden van de 15e eeuw, sinds de vijfde na-Atlantische cultuurperiode. De Griek wist dat hij zich, wanneer hij het bovenzintuiglijke wilde begrijpen, moest richten op het schouwen1 dat in de voor-Christelijke tijd nog min of meer atavistisch aanwezig was. Hij wist dat hij door het nadenken, door de intelligentie, alleen de wetmatigheden, de regels leerde kennen die ten grondslag liggen aan alles wat
99
op aarde aan de dood onderhevig is, alles wat sterft. Wanneer ik het leven wil begrijpen, zo wisten de leerlingen van Plato, dan moet ik schouwen; wanneer ik nadenk, begrijp ik alleen het dode.
In de Griekse esoterische scholen werden over deze samenhang heel bepaalde dingen verteld. De leerlingen van deze scholen kregen ongeveer het volgende te horen: alles is geestelijk, ook het schijnbaar materiële is onderworpen aan geestelijke wetmatigheden. Dat wat zich als aards-materieel aan je voordoet, wordt in wezen ook door geestelijke wetten beheerst. Er zijn geestelijke wetten waaraan je onderworpen bent voor zover je lichamelijk bent. Voor zover je lichamelijk bent en door de poort van de dood gaat, is je lichaam onderworpen aan de materiële krachten en stoffen van de aarde. Maar deze zijn slechts schijnbaar materieel. Ook zij zijn in wezen geestelijk, maar ze zijn doordrongen met geestelijke kracht, die zich aan jou voordoet als de dood. Wanneer je met je intelligentie bepaalde wetten begrijpt, dan zijn het de wetten van het dode. Het zijn de wetten van dat wat de graven bevatten, die de lichamen in zich opnemen. Het werd de overtuiging van vele Griekse leerlingen van de esoterische scholen, dat de menselijke intelligentie alleen kan begrijpen, wat de graven, die de lichamen in zich opnemen, bevatten. Wanneer je wilt weten -zo zei de leraar tot de leerling van de esoterische school -, in welke geestelijke werelden je leeft wanneer je hier op aarde bent, of wanneer je ziel vrij is van het lichaam tussen de dood en een nieuwe geboorte, dan moet je dat wat “geschouwd” is als overtuiging in je opnemen. Wanneer je dat niet doet en alleen met je intelligentie begrippen en ideeën ontwikkelt, dan begrijp je alleen de geest van de materie, waaruit je lichaam is opgebouwd.
Terwijl de Egyptisch-Chaldeeuwse mens in zijn intelligentie zijn verwantschap met de kosmos voelde en waarnam, nam de Griekse mens door zijn intelligentie dat waar, wat de graven beheerst. Ook wij nemen door onze intelligentie slechts dat waar, wat de gra-
100
graven beheerst, alleen zijn we ons daarvan niet bewust. Daarom gaan we – althans diegenen onder ons die dat moeten leren – naar de snijzaal, onderzoeken het lijk en houden de wetmatigheid van het lijk, die we door onze intelligentie begrijpen, voor de wetmatigheid van de mens. Maar het is slechts de wetmatigheid van het graf; zoals ook dat wat onze intelligentie begrijpt, de wetmatigheid van het graf is.
Met de overgang in het midden van de 15e eeuw verandert de intelligentie opnieuw, en we staan aan het begin van deze verandering, deze metamorfose van de intelligentie. Onze intelligentie gaat een bepaalde weg; tegenwoordig verkeren we nog sterk in een ontwikkeling van de intelligentie zoals de Grieken die hadden. Door onze intelligentie begrijpen wij dat wat aan de dood onderhevig is. Maar ook deze vorm van intelligentie die het dode begrijpt, verandert. In de komende eeuwen en millennia zal deze intelligentie iets totaal anders worden. Onze intelligentie heeft nu al een bepaalde aanleg. De mensheid zal terechtkomen in een ontwikkeling van de intelligentie waarin deze de neiging zal hebben alleen het onware, de dwaling, het bedrog te begrijpen, en alleen het kwade uit te denken.
De leerlingen van de esoterische scholen, en met name de ingewijden, wisten vanaf een bepaalde tijd dat de menselijke intelligentie een ontwikkeling naar het kwade doormaakt en dat het steeds moeilijker zal worden alleen door intelligentie het goede te herkennen. De mensheid verkeert nu nog in deze overgang. Wij zouden kunnen zeggen: het lukt de mens nog net, wanneer hij zijn intelligentie gebruikt en geen buitengewoon wilde instincten in zich heeft, enigszins naar het licht van het goede op te zien. Maar deze menselijke intelligentie zal steeds sterker de neiging vertonen, het kwade uit te denken, het kwade in te voegen in het morele en in het kennen, de dwaling.
101
Dat was een van de redenen waarom de ingewijden zich de mannen van zorg noemden, omdat de ontwikkeling van de mensheid in de eenzijdigheid, zoals ik die zojuist uiteengezet heb, inderdaad zorgen baart; zorgen juist om de ontwikkeling van de intelligentie. Het is tenslotte niet voor niets dat de intelligentie de moderne mens zozeer met trots en hoogmoed vervult. Dat is, zo zou ik het willen noemen, een voorproefje 90 voor het kwaad-worden van de intelligentie in de vijfde na-Atlantische periode, waarin wij nog maar aan het begin staan. Wanneer de mens niets anders zou ontwikkelen dan zijn intelligentie, dan zou hij op aarde een boos wezen worden. Wanneer wij vertrouwen willen hebben in de toekomst van de mensheid en deze toekomst als een vruchtbare toekomst willen zien, dan mogen wij niet vertrouwen op de eenzijdige ontwikkeling van de intelligentie. In de Egyptisch-Chaldeeuwse tijd was deze intelligentie nog iets goeds, maar daarna is zij tot iets geworden dat verwant is met de krachten van de dood. Deze intelligentie zal een verbinding aangaan met de krachten van bedrog, van dwaling en van het boze.
Hierover zou de mensheid zich vooral geen illusies moeten maken. We moeten er in alle openheid rekening mee houden dat we ons moeten beschermen tegen de eenzijdige ontwikkeling van de intelligentie. Niet voor niets zal er juist door de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap iets anders kunnen komen: namelijk het opnemen van dat wat door een vernieuwd schouwen uit de geestelijke wereld kan worden verworven, wat niet door intelligentie begrepen kan worden maar pas begrepen kan worden wanneer men accepteert wat de wetenschap van de inwijding door middel van het schouwen uit de geestelijke wereld haalt.
Maar daarvoor is iets objectiefs noodzakelijk. En daarmee staan we dan voor een diep geheim van de christelijk-esoterische ontwikkeling. Wanneer het Mysterie van Golgotha niet zou hebben plaatsgevonden, dan zou het onvermijdelijk zijn
102
geweest dat de mensen door hun intelligentie langzaam maar zeker tot boze en in dwaling verkerende wezens moesten worden. U weet dat met het Mysterie van Golgotha niet slechts een leer, een theorie, een wereldbeschouwing of een godsdienst in de ontwikkeling van de mensheid binnenstroomde, maar dat met het Mysterie van Golgotha een concrete gebeurtenis plaatsvond. In de mens Jezus van Nazareth2 leefde het wezen dat niet van de aarde afkomstig was, de Christus. Doordat de Christus in Jezus van Nazareth leefde, en Jezus van Nazareth is gestorven, is het Christus-wezen overgegaan in de aardse ontwikkeling, daarin is het Christus-wezen3 binnengegaan. Wij moeten ons er echter bewust van zijn dat dit een objectief feit is, dat dit een feit is dat met ons subjectieve begrijpen, met ons subjectieve beleven helemaal niets te maken heeft. We moeten het begrijpen, ter wille van ons inzicht. We moeten het opnemen in onze levenshouding, ter wille van onze levenshouding. De Christus is uitgestroomd in de mensheidsontwikkeling, daar bevindt Hij zich sindsdien – dat noemen we de Opstanding – en Hij is bovenal in onze eigen innerlijke kracht. Neemt u dit feit maar eens diep in uw innerlijk op!
Kijkt u eens naar het verschil tussen de mens die vóór het Mysterie van Golgotha leefde, en de mens die na het Mysterie van Golgotha leefde. Natuurlijk zijn het dezelfde mensen, want de zielen gaan immers door een reeks van aarde-levens heen. Maar wanneer we de mens als aarde-mens beschouwen, moeten we onderscheid maken tussen de mens die vóór het Mysterie van Golgotha leefde en de mens die na het Mysterie van Golgotha leefde.
Wanneer men tot een algemeen Godsbegrip komt, dan is dit algemene Godsbegrip niet het Christus-begrip. Men kan tot een algemeen Godsbegrip komen door de natuur in haar verschijningen te volgen, door het menselijke fysieke wezen, voor zover dat uiterlijk te bestuderen is, te volgen. Het Christus-wezen is zodanig dat het alleen te benaderen is wanneer
103
men in de loop van het aardeleven iets in zichzelf ontdekt. Het algemene Godsbegrip kan men vinden, wanneer men tegen zichzelf zegt: vanuit de krachten van de wereld ben je ontstaan. Het Christus-begrip kan men in zichzelf vinden, wanneer men verder komt dan de natuur je laat komen. Vindt de mens die in de wereld leeft het godsbegrip niet, dan is dit een vorm van ziekte. Een gezond mens is nooit werkelijk atheïstisch. In dat geval moet men lichamelijk of innerlijk ziek zijn. Deze ziekte uit zich vaak door niets anders dan dat men atheïst is.
Wanneer men Christus niet kent, is dat niet een ziekte maar een ongeluk, het is een gemiste kans in het leven. Door zich te bezinnen op het feit dat de mens uit de natuur en de krachten van de natuur geboren wordt, kan men, wanneer men dit geboorteproces met een gezonde ziel volgt, tot een Godsbegrip komen. Wanneer men in de loop van het leven iets als een wedergeboorte beleeft, kan men tot een Christus-begrip komen. De geboorte leidt tot God, de wedergeboorte tot Christus. Tot deze wedergeboorte, waardoor de Christus als werkelijkheid in de mens ervaren kan worden, kon de mens vóór het Mysterie van Golgotha niet komen. En dit is het verschil waarop ik uw aandacht wil richten: vóór het Mysterie van Golgotha kon de mens deze wedergeboorte niet beleven. Hij kon niet beseffen dat de Christus in hem leeft omdat het Christus-wezen nog niet was uitgestroomd in de mensheid. Na het Mysterie van Golgotha kan de mens dat wel. Hij kan de vonk van de Christus in zichzelf vinden, wanneer hij zich daarvoor inspant.
En in deze wedergeboorte, in het vinden van de Christus-vonk in zichzelf, wanneer men oprecht en eerlijk tegen zichzelf kan zeggen: “Niet ik, maar de Christus in mij”4, ligt de mogelijkheid het intellect niet in dwaling en in het boze te laten vervallen. In Christelijk-esoterische zin is dat het hogere begrip van de verlossing. We moeten onze intelligentie ontwikkelen, want we kunnen niet onintelligent worden. Maar
104
Maar wanneer we ernaar streven onze intelligentie te ontwikkelen, staan we voor de verleiding in dwaling en in het kwade te vervallen. Deze verleiding kunnen we alleen weerstaan wanneer we in onszelf kunnen beleven wat het Mysterie van Golgotha in de mensheidsontwikkeling gebracht heeft.
Het is namelijk zo, dat de mens in het Christus-bewustzijn, in het verenigd zijn met de Christus, de mogelijkheid vindt om aan het kwade, aan de dwaling te ontkomen. De Egyptisch-Chaldeeuwse mens had de wedergeboorte in Christus niet nodig, omdat hij door zijn natuurlijke intelligentie nog de verwantschap met de kosmos beleefde. De Griek had in wezen de ernst van de dood voor zich, wanneer hij zich aan zijn intelligentie overgaf. En nu staat de mens aan het begin van een tijdperk waarin de intelligentie in het kwade zal verkeren, wanneer de menselijke ziel zich niet met de Christus-kracht zal doordringen. Probeert u zich eens voor te stellen hoe ernstig dit is. Het laat zien hoe men bepaalde dingen, die zich in onze tijd reeds aankondigen, moet opvatten, hoe men moet bedenken dat in onze tijd de mensen de neiging tot het kwade krijgen, juist omdat hun intelligentie zich verder ontwikkelt. Het zou natuurlijk volstrekt onjuist zijn om te denken dat de intelligentie onderdrukt zou moeten worden. De intelligentie mag niet onderdrukt worden maar de mensen met inzicht in de toekomst hebben een zekere moed nodig om zich aan hun intelligentie over te geven, omdat de intelligentie tot het kwade en de dwaling verleidt, terwijl we in het doordringen van deze intelligentie met het Christus-principe de mogelijkheid moeten vinden de intelligentie om te vormen. De menselijke intelligentie zal volledig ahrimanisch5 worden wanneer het Christusprincipe de zielen van de mensen niet zal doordringen.
U weet hoeveel er juist in deze tijd al duidelijk zichtbaar is in de ontwikkeling van de mensheid, waaraan mensen met inzicht kunnen aflezen dat de dingen zullen gaan zoals ik zojuist geschetst heb. Bedenkt u maar eens wat er door het
105
derde van de ontwikkelingsperspectieven, die door het materialisme de mensheid bedreigen, nu al over de mensen wordt uitgestort. Wanneer u bedenkt met hoeveel wreedheden de huidige cultuurontwikkeling al doortrokken is, die zich nauwelijks laten vergelijken met de wreedheden uit de barbaarse tijden, dan zult u er nauwelijks aan kunnen twijfelen dat het begin van de val van de intelligentie al duidelijk zichtbaar is. Men moet de zogenaamde cultuurverschijnselen van onze tijd niet oppervlakkig bekijken, men moet er waarachtig niet aan twijfelen dat de mensen van nu zich moeten inspannen om de Christus-impuls werkelijk te begrijpen, wanneer zij een vruchtbare toekomst tegemoet willen gaan. Twee dingen zijn nu al duidelijk merkbaar: mensen die zeer intelligent zijn en die een duidelijke neiging naar het boze hebben; en anderzijds is te merken dat veel mensen deze hang naar het boze onderdrukken, en niet bestrijden, door hun intelligentie te laten slapen. Slaperigheid van de zielen, of bij wakkere zielen een sterke hang naar het boze en de dwaling, dat is tegenwoordig al duidelijk waarneembaar.
Denkt u nog eens terug aan een avond voor mijn laatste vertrek7, toen ik hier uiteengezet heb hoe sinds vijf, zes, zeven, acht jaar de kinderen die worden geboren er anders uitzien, men zou kunnen zeggen, met een zweem van melancholie in hun gezicht, duidelijk zichtbaar voor degene die dit soort dingen kan waarnemen. En ik heb verteld dat dat komt omdat de zielen in deze tijd niet graag afdalen in onze van materialisme vervulde wereld. Men zou kunnen zeggen dat de zielen vóór hun geboorte een zekere vrees en angst voelen om de wereld te betreden, waarin de intelligentie de hang, de neiging tot het boze heeft en in een neerdalende ontwikkeling terecht gekomen is.
Ook hiervoor moeten de mensen die opvoeder en onderwijzer voor de menselijke toekomst willen worden, een bewustzijn ontwikkelen. De kinderen van nu zijn anders dan die van
106
tientallen jaren geleden, dat is zelfs met een oppervlakkige waarneming al duidelijk vast te stellen. Zij moeten anders opgevoed en onderwezen worden dan tot nog toe gebeurde. Men moet onderwijzen in het bewustzijn dat men eigenlijk bij elk kind een redding moet volbrengen, dat men elk kind zover moet brengen dat het in de loop van zijn leven de Christusimpuls in zich vindt, dat het in zichzelf een wedergeboorte beleeft.
Dergelijke dingen kan men, als leraar of opvoeder niet verwerkelijken waar dat nodig is, wanneer men ze slechts als theorie kent. Alleen wanneer de ziel sterk betrokken is bij deze dingen, kunnen ze ook verwerkelijkt en toegepast worden in opvoeding en onderwijs. Juist van de leraren moet verlangd worden dat ze in hun ziel de bezorgdheid beleven voor de mensheid, die staat voor de verleiding die het intellect met zich meebrengt. De trots die de moderne mensheid aan zijn intellect ontleent, kan de mensheid duur komen te staan wanneer die trots niet wordt afgezwakt door een sterk en energiek besef: het beste in mij als mens in deze en volgende incarnaties is wat ik in mijzelf als de Christus-impuls vind.
Nu moet het duidelijk zijn dat deze Christus-impuls niet de dogmatiek van een of andere religieuze gemeenschap kan zijn. Vanaf het midden van de 1 5e eeuw hebben religieuze gemeenschappen er in hun ontwikkeling meer toe bijgedragen de Christus-impuls van de mensen te vervreemden, dan hem dichterbij te brengen. Zij maken de mensen van alles wijs, maar brengen de Christus-impuls daarmee niet dichterbij. Het is noodzakelijk dat de mens beseft dat alles waardoor hij innerlijk open kan staan voor wat het Mysterie van Golgotha hem kan openbaren, samenhangt met wat het Mysterie van Golgotha voor de aarde betekent. Ervaart men dat de betekenis van de aarde in het Mysterie van Golgotha ligt, dan kan men er toe komen om tegen zichzelf te zeggen: de ontwikkeling van de aarde zou zinloos zijn wanneer de mens door zijn intelligentie tot het
107
boze, de dwaling vervalt. Wanneer men de betekenis van het Mysterie van Golgotha zo ervaart, dan ervaart men de aarde-ontwikkeling zonder het Mysterie van Golgotha als zinloos.
Dit besef moet men zeer diep tot zich door laten dringen wanneer men nu en in de toekomst iets wil doen om de mens op te voeden en te onderwijzen. Men moet zich deze grote gezichtspunten eigen maken. Maar u weet hoe ver de moderne mens hiervan verwijderd is. Het is daarom niet alleen noodzakelijk om steeds weer te wijzen op het belang van de geesteswetenschap, het is ook noodzakelijk om te wijzen op de ernst die zich van de ziel meester moet maken wanneer we de betreffende feiten in de ontwikkeling van de mensheid door de geesteswetenschap leren kennen. Want niet alleen onze kennis maar ons hele leven moet door de geesteswetenschap een impuls krijgen; zonder dat men deze ernst voelt is men niet werkelijk een geesteswetenschapper.
En ik vraag u om aan deze bijzondere openbaring vanuit de geesteswetenschap zeer zorgvuldig aandacht te schenken. De menselijke intelligentie zal, wanneer zij aan zichzelf wordt overgelaten, de weg van het ahrimanische inslaan en zal alleen naar het goede kunnen tenderen door de ware Christus-impuls in zich op te nemen. Ik geloof dat degene die het volle gewicht van deze waarheid tot zich door laat dringen, deze ernst ook zal laten meespreken in de verhouding die hij zal ontwikkelen tot de verschillende wereldbeschouwingen en wereldbeschouwelijke stromingen van deze tijd. Want daar is nog heel veel te doen.
Zo vertellen mensen die nu uit verschillende gebieden van Oost-Europa komen met verbijstering over een feit dat niet bepaald op het voortschrijden op de weg naar een bijzondere beschaving wijst; ik doel op het bestaan van de zogenaamde ‘geweervrouwen’. Dit is een heel aparte mensenklasse die zich in het oosten van Europa ontwikkelt, Oost-Europese vrouwen die daar worden ingezet door de huidige revolutionaire
108
bewegingen, waar steeds diegene die niet tot de regerende partij behoort in de gevangenis belandt of na enige tijd gedood wordt…, in elk geval steeds in levensgevaar verkeert. In bepaalde gebieden in het oosten, worden vooral jongere vrouwen uitverkoren, zij worden uitgerust met uit de oorlog overgebleven geweren en hebben de taak de mensen die tegenstanders zijn van de nieuwe regering neer te schieten. Deze geweervrouwen lopen rond in gestolen kleding, versierd met opsmuk en snuisterijen en ze beleven er voldoening aan om het geweer te dragen en om mensen neer te schieten. Ze vinden het goed te verenigen met de moderne menselijkheid er prat op te gaan dat zij er geleidelijk een gevoel voor ontwikkelen hoe het bloed van jonge mensen vloeit en hoe het bloed van oudere mensen eruit ziet. Zo leren we heel speciale uitingen van onze moderne beschaving kennen! En het instituut ‘geweervrouwen’ is tenslotte een verworvenheid van de moderne tijd.
Het is nodig dat er op dergelijke verschijnselen wordt gewezen. Zij zijn er om in zekere zin de keerzijde, de andere kant van de ernst van onze tijd waar te kunnen nemen. Natuurlijk is het niet per se nodig om deze verschrikkelijke uitwassen van onze zogenaamde hoogontwikkelde cultuur te kennen, om werkelijk de ernst te ervaren, waaraan men zich in deze tijd moet wijden. Uit het inzicht in de ontwikkeling van de mensheid zelf zou ons deze ernst moeten blijken. Men zou wensen dat de slaap die de moderne mensheid geleidelijk in zijn greep heeft, overgaat in een ontwaken. Dit zo noodzakelijke ontwaken kan er alleen uit bestaan dat de mens gegrepen wordt door de ernst van de opgave die hem als mens van deze tijd wacht, en de verwijzing naar het gevaar van het eenzijdig aan zichzelf overgelaten, in het ahrimanische terechtkomende intellect. Dat moet de impuls zijn die ons met deze ernst vervult.
109
Meer over Allah uit antroposofische bronnen.
Ahriman in het onderwijs: alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
3116-2929
.
.
.