VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over de levensgeest (GA 9 en 34)

.

In de ‘Algemene menskunde’ staat Steiner niet lang stil bij de begrippen ‘geest(es)zelf – levensgeest – geest(es)mens en wel

in de 1e voordracht – in de vertaling op blz. 23 – wanneer hij over de wezensdelen spreekt. Zie het artikel daarover en in voordracht 4.
Hier worden de drie begrippen in verband gebruikt met de drie vormen van (hoogste) wil.
De ‘wens’ met het geestzelf; ‘het voornemen’ met de levensgeest en ‘het besluit’ met de geestmens.

Wanneer hij in zijn boeken GA 9 en GA 13 over de wezensdelen spreekt, komen ze uiteraard aan bod.
Opmerkingen daaruit heb ik weergegeven in dit artikel.

Wanneer je mijn inleidingen op deze stof op je laat inwerken, zal, wat Steiner in die voordrachten zegt, makkelijker te vatten zijn.

Zoals ik voor het geestzelf heb gezocht naar omschrijvingen in andere voordrachten, wetend dat Steiner het telkens weer anders zegt of met nieuwe gezichtspunten, doe ik dit nu ook voor de levensgeest.

 Ein zweiter, höherer Bestandteil des Menschen ist das, was wir den Lebensgeist nennen. Dieser Lebensgeist ist schon sehr wenig wahrnehmbar innerhalb des gegenwärtigen Menschen. Es ist etwas sehr geistiger Art im Menschen, was sich in ferner Menschenzukunft entwickeln wird.

Een tweede en hoger bestanddeel van de mens is dat wat we de levensgeest noemen. Deze levensgeest kan men al heel weinig waarnemen in de huidige mens. Het is iets in de mens wat zeer geestelijk van aard is en zich in de verre toekomt van de mensheid zal ontwikkelen.
GA 293/64
Vertaald 66

Als je iets ‘weinig’ kan waarnemen, is het meestal ook moeilijk je er een voorstelling van te maken.
Steiner gebruikt om het ons uit te leggen, bijv. ‘het vergelijken met’.

In GA 9 ziet die vergelijking er zo uit:

Wie nun die physische Welt dem Ich nur dadurch von sich Kunde geben kann, daß sie aus ihren Stoffen und Kräften einen Körper aufbaut, in dem die bewußte Seele leben kann und innerhalb dessen diese Organe besitzt, um das Körperliche außer sich wahrzunehmen, so baut auch die geistige Welt mit ihren Geistesstoffen und ihren Geisteskräften einen Geistkörper auf, in dem das Ich leben und durch Intuitionen das Geistige wahrnehmen kann. (Es ist einleuchtend, daß die Ausdrücke Geiststoff, Geistkörper dem Wortsinne nach einen Widerspruch enthalten. Sie sollen nur gebraucht werden, um den Gedanken auf dasjenige hinzulenken, was im Geistigen dem physischen Leibe des Menschen entspricht.)

Zoals de fysieke wereld zich aan het ik slechts kenbaar kan maken doordat zij uit haar stoffen en krachten een lichaam opbouwt waarin de bewuste ziel kan leven en waarbinnen de ziel over organen beschikt om het lichamelijke buiten zichzelf waar te nemen, zo bouwt ook de geestelijke wereld met haar geestelijke stoffen en haar geestelijke krachten een geesteslichaam op waarin het ik kan leven en door middel van intuïties het geestelijke kan waarnemen. (Het is duidelijk dat de uitdrukkingen ‘geestelijke stof ’, ‘geesteslichaam’, letterlijk genomen, een tegenspraak bevatten. Ze worden hier alleen gebruikt om de gedachten te richten op datgene wat in de geestelijke wereld met het fysieke lichaam van de mens overeenkomt.)

Und ebenso wie innerhalb der physischen Welt der einzelne menschliche Körper als eine abgesonderte Wesenheit aufgebaut wird, so innerhalb der Geisteswelt der Geistkörper. Es gibt in der Geisteswelt für den Menschen ebenso ein Innen und Außen wie in der physischen Welt. Wie der Mensch aus der physischen Umwelt die Stoffe aufnimmt und sie in seinem physischen Leib verarbeitet, so nimmt er aus der geistigen Umwelt das Geistige auf und macht es zu dem Seinigen. Das Geistige ist die ewige Nahrung des Menschen. Und wie der Mensch aus der physischen Welt geboren ist, so wird er aus dem Geiste durch die ewigen Gesetze des Wahren und Guten geboren. Er ist von der außer ihm befindlichen Geisteswelt abgetrennt, wie er von der gesamten physischen Welt als ein selbständiges Wesen abgetrennt ist. Diese selbständige geistige Wesenheit sei «Geistmensch» genannt.

En zoals in de fysieke wereld het afzonderlijke menselijke lichaam als een op zichzelf staand geheel wordt opgebouwd, zo ook in de geestelijke wereld het geesteslichaam. Er bestaat in de geestelijke wereld evenzeer een binnen en een buiten voor de mens als in de fysieke wereld. Evenals de mens uit zijn fysieke omgeving de stoffen opneemt en ze in zijn fysieke lichaam verwerkt, neemt hij ook uit zijn geestelijke omgeving het geestelijke op en maakt het tot het zijne. Het geestelijke is het eeuwige voedsel van de mens. En zoals de mens uit de fysieke wereld geboren is, zo wordt hij door de eeuwige wetten van het ware en het goede uit de geest geboren. Hij is gescheiden van de geesteswereld die zich buiten hem bevindt, zoals hij van de totale fysieke wereld als een zelfstandig wezen gescheiden is. Dit zelfstandige geestelijke wezen noemen we ‘geestesmens’.

Wenn wir den physischen Menschenkörper untersuchen, finden wir in ihm dieselben Stoffe und Kräfte, die außerhalb desselben in der übrigen physischen Welt vorhanden sind. So ist es auch mit dem Geistmenschen. In ihm pulsieren die Elemente der äußeren Geisteswelt, in ihm sind die Kräfte der übrigen Geisteswelt tätig. Wie in der physischen Haut ein Wesen in sich abgeschlossen wird, das lebend und empfindend ist, so auch in der Geisteswelt. Die geistige Haut, die den Geistmenschen von der einheitlichen Geisteswelt abschließt, ihn innerhalb derselben zu einem selbständigen Geisteswesen macht, das in sich lebt und intuitiv den Geistesinhalt der Welt wahrnimmt, –diese «geistige Haut» sei Geisteshülle (aurische Hülle) genannt. Nur muß festgehalten werden, daß diese «geistige Haut» sich fortdauernd mit der fortschreitenden menschlichen Entwicklung ausdehnt, so daß die geistige Individualität des Menschen (seine aurische Hülle) einer unbegrenzten Vergrößerung fähig ist.

Als we het fysieke lichaam van de mens onderzoeken, vinden we daarin dezelfde stoffen en krachten als daarbuiten in de overige fysieke wereld. Zo is het ook met de geestesmens. De elementen van de uiterlijke geesteswereld stromen door hem heen, de krachten van de overige geesteswereld zijn in hem werkzaam. Zoals een wezen dat leeft en gewaarwordingen heeft door zijn fysieke huid wordt omsloten en afgescheiden is, zo is dat ook in de geestelijke wereld het geval. De geestelijke huid die de geestesmens van de ene alomvattende geestelijke wereld afscheidt, hem in deze wereld tot een zelfstandig geestwezen maakt dat in zichzelf leeft en intuïtief de geestelijke inhoud van de wereld waarneemt – die ‘geestelijke huid’ noemen we geestesomhulsel (aurisch omhulsel). We moeten alleen wel beseffen dat deze ‘geestelijke huid’ door de verdergaande ontwikkeling van de mens voortdurend ruimer wordt, zodat de geestelijke individualiteit van de mens (zijn aurisch omhulsel) onbeperkt groter kan worden.

Zoals wij ons hier in de aardse omgeving vertonen, als fysieke mens, zo vertonen wij ons in de geestelijke wereld als ‘geestelijke mens’.
Onze fysieke mens wordt opgebouwd en voor verval behoed door het etherlijf; door het leven dat rondom ons is, de levenskracht. 
Zo heeft ook de geestmens een kracht nodig die hem opbouwt. In GA 9 noemt Steiner deze kracht ‘ethergeest’, i.t.t. ‘etherlijf’, ofwel ‘levenslichaam/lijf  i.t.t. levensgeest.

Innerhalb dieser Geisteshülle lebt der Geistesmensch. Dieser wird durch die geistige Lebenskraft in demselben Sinne auferbaut, wie der physische Leib durch die physische Lebenskraft. In ähnlicher Weise, wie man von einem Ätherleib spricht, muß man daher von einem Äthergeist in bezug auf den Geistesmenschen sprechen. Dieser Äthergeist sei Lebensgeist genannt. – In drei Teile gliedert sich also die geistige Wesenheit des Menschen: in den Geistmenschen, den Lebensgeist und das Geistselbst.

Binnen dit geestesomhulsel leeft de geestesmens. Hij wordt door de geestelijke levenskracht in dezelfde zin opgebouwd als het fysieke lichaam door de fysieke levenskracht. Op dezelfde wijze als van een etherisch lichaam gesproken wordt, moet daarom ten aanzien van de geestesmens van een etherische geest gesproken worden. Deze etherische geest noemen we levensgeest. – Uit drie delen bestaat dus de geest van de mens: uit de geestesmens, de levensgeesten het geesteszelf.
GA 9/23
Vertaald/47-48

In GA 34:

Und wie der physische Leib durch die physische Lebenskraft zum leiblichen Lebewesen, so wird der Geistesmensch durch die geistige Lebens­kraft zum Lebensgeist (in der theosophischen Literatur Buddhi genannt).

En zoals het fysueke lichaam door de fysieke levenskracht tot een ‘lijfelijk’ wezen wordt dat leeft, zo wordt de geestmens door de geestelijke levenskracht tot levensgeest. In de theosofische literatuur wordt dit buddhi genoemd.
GA 34/134
Niet vertaald

Buddhi vertaalt hij op blz. 135 metspiritueller Körper‘,  spritueel lichaam.

.

Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

3039-2854

.

.

.

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.