.
Dr Heribert Kaufmann, arts, Weledaberichten nr. 148, september 1989
.
OVER BEWEGING VAN DE MENS
.
Elk gezond mens beweegt zich, hij aanvaardt dat als een gegeven. Dit is vooreerst een uiterst simpele constatering. Het ziet er anders uit, als een tekort aan bewegingsmogelijkheid, bijvoorbeeld bij een ziekte (reuma, ischias, enz.) op pijnlijke wijze de vraag oproept wat beweging eigenlijk is. Wat altijd als vanzelfsprekend ter beschikking staat voelt men in die situatie als afgenomen. Daardoor wordt de belangstelling op de menselijke beweging gericht en wie geduldig zoekt kan op den duur veel ontdekkingen doen.
Een groot gebied van bewegingsmogelijkheden wordt zichtbaar. Wij zien dansers, skiërs, sportbeoefenaren, zwemmers, alpinisten, ook musici en ten slotte heel eenvoudig: lopende mensen die ons allengs opvallen door het persoonlijke van hun beweging. Al die bewegingen kunnen worden herleid tot bepaalde grondelementen.
De ontwikkeling van de menselijke beweging
Een meer dynamische kijk op dit vraagstuk kan beginnen bij de wordende mens. Wat wij als volwassenen als beweging kennen, ontwikkelt zich bij het kleine kind uit de wisseling van lust en onlust, van sympathie en antipathie. In volledige overgave drinkt de zuigeling aan de moederborst, handjes en voetjes bewegen daarbij levendig. Als de lust van de honger komt, ontstaan er heel andere bewegingen. Hevig getrappel, samentrekken van het gezicht voor het schreeuwen, zelfs de beweging van het bloed wordt geactiveerd. Het gezicht wordt rood, bijna paars als uitdrukking van antipathie. In de antroposofische menskunde wordt grote aandacht besteed aan de eerste drie levensjaren van het kind. Daardoor kan men gewaar worden dat het zich oprichten, lopen, spreken en denken heel bijzondere processen zijn. Dat kan resulteren in de vraag: wat brengt het kleine kind ertoe, trapsgewijs de liggende houding te gaan vervangen door de opgerichte houding?
Anatomisch-fysiologisch gaat het om zeer gecompliceerde processen van de wervelkolom, het spierstelsel, de bloedvaten enz., die het kind op een geheimzinnige manier gaat beheersen. Ook hier zien wij het wisselspel van sympathie en antipathie, in- en ontspanning, lust en onlust. Het is bekend, dat daarbij de omgeving, vooral de rechtopgaande mensen, een belangrijke rol spelen. Men kan navoelen met wat voor (onbewuste) inspanning het kleine wezen vanuit het horizontale zich met het verticale probeert vertrouwd te maken. Met hoeveel verbazing, zelfs met plezier wordt het zich oprichten, het staan door het gezonde kind beleefd. Dit vindt dan zijn voortzetting in de eerste stappen die worden gedaan.
Te beginnen bij het embryo tot en met de eerste drie jaren zien wij een hele “symfonie” van bewegingen zoals cel-, vloeistof-, groeibewegingen, waarbij dan ten slotte de spraak- en denkbewegingen komen.
De verschillende fasen van dit proces zijn slechts de uitdrukking van een “compositie”, een schepping van hogere orde, die duidelijk de menswording tot doel heeft. Elk tekort, veroorzaakt door een gestoorde ontwikkeling, kan ons schokken, omdat wij al of niet bewust voelen: hier is het ontwerp van het mensbeeld niet of slechts onvolkomen verwerkelijkt.
In oude tijden werd door vele volken de beweging als een geschenk van de goden gezien en bij grote feesten speelde de cultische dans een belangrijke rol. Men denke bijvoorbeeld aan bepaalde dansen op Bali. De beelden van de tempels in India laten dikwijls zulke scènes zien. Voorts kent men bij alle volken de volksdansen, die een cultisch-feestelijke betekenis hadden en die steeds een onderdeel waren van het gemeenschappelijke leven. Kennelijk zag men eertijds de oorsprong van de beweging als een geschenk van de hemel in de meest omvattende zin.
Wat nu het kind betreft; is het niet zo – overdrachtelijk gesproken – dat iets gaandeweg in het kind neerdaalt wat zich met het kind verbindt en dat steeds meer erdoor wordt geïntegreerd? Wij moeten echter beseffen, dat al in de eerste fase van het kinderleven lust en onlust, sympathie en antipathie opduiken en onze aandacht richten op de fundamentele activiteiten van de ziel. Het probleem van de beweging is ten nauwste verwant aan de incorporatie van de zielenkrachten. Wat wij dus organisch-lichamelijk beschouwen, brengt ons altijd ook op psychische factoren die zich in de bewegingsfuncties willen uiten.
Hiervoor zijn de gestes en de loop van de mens kenmerkend.
Het proces van het binnendringen in het lichamelijke bereikt bij gezonde kinderen in de tweede zevenjarenfase een zeker hoogtepunt. Het wordt dan in de puberteit dikwijls ernstig verstoord. In extreme gevallen wordt het meisje te mager (met gevaar voor anorexia nervosa), de jongen daarentegen te zwaar. In één beeld samengevat: het “lichtvoetige” meisje en de logge onhandige jongen. Vanzelfsprekend worden hier slechts de principes bedoeld, waarvan alle mogelijke mengingen en afwijkingen bestaan. In geen geval mag men die verschijnselen moraliserend beoordelen. Uit het bovenstaande blijkt, dat zich het bewegen tussen licht en zwaar, tussen kosmos en aarde ontplooit – op verschillend niveau: kindsheid, jeugd, ouderdom – opdat het echt- menselijke, bij de verschillende leeftijdfasen behorende “midden” wordt gevonden.
De degeneratie van de beweging
Met de opkomst van de moderne natuurwetenschap – die als belangrijkste vrucht de techniek heeft voortgebracht- werden alle gebieden van het leven ook met de daarbij behorende methodes resp. denkwijze doortrokken. Daar horen drie functies bij: meten, tellen en wegen, die voor een zogenaamde wetenschappelijke exactheid maatgevend zijn. Uit het medische vlak zou men vele voorbeelden kunnen noemen die deze stelling staven.
Onze tijd laat tal van voorbeelden zien, hoe die denkwijze ook op al het bewegen van de mens en de daarbij betrokken organen wordt toegepast. De extreemste voorbeelden vinden wij in de sport. Toen men aan het eind van de vorige eeuw de gedachte van de Olympische Spelen weer tot nieuw leven wilde wekken, zag men over het hoofd, in welke tendenties zo’n onderneming werd ingebed. In het oude Griekenland waren die spelen een cultisch-religieus feest, gewijd aan Zeus; zij waren ontsproten uit een totaal andere levenshouding. Het ging toen niet om 1/100 seconde of om een centimeter, zelfs een millimeter, maar om een dienst ter ere van de godheid.
Daarvan is niets meer overgebleven. De zuiver fysieke en op de een of andere manier meet- of telbare sportieve prestatie is doorslaggevend. Deze ontwikkeling demonstreert de volledige mechanisering van de menselijke beweging, om maar te zwijgen van alle politieke en commerciële manipulaties die met het geheel zijn gemoeid.
Bij onze beschouwing gaat het er niet om sport, die nog steeds talloze mensen door gezonde beweging plezier en ontspanning kan verschaffen, vanuit een eenzijdige benadering te veroordelen. Wij bekijken hier extreme ontwikkelingen omdat daar de kern van het probleem van de beweging het duidelijkst kan blijken. De aan de gezondheid toegebrachte schade door topprestaties in de sport zijn elke vakman bekend. Wij behoeven maar aan het spierstelsel, de gewrichten, pezen, de wervelkolom te denken. Hierboven is er al op gewezen, dat beweging als zodanig eigenlijk uit een niet-fysiek gebied komt. De ontwikkeling van het kind verduidelijkt dit. Het verval van die krachten, waardoor zij steeds meer in het gebied van de aardse zwaarte en het technisch berekenbare afglijden, roept als reactie bewegingsexcessen (moderne dans, rock enz.) op. De mens tracht dan zijn te sterk aan het lichaam gebonden ziel explosief te bevrijden. Dit verval, de degeneratie van de beweging, is niet slechts een biologische kwestie. Maar wij worden daardoor gewaar, hoezeer onze ziel, zelfs ons ik wordt bedreigd. Een ontstellende situatie! Staan wij daar alleen maar hulpeloos tegenover?
Genezing door beweging
Wij vatten nog een keer de lichamelijk-organische kant van het hier behandelde vraagstuk samen. Reeds uit de embryologie wordt duidelijk, hoe uit iets wat vloeibaar-plastisch is, het lichaamseiwit, het menselijke lichaam, het spierstelsel en de organen en voorlopig heel voorzichtig het beenderstelsel ontstaan. Het skelet wordt weliswaar in de ontwikkeling aan de ene kant tot steun opdat wij op de aarde kunnen staan, aan de andere kant echter maakt dit het ons mogelijk, d.m.v. de gewrichten het gevormde in beweging te kunnen oplossen. Vanuit deze gedachte komen wij op het spierstelsel dat als een gestold vloeistoforganisme bij de gezonde mens zichtbaar wordt; zachter, meer vloeibaar bij het vrouwelijke, meer naar het vaste neigend bij het mannelijke lichaam.
De antroposofische menskunde spreekt dan van het “etherisch lichaam”, dat als niet-fysiek, bovenzinnelijk principe in alle vloeibare processen actief is. Dit “lichaam” reguleert ook alle voedings- en opbouwprocessen. In die levensprocessen grijpen de hogere psychisch – geestelijke wezensdelen van de mens in. Dit blijkt uit de hierboven genoemde uitingen van sympathie en antipathie, lust en onlust, ook van in- en ontspannen. Het ik van de mens dirigeert dan dit geheel in de doelgerichte beweging. Voor onze beschouwing omtrent het wezenlijke van de beweging kan het volgende beeld gelden: uit hogere geestelijke gebieden komt de ziel omlaag en doordringt van fase tot fase het lichaam, d.w.z. zij incarneert zich. Als zij zich van het instrument van het lichaam heeft meester gemaakt, wil zij het samenklinken van geest, ziel en lichaam op allerlei manieren tot uiting brengen, voortdurend zich ritmisch oriënterend tussen kosmos en aarde. Alles wat beweging is kunnen wij als de uitdrukking van een oermenselijk gebeuren opvatten. Daarbij kunnen wij in de mens een belangrijke metamorfose gewaar worden die verloopt van de lichamelijke beweging, die in het bijzonder de bloedsomloop, het spierstelsel en het skelet met zijn gewrichten omvat, naar de spraakbeweging en ten slotte naar de denkbeweging. Doordat de materialistische natuurwetenschap heeft getracht om de mens als een totaal berekenbaar object op te vatten, is ook het wezenlijke van de beweging daaraan ten prooi gevallen. Maar de mens zelf merkt dat het “instrument” van de ziel, het lichaam steeds minder als zodanig geschikt wordt. Er zijn tegenwoordig talrijke pogingen om die negatieve ontwikkeling een halt toe te roepen. Dans en gymnastiek bijvoorbeeld worden door verschillende stromingen vernieuwd. In yoga en oude cultische praktijken wordt geprobeerd door intensivering van de beweging de mens te helpen om zijn innerlijk te bevrijden en bewegend tot uiting te brengen. Ook het streven om het volksdansen weer nieuw leven in te blazen ligt in deze richting.
Dit voor de totale mens zo belangrijke vraagstuk stond ruim 70 jaar* geleden Rudolf Steiner, de inaugurator van de antroposofie, voor de geest. Naar aanleiding van vragen in zijn omgeving ontwikkelde hij een nieuwe bewegingskunst: de euritmie. Zij ontstond op grond van zijn geesteswetenschappelijk onderzoek. De grondelementen van de beweging, zoals hij die in de mens en de kosmos zag en die door klank (spraak) en tonen (muziek) in de mens tot verschijning komen, werden stap voor stap op kunstzinnige wijze ontwikkeld tot hetgeen thans sinds meer dan 60 jaar* als euritmie in de wereld is geplaatst. Zij is kunst, hygiëne in de ruimste betekenis en tevens therapie in de vorm van heileuritmie, wat euritmie in wezen is. Euritmie moet men eigenlijk door haar te beoefenen ervaren.
In de euritmie komt het vormen en bezielen van de beweging niet slechts vanuit subjectieve gevoelens maar door de verbinding van de ziel met objectieve wetmatigheden tot stand, zoals die in de mens en in de wereld aanwezig zijn. Daardoor beleeft de mens een bevrijding en tevens een versterking van zijn ik, wat ook een organisch heilzame werking kan hebben. De hierna volgende woorden van Rudolf Steiner mogen dit artikel besluiten: ”De euritmie als bezield, doorgeestelijkt turnen is een belangrijke factor in de opvoeding. Het turnen ontleent zijn wetten aan de kennis van het menselijke lichaam. Slechts het bezielde turnen kan bereiken, wat het zuiver lichamelijk beoefende niet kan, het zal bijvoorbeeld wils-initiatieven in de mens opwekken. Het zal de totale mens naar lichaam, ziel en geest opvoeden, maar geenszins het lichaam veronachtzamen. Het element van de wil impulseert de euritmie. Door haar maakt men zichtbaar wat de musicus in de tonen, de echte dichter in de taal nastreeft.
De Olympische Spelen waren voor de Griekse aard wat de mens in dat tijdperk nodig had. In onze tijd hebben wij iets nodig, wat de mens ook met betrekking tot zijn ziel en geest in de totaliteit van de wereld plaatst.”
.