Jeanne d’Arc
In het laatste kwart van de 100-jarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland leefde Jeanne d’Arc. Ze woonde en werkte in Domrémy, waar de heuvels aan de voet van de Vogezen boven de Maas uitrijzen.
Tussen die lieflijke heuvels hoorde Jeanne stemmen van de heilige Catharina, de heilige Margareta en de aartsengel Michaël – haar opdracht Orléans te ontzetten en te zorgen, dat Karel VII, de verachte dauphin, in Reims gekroond werd.
Als ze toestemming krijgt een oudere man, een aangetrouwde neef, te bezoeken, haalt ze hem over haar mee te nemen naar een ambtenaar des konings in
Vancouleurs, 20 km. van Domrémy. Na een eerste brute weigering, waarbij de ambtenaar schertsend zegt, dat hij haar aan de soldaten zal geven te hunner vermaak, weet zij haar zin door te drijven, trekt mannenkleren aan, krijgt een paard van de hertog van Lotharingen.
Met een gewapend escorte gaat zij op weg naar Chinon, bijna 500 km ver, naar Karels hof. “Ik had zo’n respect voor haar, dat ik haar nooit ongepaste voorstellen had durven doen”, verklaarde een lid van het escorte, dat iedere nacht naast haar sliep. Ze liet de soldaten op hun taal letten, zei tegen een oudere officier, dat hij moest zweren bij zijn wandelstok in plaats van driftig tegen iedereen te vloeken.
Toen zij het kasteel van Chinon betrad, trachtte Karel haar te misleiden, door van plaats te wisselen met een hoveling. Maar Jeanne negeerde de
pseudo-koning op de troon, liep recht op de dauphin af, half verborgen tussen de hofhouding, en boog. “Geliefde dauphin, ik ben Jeanne, de Maagd. De Koning des Hemels zendt mij met de boodschap dat gij gezalfd en gekroond zult worden in de stad Reims”.
Toen Jeanne verscheen voor het sterkste Engelse bolwerk bij Orléans, de twee bruggetorens, Les Tourelles, keken de Engelsen verbaasd neer op de jongensachtige figuur in eenvoudige wapenrusting, schrijlings op een paard gezeten, met meisjesstem omhoog schreeuwend en onmiddellijke overgave eisend. Zij riepen terug, dat ze een hoer was, een boerenmeid, dat ze haar zouden verbranden als ze haar te pakken kregen. Ze schreeuwde terug, dat ze een bende leugenaars waren.
Vlak voor de eindstrijd bracht men Jeanne vis als ontbijt. “Neen”, zei ze, “bewaar het voor vanavond als we de brug over zijn en een ‘godon‘ hebben meegenomen om zijn deel ervan te eten”.
Godon was het meest vergaande, dat ze over haar lippen kon krijgen om de geliefkoosde Engelse vloek aan te geven.
Na een dag strijd vielen Les Tourelles; het beleg werd opgeheven. Jeanne werd de Maagd van Orléans genoemd en mannen drongen om haar heen. Ze achtervolgden de Engelsen noordwaarts, veroverden liefelijke stadjes aan de Loire, tot Jeanne bij Patay een grote overwinning behaalde, en weende, toen zij met het hoofd van een stervende Engelse soldaat in haar schoot zijn biecht hoorde.
Geschiedenis en biografie
Het bovenstaande is een van de biografieën, die voorkomen in de geschiedenisperiode van de 7e klas. Vol aandacht luisteren ze naar deze verhalen, zich maar moeilijk realiserend, dat dit waar gebeurd is, niet begrijpend, dat een meisje van amper 17 jaar zoveel moed en vertrouwen kan bezitten. Vol afschuw luisteren ze naar de beschrijving van de terechtstelling op de brandstapel .
Anderen zijn meer geboeid door de ontdekkingsreizigers. De moeilijkheden, die Magelhaes moet overwinnen zijn voor velen soms onvoorstelbaar.
“Ja maar meester, het is toch logisch, dat je rond de wereld kunt zeilen” en “Hoe kunnen ze nu zo’n vreemde kaart tekenen”. “Waarom zijn ze nu zo bang om verder te varen”. “Dat is toch logisch”.
Steeds weer vragen naar verklaringen. Vragen naar het hoe en waarom.
In de 7e klas wordt het abstracte, nuchtere denken ontwikkeld en dat blijkt niet alleen uit de vragen, maar ook uit de kritiek, die ze op alles en iedereen hebben. Ook op zichzelf. Alleen, dat zullen ze niet vaak hardop zeggen. Ze komen volop in de puberteit; armen en benen worden lang en onhandelbaar, jongensstemmen rauw en zwaar. Meisjes worden jongedames.
De leerstof wil op dit alles antwoord geven. Uitbreiding van de wiskunde, en de natuurkunde. Uit elkaar peuteren en in elkaar zetten, verklaren en beredeneren. Uitvindingen en ontdekkingen.
De wereld wordt groter: sterrenkunde. Hemellichamen worden besproken, verschijnselen verklaard. Zelfs de stoffen worden nader bekeken en in contact met de elementen vuur, aarde, lucht en water gebracht: scheikunde.
En als een zekere afsluiting volgt dan de menskunde, waar de dierkunde, de plantkunde, de mineralogie en de sterrenkunde in hun relaties met de mens worden behandeld.
Als leerkracht hoop je dan, dat er een gevoel van verbazing en dankbaarheid bij de kinderen ontstaat, zoals dat zo prachtig naar voren komt in het gedicht van Christian Morgenstern, waarmee de menskundeperiode begon.
Sj.Adema, nadere gegevens onbekend
Het gedicht van Morgenstern werd niet weergegeven, wel van Goethe – uit de natuuurkundeles:
Und was des Feuers macht erfasst,
Bleibt weder Urform noch Erdenlast.
Verflüchtigt wird es unsichtbar,
Eilt hinauf, wo einst sein Anfang einmal war.
Meer over Jeanne d’Arc
Klas 7: alle artikelen