.
ZON, MAAN, ZON
Het kosmische beeld van pasen
In de voorafgaande artikelen (IN JONAS) over de jaarfeesten St. Michael en Kerst — is steeds geprobeerd deze feesten vanuit kosmische gezichtspunten te benaderen. Voor het paasfeest ligt dit uitgangspunt wel bijzonder voor de hand omdat de paasdatum elk jaar weer door de onderlinge verhouding van zon, maan en aarde bepaald wordt.
In zijn vereenvoudigde vorm luidt de paasregel:
‘Paaszondag is de eerste zondag die volgt op de eerste volle maan nadat de zon het lentepunt overschreden heeft.’
Een prozaïsch aandoende regel, zo op het eerste gezicht, die we eerst wat nader moeten bekijken.
De zon doorschrijdt in de loop van het jaar een gordel van twaalf sterrenbeelden: de beelden van de dierenriem. Op een sterrenkaart kan men de weg tekenen die het middelpunt van de zonneschijf aflegt in een jaar. Deze lijn, een soort hartlijn van de dierenriem, heet de ecliptica. Behalve de zon houden zich ook de maan en de planeten altijd in de dierenriem op.
Een andere belangrijke cirkel aan de sterrenhemel is de hemelequator. Deze cirkel verdeelt de hemelbol in een noordelijk en een zuidelijk halfrond.
( Zoals ieder mens het middelpunt is van zijn persoonlijke horizon, zo staan alle mensen in het middelpunt van deze grote cirkel aan de hemel, die we daarom ook wel mensheidshorizon mogen noemen.)
Het vlak waarin de ecliptica ligt en het vlak waarin de hemelequator ligt snijden elkaar onder een hoek van 23,5 graden. De helft van de zonneweg ligt dus ‘boven’ de hemelequator, op de noordelijke helft van de sterrenhemel, de andere helft op het zuidelijk hemelhalfrond: ‘onder’ de hemelequator. Als de zon zich in het noordelijk deel van de dierenriem bevindt, zijn op het noordelijk aardehalfrond de dagen langer dan de nachten; doorloopt zij de zuidelijke dierenriembeelden dan winnen bij ons de nachten het in lengte van de dagen.
Lentepunt
Tweemaal per jaar overschrijdt de zon de hemelequator: op de twee snijpunten met de ecliptica. Deze gebeurtenissen vinden plaats in de herfst en de lente: als de zon afdalend naar het zuidelijk hemelhalfrond de hemelequator passeert, begint astronomisch de herfst, opstijgend naar het noordelijk halfrond geeft de zon het begin van de lente aan: in 1976 op 20 maart om 12.50 uur.
Tot zover is de zon de grote bepalende factor.
Nu komt de maan in het spel en wel in zijn relatie tot de zon. Het gaat hierbij om het moment waarop de maan als een grote kosmische spiegel het zonlicht naar de aarde terugkaatst: de volle maan die zich dan in de dierenriem precies tegenover de zon bevindt. Aangezien de zon niet lang daarvoor van het zuidelijk hemelhalfrond naar het noordelijke gedeelte van de dierenriem gewandeld is, is voor de maan precies het tegenovergestelde het geval. Na dit kosmische moment is het wachten op de eerstvolgende zondag: paaszondag en daarmee richt onze aandacht zich weer geheel op de zon.
zon – maan -zon
Na deze opsomming van astronomische feiten moeten we proberen of het ons mogelijk is door de fenomenen heen een beeld te zien van een andere werkelijkheid. Daartoe willen we eerst naar de zon kijken, de zon die net de mensheidshorizon heeft overschreden en begonnen is aan een grote nieuwe dag die zal duren tot de grote zonsondergang: bij het weer terugkeren naar de zuidelijke hemelhelft in de herfst. Wat we waarnemen met onze zintuigen is het fysische ontwaken van de natuur: planten en dieren komen weer tot leven.
Waken en slapen
In de winter heeft de aarde het diepst ingeademd en het moment van grootste innerlijke activiteit en wakkerheid beleefd. Nu moeten we hier zien dat de aarde in de lente buiten zichzelf gaat treden, zichzelf langzaam in de kosmos uitademt. De aarde valt in slaap. Het levendige beeld van de aardenatuur is het beeld van de slapende aarde. Er is een tegenstelling tussen wat de uiterlijke natuur ons zegt en de geestelijke werkelijkheid. Waken voor de fysische wereld is slapen voor de geestelijke wereld. Dan valt het paasfeest wel op een heel merkwaardig moment: de opstanding is geen opstanding in de fysische wereld dit wil zeggen in een fysisch lichaam. We zouden daarom, kijkend naar de aardenatuur, moeten verwachten dat het feest van de opstanding zou worden gevierd in een tijd dat de stoffelijke natuur afsterft om het geestelijk deel van de aarde te laten herleven.
In het voordrachtswerk van Rudolf Steiner is te vinden, dat er dan ook opstandingsmysteriën hebben plaatsgevonden in de herfsttijd, omstreeks de tijd waarin wij nu het St.-Michaëlsfeest vieren. Daar beleefde men nog de samenhang tussen geestwereld en natuurwereld. Andere mysteriestromingen daarentegen beleefden de ontmoeting met de geest in het voorjaar. Hier knoopt onze paasregel bij aan: deze mysteriën richtten zich in het bijzonder op de maan, in haar functie van spiegel van de zonnekwaliteiten.
Denkend over Pasen stuiten we op de grote polariteiten van leven en dood, stof en geest, werken en slapen, zon en maan, beeld en werkelijkheid.
Zoekend naar een verbinding met de werkelijkheid van het paasgebeuren vinden we misschien de brug die ons deze tegenstellingen als de elkaar aanvullende aspecten van dezelfde werkelijkheid doet kennen.
Rinke Visser, ‘Jonas’ 9 april 1976.
Palmpasen/Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
103-100
.
