.
‘BEWEGING’-
EEN ZAAK VAN LEVEN EN DOOD
waarom is Pasen elk jaar op een andere datum?
Het is juist 77 jaar (in 1974) geleden dat de Duitse astronoom Wilhelm Foerster, naar aanleiding van een conferentie van de internationale Vereniging voor Maten en Gewichten, het Vaticaan het voorstel deed om de datum van het paasfeest eens en voor altijd vast te leggen. Het antwoord van de toenmalige staatssecretaris van paus Leo de Xlll, kardinaal Mariano Rampolla, laat geen twijfel over betreffende de opvattingen van de roomse kerk omtrent de betekenis van het paasfeest. Wanneer men de voorgestelde hervorming uitsluitend zou bezien in het licht van maatschappelijk voordeel, aldus de kardinaal, zou het project ongetwijfeld gunstig worden ontvangen. Maar de kerk “had ook rekening te houden met tradities, dat wil zeggen met het mysterie van dood en opstanding.” Indien echter de publieke opinie door de geleerde wereld beter zou worden voorgelicht, en er daardoor een algemeen verlangen zou ontstaan naar een relatief vaste paasdatum, zou de Heilige Stoel zo’n initiatief zeker in overweging nemen.
Sindsdien zijn er telkens voorstellen geweest om een eind te maken aan de beweeglijkheid van de paastermijn. Zoals bekend, wordt Pasen elk jaar op een andere datum gevierd, doordat er op het concilie van Nicea in het jaar 325 (dus in de vroege Christenheid) bepaalde afspraken over de astronomische berekening van het jaarlijkse paasfeest zijn gemaakt. Daaraan heeft de Christenheid zich sindsdien gehouden — de methode van de berekening is bij kalenderhervorming van 1582 nog wat geperfectioneerd. – Maar ook nu weer, in deze jaren, wordt er op internationaal niveau overlegd of het niet tijd wordt, een eind te maken aan deze beweeglijkheid van de paasdatum, en Pasen voor de verdere toekomst te “fixeren” in het jaarverloop.
Een commissie voor de wereldraad der kerken is daar bijvoorbeeld al jaren mee bezig. Het tweede Vaticaans concilie heeft zich er ook over beraden en het besluit gevat zich tegen zo’n kalenderhervorming niet te zullen verzetten (“mits ook in het bijzonder de gemeenschap der van de Heilige Stoel gescheiden broeders daarin zou toestemmen”). En een speciaal bureau van de Verenigde Naties heeft de plannen, samen met een voorstel tot invoering van een eeuwigdurende “wereldkalender” (een gefixeerd weekritme inbegrepen) al zo ver klaar, dat het geheel bij wijze van spreken direct ingevoerd zou kunnen worden. Alleen een aantal regeringen heeft nog niet toegestemd, en van de zijde der joodse orthodoxie zijn er bezwaren gemaakt.
SLEUTEL
Veel mensen denken tegenwoordig dat Pasen een stuk mythologie is. En met “mythologie” bedoelen ze dan dat het niet werkelijk gebeurd is. Even afgezien van de vraag of mythologie niet ook eens werkelijkheid was, blijft het probleem over of Pasen iets werkelijks is. Sedert meer dan negentien eeuwen hebben christenen dat inderdaad zo gesteld. In onze tijd wordt het meer en meer betwijfeld — of ontkend. Even afgezien van de vraag of de twintigste eeuw zich dat oordeel wel kan veroorloven, en of onze twintigste eeuwse cultuur over zo’n soeverein inzicht en over zo’n morele zekerheid en reinheid beschikt dat ze Pasen met de term “onwerkelijk” kan afdoen — blijft toch de vraag bestaan wat Pasen zelf is.
Wie zich daarvoor interesseert komt tegenover een vraagstuk te staan dat het hele leven betreft. En één van de sleutels om dat te begrijpen is juist de bewegelijkheid van de datum. Iedereen kent uit eigen ervaring wel, hoe men jaren lang met een probleem leeft, en op een gegeven ogenblik komt de oplossing. Er wordt een inzicht geboren, dat misschien in tegenspraak is met wat we tot dan toe gedacht hebben. Dat komt bijvoorbeeld vaak voor bij een crisis, waarin een mens een levensbeproeving doormaakt. Iemand wordt bijvoorbeeld uit zijn beroep ontslagen, en hij is er diep van overtuigd dat dat onrechtvaardig was. Of een huwelijk breekt uit elkaar, doordat een van de partners de ander verlaat; deze maakt dan de vernedering door van “verstoten zijn” en voelt zich beledigd en verraden. Of een mens wordt in een belangrijke zaak in het ongelijk gesteld, maar hij kan niet inzien waarom; wrok blijft er over. Velen van ons kennen zulke of soortgelijke ervaringen. Ze houden ons uit de slaap, “we komen er niet overheen”, steeds opnieuw zijn we ermee bezig, een groot onbegrijpelijk brok dat daar in het zieleleven ligt, een echte levensbeproeving. — Maar het leven gaat verder, de tijd brengt nieuwe ervaringen, er ontstaat ondanks het leed toch afstand tot het gebeurde. En op een dag, misschien jaren of zelfs een tiental jaren later bemerk je dat er andere gedachten over het drama zijn ontstaan: in de terugblik heeft het gebeurde een andere plaats gekregen, allerlei details zijn intussen vervaagd, terwijl er nieuwe gezichtspunten zijn ontstaan die je vroeger nooit zou hebben willen
aanvaarden, maar die nu ineens wezenlijk zijn geworden. Alles ziet er nu anders uit, ja — er komt een verbazingwekkende waarneming: er begint dankbaarheid te ontstaan voor het gebeurde -“als me dat toen niet was overkomen, zou ik later nooit…” De beproeving blijkt achteraf juist de oorzaak te zijn voor een positieve verdere ontwikkeling, de crisis is vruchtbaar overwonnen. En je hoort zeggen: “aan die moeilijkste uren van m’n leven heb ik het allerbelangrijkste te danken, er is iets totaal nieuws in m’n leven ontstaan.” De gebeurtenis, vooral als het een diep ingrijpend gebeuren was, was als “de dood”, je stierf een beetje. Ook je voorstellingen en denkbeelden, misschien je hele levensopvatting maakten de dood door (“ik voel me een gestorvene”, hoor je in zo’n situatie iemand wel eens zeggen). Ook je eigen — geliefde — gedachten over jezelf en anderen zijn in de crisis mee ondergegaan, “ik ben heel anders over het leven gaan denken”. Ook allerlei gebruikelijke gevoelens zijn ondergegaan, als een schip in de storm, je ervaart misschien ineens dat je je tegenstander, of degene die je alles heeft aangedaan, hebt vergeven — niet sentimenteel, maar écht. Je gevoelsleven is veranderd, er is nu iets mogelijk wat er vroeger niet inzat.
TRADITIE?
Toen kardinaal Rampolla, in zijn antwoord aan de astronoom Foerster, op diens voorstellen zei dat de kerk ook rekening had te houden “met het mysterie van dood en opstanding”, heeft hij er misschien niet aan gedacht dat het een puur mysterie is dat mensen op een vruchtbare, vrije manier individueel een levenscrisis kunnen overwinnen, en dat dat -in beeld gesproken – een zaak van dood en opstanding is. Wie dat echter heeft doorgemaakt weet het uit eigen ervaring. En er zijn veel mensen die dat weten. De kerkvorst heeft waarschijnlijk meer de traditionele leer (het dogma) van Christus’ dood en opstanding voor ogen gehad. Hij spreekt tenminste van “een traditie”.
Maar eigenlijk zou het voor een modern onbevangen redelijk gezond verstand denkbaar moeten zijn dat het beginsel, dat aan deze overlevering ten grondslag ligt, een beginsel van genezing, van beweging is, van vernieuwing die uit een sterfproces voorkomt, het principe van de wedergeboorte in de dood. Opstanding is metamorfose, herrijzenis uit een ondergaande toestand in een nieuwe gestalte. En een mens die dat doormaakt weet ook dat er beweging in zijn leven gekomen is, dat de verstarde en vastgelopen voorstellingen gestorven zijn, dat er uit die dood iets nieuws is geboren, bewegelijk als alles wat nieuw geboren is.
Een feest, elk feest, moet een toonbeeld zijn van dat waarvoor het gevierd wordt. Het is een grandioos feit, en volledig in overeenstemming met “het mysterie van dood en opstanding”, dat Pasen door de eeuwen heen telkens op een andere datum plaats vindt — het toont “bewegelijkheid” in hoge mate en staat in zekere zin tamelijk los van de loop van de zon door het jaar (waaraan Kerstmis, Sint-Jan, de michaelsdag op vaste data gebonden zijn).
Pasen vertoont ten opzichte van de tijd iets van die vrijheid, die ook een mens heeft ten aanzien van de omstandigheden als het erom gaat een crisis vruchtbaar te doorstaan — want dat is altijd een zaak van vrije wil. Geen macht ter wereld kan mij tot herrijzenis dwingen.
Natuurlijk blijft Pasen daarmee toch nog een mysterie, al kun je er in gedachten mee omgaan. — De overwinning van de dood, op aarde door Christus volbracht, heeft aan de hemel elk jaar een beeld getekend, in het schrift van de hemelverschijnselen: de dagen zijn langer dan de nachten geworden, de eerste zondag na volle maan is voorbij, Pasen is gevierd — daar staat na zonsondergang aan de avondhemel een smalle zilveren maansikkel, en met een merkwaardig asgrijs licht zien we de gehele maanschijf verlicht: de schaduwzijde van de maan ontvangt (zoals Leonardo da Vinci als eerste ontdekte) dit matte licht door de zonbeschenen aardel De aarde belicht haar begeleider, de maan, met een zacht weerkaatst zonnelicht. Iedereen die dit verschijnsel wel eens heeft gezien is getroffen door de raadselachtige sfeer van dit beeld. (Het is soms al een of twee maanden eerder te zien, maar meestal is het na Pasen het mooiste.)
Er zijn nog veel andere motieven te vinden voor de beweeglijkheid van de paasdatum, en het is een onuitputtelijk motief: de vraag wat Pasen, het feest van Christus’ opstanding is. Eén ding is wel zeker: wie Pasen wèl wil vieren, maar de datum van het feest wil vastleggen, is in diepe tegenspraak met de betekenis van het feest zelf.
J.E. Zeylmans van Emmichoven , ‘Jonas’ 22 maart 1974.
Palmpasen/Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
99-96
.