Tagarchief: Assja Turgenieff

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – grafische vormgeving

.

Wie de aanwijzingen van Steiner voor bijv. het handwerken bestudeert, ziet dat hij ‘kunstzin’ belangrijk vindt.
Vormgeving is nooit ‘zomaar’, moet iets uitdrukken. De materie is voor Steiner ook uitdrukking: van de geest.
‘Iets’ geestelijks moet tot uitdrukking komen in wat in de materie, de vorm vast, hard geworden is, is gestold.

Wie zijn voordrachten als boekuitgave in de hand heeft, ziet vaak een typische grafische vorm op de voorkant.
Wat wilde hij daarmee dan tot uitdrukking brengen.

In onderstaand artikel wordt een antwoord gefomuleerd.

Piet Sieperda, Motief 263,juni 2022
.

100 jaar grafische impuls –
Rudolf Steiner, Assja Turgenieff
.

Dynamische communicatie-kunst

Steiners impuls voor een communicatieve grafische vormgeving is een van zijn meest geheimzinnige nalatenschappen. Hij begint hiermee pas rond 1920 als de sociale driegeleding met brochures en boeken wereldkundig wordt gemaakt en een goede herkenbaarheid van deze nieuwe beweging wordt nagestreefd.

Aan de omslag van een boek moet je kunnen zien waar het geopend wordt. Zo niet, dan zou je het boek ook niet moeten openen. Dit krachtige gezichtspunt van Rudolf Steiner, trof ik aan in het boek van Hedwig Hauck, voor kunstenaars en pedagogen. [1]
Met deze voorkennis stapte ik bij een van mijn bezoeken aan Dornach de boekwinkel van het Goetheanum binnen. Was dit niet bij uitstek het centrum van het antroposofische boek? Aandachtig bekeek ik de uitgestalde boeken en concludeerde dat geen van de uitgevers zich ooit had verdiept in de overwegingen van Steiner op dit punt. Deze boeken konden vanuit dit gezichtspunt, nooit met fatsoen worden geopend.

Toen viel mijn oog op die ene uitzondering. Het was een kleine pocket, een roman van een mij onbekende schrijver, midden op een van de tafels. Dit werd spannend. Was hier iemand doorgedrongen tot het boek van Hauck? Wie had deze omslag gemaakt? De naam van de ontwerper stond linksonder op de eerste pagina: Rudolf Steiner!

Linksboven

Kenmerkend voor Steiners ontwerpen is wel dat het accent ligt op de linkerbovenhoek, [2] waarbij de overige ruimte wordt vrijgelaten voor de titel en de overige tekst. De opbouw van de meeste ontwerpen kent een bepaalde overeenkomst: een lijn die de linker rand van het papier volgt en daarna de bovenrand en een tweede lijn die haar spoor trekt aan de binnenkant daarvan (afbeelding 1).

1. Ontwerp briefhoofd van Rudolf Steiner (uit Roggenkamp, p.45).

Tussen deze twee lijnen kan nu gemakkelijk een ruimte ontstaan voor een invulling met een passend motief (afbeelding 2).

2. Plantenmotief, ontwerp van Rudolf Steiner (uit Roggenkamp p.77).

Kenmerkend bij de uiteenlopende ontwerpen is dat de gebruikte lijnen voortdurend veranderen in dikte. Dit brengt dynamiek in alle onderdelen van het ontwerp.

In de illustraties zelf is in de jaren daarna een ontwikkeling zichtbaar van strakke, rechte lijnen naar meer dynamische arceringen en vlakken, waarin een beweging van linksonder naar rechtsboven zichtbaar wordt. Soms zijn daarin dierlijke of menselijke silhouetten herkenbaar. Incidenteel maakt zelfs de titel deel uit van de illustratie, zoals het bekende ontwerp van het titelblad van Das Goetheanum. Ook zien we bij herhaling gebruik van kleuren. Het valt op dat het beeld zich vanaf 1922 nog meer concentreert in de linkerbovenhoek en dat de uitlopende lijnen linksonder en rechtsboven korter en minder scherp worden. Een aparte categorie is het uit 1921 stammende uiterst modern ogende ontwerp voor de verpakking van Weleda-medicijnen. Deze krachtige combinatie van rood en blauw, laat zien dat de mogelijkheden van deze impuls niet beperkt zijn tot de beschikbare voorbeelden.

Vignet Weleda (niet afgebeeld in artikel)

Vormgeving nu

Grafische ontwerpers stellen zich in het algemeen dienstbaar op. Hun basisexpertise is de letter: de verschillende lettertypes, groottes en diktes, vet of cursief. Hun domein is de huisstijl, het bedrijfslogo, briefpapier, interne- en externe communicatiestromen en bijvoorbeeld ook verpakkingen. Op een hoger niveau maken de grafische ontwerpers boeken, theater- en filmposters en doen ze de opmaak van tijdschriften. Ze zijn overal actief waar tekst en beeld in samenhang verschijnen.

Karakteristiek voor deze letterwereld is haar uiterst systematische, gedisciplineerde en statische karakter. De letters moeten te allen tijde in het gelid staan, op een volstrekt horizontale lijn. Een voorbeeld daarvan zijn boekomslagen. We zien vaak dat een uitgever vooral geïnteresseerd is in de titel: die komt – in uiteenlopende kleuren en vormen – strak bovenaan te staan. Die is voor hem belangrijker dan door een ontwerper aangeleverde illustratie. Alleen in die genres waarin beelden sterker communiceren, wijken ze daar weleens van af, bijvoorbeeld bij reis- en kunstboeken met opvallende afbeeldingen die veel zeggen over de inhoud van het boek.

Theater

De balans tussen beeld en tekst treffen we bij uitstek aan in de ontwerpen van Steiner. Toch voegt hij nog enkele accenten toe in zijn beperkte grafische oeuvre. Dat zijn subtiele menskundige gezichtspunten. In het domein van het theater vinden we bij herhaling dat Steiner een sterk onderscheid postuleert tussen links en rechts. Dat bepaalde attributen en handelingen een plek krijgen op het toneel waar dat het meest effectief is. Steiner zegt hierover:

“Het rechteroog is meer gericht op begrijpen wat het ziet, het linkeroog is meer afgestemd op interesse in het waargenomene. (…) Als je met een beweging de interesse van de kijker wil wekken, dan moet je als toneelspeler van rechts naar links gaan. Als je daarentegen met een beweging iets wil uitdrukken, iets wil bespreken dat begrepen wordt, dan moet de toneelspeler van links naar rechts bewegen.” [3]

Actuele media

In zijn ontwerpen zet Steiner het kunstzinnige element uitdrukkelijk in de linksboven positie. Het kunstzinnige, het beeldende draagt de interesse. Zo nieuw is dat niet: in de actuele praktijk wordt dit intuïtief herkend. Ontwerpers van bijvoorbeeld commerciële websites voelen intuïtief de ruimtelijke posities van interesse en begrip.
Op allerlei websites waar we iets kunnen boeken, veilen of (ver) kopen, vinden we in de linker kolom het management van de interesse en wordt de koop afgerond in de rechterkolom. Zo wordt onze interesse gewekt en via onze begeerte geleid naar de boeking, het bod of de koop rechtsonder. Links wordt het begeerde meestal getoond met een grote foto en rechts daarvan een toelichting en de prijs.

Op YouTube zien we een vergelijkbare links-rechts-indeling, tot in detail doorgevoerd. Zo kunnen we in het lopende filmpje rechtsonder klikken om de advertentie over te slaan of om over te schakelen naar volledig scherm.

Ook in drukwerkland is het links-rechts-fenomeen op te merken. Het opengeslagen tijdschrift heeft altijd een linker- en rechterpagina in het volle zicht van de nieuwsgierige lezer. Veel ontwerpers kennen intuïtief de wetmatigheid dat interesse links beter voelt en begrip rechts. Een artikel opent met een interesse wekkende illustratie en idem titel plaatsen we dan op die linker pagina en aan het einde liefst nog vervolgacties rechtsonder, precies zoals we dat zagen bij de websites. Beschouwen we een tijdschrift van kaft tot kaft dan zou het een verdienstelijke opzet kunnen zijn om te openen met een enthousiasmerend en kunstzinnig voorste deel en af te sluiten met nuchtere opsommingen, uitgebreide agendering en acties die de lezer kan gaan doen.

Boekomslagen

Voor een boekomslag geldt bij Steiner nog een extra regel. Het onderscheid tussen links en rechts wordt hier nog versterkt doordat het boek links tot een eenheid gebonden is en aan de rechterkant geopend wordt. Juist hier blijkt Steiners scherpe blik op hoe dingen concreet en precies functioneren in onze werkelijkheid en wat daarvan dan de consequenties moeten zijn. Dat blijkt ook bij het bijzondere boekje dat ik in handen kreeg in de boekhandel van het Goetheanum. Dit betrof de toekomstroman Vril van de negentiende-eeuwse Britse schrijver Sir Edward Bulwer Lytton. [4] De omslagtekening van de hand van Rudolf Steiner vormt een inleiding op het verhaal en toont met name de figuren die daarin een rol spelen. Deze zijn gericht naar de rechterkant van de omslag: daar kan dit boek immers opengemaakt worden en dus begint daar het verhaal. Rechts onderaan is ruimte vrijgehouden voor de linkerhand om het boek te openen (afbeelding 3).

3. Omslagontwerp Vril (uit Das graphische Werk, afb. 246, p.128).*

Dat de meeste boeken niet uitnodigen om te openen heeft een heel eenvoudige reden. De gangbare en veel gebruikte lettertypen hebben vanuit hun eigen functionaliteit een statische karakteristiek, elke letter is feitelijk ingesloten in een blokje. Vorm je van deze letters een woord, dan maak je daar een balk van. Zo’n letterbalk sluit elke beweging uit tussen de rug en de openingskant van het boek. Voeg je daar dan nog een afbeelding in blokvorm aan toe dan is de blokkade volledig. Nu is het niet zo verwonderlijk dat de letters vrijwel altijd keurig op een rechte lijn staan. Het hele ontwerp- en productieapparaat is daar nu eenmaal omheen gebouwd. Daaraan ontsnappen is vrijwel onmogelijk. Een fraaie en functionele uitzondering die deze regel bevestigt is de welbekende poster van The Sound of Music.
De drukkers waar Steiner in de eerste jaren mee werkte konden waarschijnlijk niet overweg met de combinatie van de gebruikelijke drukletters en Steiners nieuwe ontwerpen. Daarom is Steiner rond 1922 zelf letters aan zijn ontwerpen gaan toevoegen.

Turgenieff

Bij de bouw van het Goetheanum was er een goede samenwerking tussen Rudolf Steiner en grafisch ontwerper Assja Turgenieff. [5]  Vanaf de jaren dertig wordt zij een trouwe medewerker van Marie Steiner bij de uitgave van Steiners werken en voordrachten. Zij ontwikkelt een nieuw letterschrift dat een goede opvolging geeft aan Steiners mogelijke intenties om de lettergestalten mee te betrekken in het kunstzinnige domein.

In afbeelding 4 zien we de door Turgenieff ontworpen omslag van de bundeling van vijf voordrachten van Steiner van oktober 1914 over de Dornacher Bau.

4. Omslag Der Dornacher Bau, ontwerp van Assja Turgenieff.

Hoewel het beeldende motief linksboven vrij klein is, verhoudt het zich tot de letters als een solist tot een orkest en beheerst dit motief door haar vorm zowel de bovenrand als de rug van de hele boekomslag. Het letterschrift beweegt hier in mee. Mooi zijn de grotere letters in het middendeel. Rechtsonder houdt ze onopvallend een kleine ruimte vrij voor de linkerhand om het boek te kunnen openslaan. De in beweging gebrachte letterstijl doorbreekt onze eerder vastgestelde, normale statische letterblokkade. De andere kenmerken van de grafische vormgeving blijven in stand: het systematische en de gedisciplineerdheid. De omslagen van delen uit de Gesamtausgabe bevestigen onze indruk (afbeelding 5).

5. Drie omslagen van delen uit de Gesamtausgabe, ontwerpen van Assja Turgenieff.

Belangrijk is dat het beeldmotief vrij in het vlak is geplaatst, wat we als een basiselement in het grafische werk van Steiner mogen beschouwen. Bedoeld om de geest ruimte en vrijheid te geven in de kunstzinnige ervaring. Een kader zet de geest gevangen. De letters worden in de ruimte rechtsonder geplaatst in een vrije vorm, een prachtige uitvinding van de kunstenaar, helemaal rechtsonder wordt ruimte vrijgelaten voor de vingers van de linkerhand als zij daar landen bij het openen van het boek. Zij mogen daarbij – volgens het gezichtspunt waar dit artikel mee begon – geen letters of cijfers beroeren.

Wat Steiner in een open proces – geleidelijk en schijnbaar pretentieloos – stapsgewijs ontwikkelt, brengt Turgenieff zo tot bloei dat haar ontwerpen in stijl uitnodigen om ons open te stellen voor de spirituele wereld die het boek ontsluit.

Juist in een tijd waarin we overspoeld worden met bewegende, maar oppervlakkige beelden, kunnen we ons afvragen of we nog wel open staan voor de taal van het beeld, voor de dynamiek die zich in beelden uitdrukt. Het is deze kunstzinnige waarneming, deze activiteit van de ziel waar de ontwerpen van Steiner en Turgenieff een beroep op doen. ||

Noten

1 Hedwig Hauck, Handarbeit und Kunstgewerbe., Angaben von Rudolf Steiner für Padagogen und Künstler (1961, Stuttgart), p.46,47.

2 Zie hierover: Walther Roggenkamp en Hildegard Gerbert, Bewegung und Form in der Graphik Rudolf Steiners (1979, Stuttgart).
Werner Teichert, Rudolf Steiner als illustrierender Künstler (1941, Dornach). Rudolf Steiner, Das graphische Werk (2005, Dornach).

3 Rudolf Steiner, Sprachgestaltung und Dramatische Kunst, GA 282, (1981, Dornach), p.197.

*4 Sir Edward Bulwer Lytton, Vril, oder eine Menschheit der Zukunft (1922, Stuttgart).

5 Assja Turgenieff, Erinnerungen an Rudolf Steiner und die Arbeit am ersten Goetheanum (1972, Stuttgart).

Ik vond nog een boek van Howard hierover.

Rudolf Steiner over handvaardigheid

Iets over het thema in vormtekenen

Over organische bouw

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3131-2944

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – tekenen – zwart/wit (2-1)

.

Rudolf Steiner maakte tijdens zijn voordrachten soms bordtekeningen om zijn woorden te verduidelijken. 
Die zijn lang niet alle bewaard gebleven.
Sommige werden op zwart papier gemaakt. Daarvan zijn er wèl een aantal bewaard.
N.a.v. die schetsen zijn in de gedrukte uitgaven van de voordrachten tekeningen gemaakt door o.a. Assja Turgenieff. Ze deed dit op een speciale manier: ‘met schuine streepjes – schrafferend; arcerend.

Ze maakte met deze techniek vele illustraties:

6e klas zwartwit vb Turgenieff 1

bij de ‘Kindheitslegenden‘ die Jakob Streit navertelde, bijv.

In haar boek ‘Die Goetheanum-Fenster-Motive tekende ze herinneringen op aan Steiners aanwijzingen voor het zwart/wit tekenen.

Haar uiteenzettingen over kunst en wat ermee samenhangt vond ik altijd best lastig te doorgronden. 
De aanwijzingen die erin staan voor de techniek van het arceren, helpen wel mee je goed voor te bereiden op de lessen die je in de 6e, maar ook in hogere klassen, wilt geven 

Steiner:
“De strepen mogen nooit met de vorm meegaan, – ze moeten niets met de vorm van doen hebben. Kijk, zoals bij u, de strepen gaan, hoewel heel miniem, afbuigend mee met de plastische vorm. Dat is fout. Je moet leren arceren helemaal onafhankelijk van de vorm. Dus nooit dergelijke strepen maken:

6e klas zwartwit vb Turgenieff 2

anders ontstaat er een lijn; – maar de lijn is een leugen in het kunstzinnige. – De lijn mag je wel gebruiken bij de opbouw van een tekening, maar niet verder dan wanneer een architect een steiger gebruikt om een huis te bouwen. Wanneer het huis klaar is, zijn de steigers weg. U mag dus niet van de lijn uitgaan en op het eind van de tekening moet ieder spoor van contour verdwijnen.

De strepen moeten heel duidelijk zichtbaar zijn, vrij, karakteristiek,

6e klas zwartwit vb Turgenieff 3               zo                                                                                                         of zo
Het karakter moet in de strepen zelf liggen, zo gevarieerd mogelijk; smal of breed  enz. Dat maakt het kunstzinnig. Wanneer u een vlak donkerder wil maken, kunt u  wat mij betreft – wanneer u het niet anders voor elkaar krijgt – kruisen; maar schuin – nooit onder een hoek. Probeer het echter te bereiken door de strepen dunner te maken, nieuwe strepen daartussen waardoor de richting van de strepen altijd hetzelfde blijft.

6e klas zwartwit vb Turgenieff 4

Hiermee bevrijdt u het tekenen van de lijn, want de lijn in het kunstzinnige is nergens mooi.”

Om daarover meer zekerheid te krijgen, liet ik hem tijdens een euritmie-oefening een euritmievorm zien die hij zelf getekend had. Hier was het een en al lijn en toch was het kunstzinnig mooi.

“Dat denkt u maar, dat die mooi is,” antwoordde hij; “die is pas mooi wanneer ze in de ruimte wordt gelopen. Dit is bedoeld voor in de tijd. Een lijn is alleen kunstzinnig op zijn plaats,” voegde hij toe, “in een karikatuur; want de karikatuur is puur intellectueel. Daar is de lijn op zijn plaats.”

In gesprekken over deze techniek, vooral met kunstenaars die m.n. op het gebied van de grafiek werkzaam waren, stootte ik meer dan eens op weerstand. Dat kan zo samengevat worden:
Dat de kunstenaar zich niet hoeft te onderwerpen aan een opgedrongen wet, maar zijn temperament vrij moet volgen, – dat deze aanwijzingen geen nieuwe kunstzinnige impuls zijn, – veel meer een speciale techniek die – wanneer je die daadwerkelijk zou gaan toepassen – vervelend is, zelfs afstompend werkt. Dat er geen rechtvaardiging bestaat om een speciale streepjeslaag te kiezen; dat  het onmogelijk is om op deze manier tot werkelijke vormgeving te komen.

Omdat deze bezwaren steeds weer naar voren kwamen, geloof ik dat het op zijn plaats is, een paar ervaringen weer te geven die ik aan de hand van deze techniek opgedaan heb. Want Rudolf Steiner bedoelde hiermee geen dogma en geen kunsttheorie, maar concrete aanwijzingen waarmee je praktisch oefenend nieuwe dingen leerde, nieuwe dingen uitwerkte……..

Assja Turgenieff spreekt dan over een schets die Dr. Steiner voor de beeldhouwsters Miss Maryon maakte helemaal met deze streepjestechniek; ongeveer in de tijd toen Dr.Steiner met mij over de arceertechniek had gesproken.
De schets stelde een vrouw voor die zich naar een groep kinderen boog. Ik teken deze uit mijn herinnering. Slechts een zwakke afspiegeling, – maar de hele gestalte en beweging was er al. En toch kreeg je het gevoel: de gestalte kan nog veranderen, nog dieper buigen, de handen nog verder uitstrekken; ze liet de toeschouwer vrij. Ze liet ook aan de kunstenaar de volle vrijheid, tot het punt van afronding van het totaalplaatje, nog te veranderen; de vormgeving te zoeken. Dat had niet gekund bij een vastgelegde contour.  Het behoort ook tot de eerste ervaringen die je door deze methode opdoet: een van tevoren getrokken contourlijn ervaar je als dwang. Een kunstenaar die zijn beeld in lijnen vastlegt, neemt daarmee het puur kunstzinnige van tevoren weg; maakt zijn activiteit geringer. Door het zoeken naar de vorm zonder omtrekslijnen, heeft hij de mogelijkheid, tot het beeld klaar is, in het wordingsproces, bij het ontstaan zijn werk vorm te geven.

6e klas zwartwit vb Turgenieff 7

“U moet een vlak maken en daarop uw hele gevoel, uw aandacht richten en dan het andere vlak” – zei Dr. Steiner vaak tot ons bij het snijwerk aan de architraven in het Goetheanum, “en nieuwsgierig, gespannen erop wachten welke grenslijn tussen de beide vlakken ontstaat. Die moet je nooit van tevoren bepalen.”

In overdrachtelijke zin is deze uitspraak ook van toepassing op het tekenen. Afzien van een vastgelegde lijn brengt een onverwacht element met zich mee dat iemand tijdens het werk tegenkomt – je zou willen zeggen -; iets onbekends dat juist een grotere wakkerheid en innerlijke activiteit vereist. Het brengt met zich mee – als je er daadwerkelijk toe komt met deze methode te werken, – een bevrijding van het in het kunstzinnige zo storende vastpinnen van een intellectuele voorstelling, van die activiteit van het hoofd en concentreert, verinnerlijkt het bewustzijn op een activiteit in het gevoel zelf die de tegenstelling koud en warm, licht en zwaar meebeleeft en uit dit innerlijk tasten de vormen gestalte geeft – niet van te voren zich voorstellend, maar direct in het scheppen.

“Slechts in uw hoofd bent u sentimenteel”, zei Dr. Steiner aan ons euritmisten, ‘het hart weet het juiste al.”

Een soort ritme, een ritmische wetmatigheid waarin je met de arceertechniek komt, draagt ertoe bij om ons  ritmisch beleven bij het vormgeven te betrekken.

“Niet met de vorm meegaan”,- deze aanwijzing maakte mij erg ongelukkig bij het tekenen van bomen. De groeikrachten in hun bewegingen door stam en takken met het potlood te volgen, was toch zo vanzelfsprekend. In de tijd waarin ik mij met deze vraag bezighield, herinnerde ik mij een ets van Piranesi. Anders dan op de gewone manier gegraveerd, stond er midden in het beeld een boompje geheel met schuine arceerstrepen. Heel krachtig stond dat boompje daar, – alsof het gemaakt was door het nagaan van de vorm; maar veel levendiger, van licht en lucht doortrokken. Ook dat is één van de eerste ervaringen die je op dit gebied kan hebben, dat juist deze manier van tekenen de beste weg is bij het zoeken naar wat Rudolf Steiner de ‘intensieve’ werking, het van ‘binnen ook lichtende’ noemde.
Met een eenvoudig voorbeeld wil ik nog laten zien, dat met een schijnbaar zich beperken tot 1 genomen arceerrichting de kunstenaar inderdaad rijkere vormgevingsmogelijkheden krijgt, hoewel het eenvormige karakter van het geheel daardoor in de hoogste mate benadrukt wordt.

Laten we eens drie gelijke driehoeken nemen, in verschillende richtingen gedraaid, een keer met de omtreklijn en een keer met schuine arceerstrepen getekend.

6e klas zwartwit vb Turgenieff 5

In het eerste geval, hoe de driehoek ook gedraaid is, de vorm wordt op identieke manier weergegeven. In het tweede geval ontstaat de noodzaak iedere keer anders te vormen, al naar gelang de plaats die ze inneemt in de totaalcompositie. Zou je in plaats van een simpele driehoek bijv. een gezicht in verschillende richtingen op deze manier tekenen, dan zou je zien hoe eindeloos veelvuldig, hoe vrijheid bevorderend daar juist dit eenheidsprincipe een bewijs voor is.
Het is alleen maar een teken van een gebrek aan zelfvertrouwen te geloven dat een erkende wetmatigheid de vrijheid van de kunstenaar, zijn subjectieve beleven nadelig kan beïnvloeden. Veel meer nog dan de beeldend kunstenaar heeft de musicus de bronnen van zijn scheppen in zijn innerlijke beleving te zoeken; en toch is hij niet bang dat hij zijn beleven afzwakt wanneer hij de objectieve  wetmatigheden van de muzikale wereld bestuderend volgt. Ook een intensivering van het subjectief beleven betekent echter ook voor de beeldend kunstenaar het objectiveren van het beleven, – een innerlijke verrijking, wanneer hij het besluit neemt zijn temperament aan de wereld van de vorm te scholen; ook een veroveren van een grotere uitdrukkingsvrijheid, dan de persoonlijke willekeur ooit zou bereiken. Maar de weg van de kunstenaar eist “tussen expressionisme en impressionisme” een intensiever, maar ook een geduldiger studeren.

‘Vijftig keer moet U dit beeld schetsen, – dan wordt het goed”, hoorde ik Dr.Steiner tegen een kunstenares zeggen; en dat tegen een kunstenares die zeer beslist wel wat kon en talent had.

Wanneer je het karakter van de lijnvoering in de eerste eeuwen van het christendom, inclusief Byzantium en tot in de voor-renaissancetijd  vergelijkt met de onze, krijg je daarbij een heel verschillend gevoel. Het is of de middeleeuwse monnik uit een in het onbestemde, in een aan iets totaals  overgeleverd gevoel dit innerlijke leven of schouwen  wilde bevestigen, zich daarvan bewust wilde worden in de door de omtrek bepaalde lijn. Vanuit het goud-groen dat hij mediterend aftastte, lichtte zijn bewustzijn op aan de daarin geschreven tekens.
Wanneer bepaalde moderne richtingen weer proberen toegang te krijgen tot dit beleven van wat er getekend is, wordt hun lijnvoering gekunsteld; krijgt een gedwongen karakter; want het bewustzijn waaruit de kunstenaar nu kan scheppen, is diametraal tegenovergesteld aan dit voor de renaissance liggende bewustzijn. Van nature heeft het de neiging tot begrenzen, tot afscheiden – een abstract worden en een uitdrukking daarvan is de lijn:

“Slechts in het intellect is de lijn op zijn plaats”, meende Dr.Steiner.

Er hoort een wilsbesluit bij en werken met de beleving zelf om van voorwerpen waaraan we gehecht zijn, weer te komen bij ‘wat er tussen de dingen ligt.’
Uit dit gewonnen beleven van een totaliteit wordt ons de mogelijkheid gegeven de begrenzing weer als een teken van de geest te vinden. Gaan we echter in het arceren ‘mee met de vorm’, dan komen we er onwillekeurig toch toe de begrenzing als lijn te gebruiken. Daarmee hangt nog iets anders samen.

Richting wijzend wordt door Rudolf Steiner dikwijls aangegeven op alle gebied van de kunst, een zin van Goethe uit zijn ‘Spreuken in proza”; ‘wie begint het openbare geheim van de natuur te onthullen, voelt een onweerstaanbaar verlangen naar wie dit het waardigst kan uitleggen, de kunst.’ – Schoonheid is de uiting van verborgen natuurwetten die zonder haar verschijnen eeuwig verborgen waren gebleven,’ zei Goethe op een andere plaats.
Wanneer je de verborgen geheimen in het zwart-wit wil ontdekken, dan vind je tussen deze en de wereld van de kleuren een wezenlijk verschil.  Kleuren hebben de eigenschap een te worden met de vorm. Niet alleen de kleuren van de vaste vormen – bijv. die van het incarnaat of van de planten – maar ook de neiging één te worden, met de vorm en de beweging samen te vloeien, zie je bijv. aan de vluchtige verschijnselen aan de hemel. Kijk je echter naar een belicht gelaat dat zich in het licht langzaam beweegt, zie je onmiddellijk aan deze heel eenvoudige waarneming dat licht en schaduw niets gemeen hebben met de vorm. Alleen de werkingen bereiken het zichtbare, die brengen de dingen in verschijning, behoren echter zelf tot een wereld die met de vormen niets gemeenschappelijks heeft, die niet ‘met de vorm samengaat’.

Probeer je meer vertrouwd te raken met deze beide elementen van licht en donker, dan vind je allereerst, wat in de meest eenvoudige optische proeven bekend is, dat het lichte de neiging heeft zich uit te breiden, groter te lijken – het donkere echter werkt naar binnen, kleiner wordend.

6e klas zwartwit vb Turgenieff 6

Het groter worden van het lichte kun je tegelijkertijd als een tendens karakteriseren van het vluchtiger worden, van het licht worden, van wat naar boven streeft, – zoals het donkere als een zich sluitende, zich samenballende kracht kan worden ervaren, die naar onder in de zwaarte schiet.
Wanneer de mens probeert deze dualiteit in zichzelf mee te beleven, zich ermee uiteen te zetten, dan kan hij een gewaarwording hebben, dat zijn linker kant zich meer verwant voelt met de meer vluchtige krachten; de rechter meer met de vaster wordende krachten. Het innerlijke gebaar dat een relatie tot deze beide krachten vormt – het gebaar van een levendig, beweeglijk evenwicht, heeft voor de mens tot gevolg de schuine richting van boven links naar beneden rechts.

De ‘van boven rechts naar beneden links’- voor de kijker – toegepaste streep die de wisselwerking van licht en schaduw veroorzaakt, om het even of je vanuit het lichte naar het donkere toewerkt of omgekeerd, hangt samen met de ‘geheime natuurwetmatgheden’, waarvoor het kunstzinnige de opdracht heeft de uitlegger te kunnen zijn.

“Gelooft u dat je met deze methode nu iets grootsers in het licht-donker kan bereiken dan Rembrandt gedaan heeft?’- werd ik een paar keer gevraagd.
Zeer zeker niet.  Rembrandts kunstenaarschap als gave Gods is en blijft uniek. En tot een erkende, anders gezegd: in het bewuste gevoel waargenomen methode zo ver innerlijk verwerkt dat ze tot een nieuwe scheppingskracht zich in ons metamorfoseert, hoort nog een zeer lange weg van persoonlijke ervaringen; behoort een inspiratie die het werk tegemoet komt. Bovendien behoren deze kunstzinnige mogelijkheden, die we nog maar net kunnen bevroeden, misschien niet tot een toekomst die wij kunnen bepalen. We zouden slechts moeten afzien van deze toekomst van een in de werkelijkheid van de geest opnieuw gefundeerd kunstenaarsschap, was ons niet de mogelijkheid gegeven aan de geestelijke inhoud van de elementen zelf die een kunst tot kunst maken – of het nu het woord is, de klank, kleur of licht en schaduw – te leren die tot onze ‘leermeester te maken’, zoals Rudolf Steiner het eens onder woorden bracht.
Deze dingen kunnen hier slechts gebrekkig geschetst worden. Anderen kunnen aan deze kennis andere ervaringen opdoen. Hiermee wordt slechts aangeduid waarom het belangrijk leek de schijnbaar toevallige, eenvoudige opmerkingen van Rudolf Steiner zo goed als mogelijk weer te geven.

Voorbeelden van arceerwerk: VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas tekenen – zwart-wit (2)

6e klas: tekenen zwart-wit (1)

6e klas: alle artikelen

1064-986

.

.