.
Wanneer in de 5e klas met aardrijkskunde buiten Nederland wordt begonnen, wordt logischerwijs voor de Rijn gekozen die, aansluitend bij de 4e klasstof, voor ons land buitengewoon belangrijk is.
Rond de Rijn zijn allerlei sagen ontstaan, waarvan de Lorelei wel de bekendste is.
Maar er zijn er meer.
Nu het lezen onder druk staat, is het misschien een idee om deze sagen in een soort boekje te bundelen en (klassikaal) te lezen. Het boekje zou door de kinderen geïllustreerd kunnen worden.
ca. 15 min. verteltijd
Rond Bingen:
de muizentoren
.
Onder Bingen ligt midden in de Rijnstroom op een klein eiland een vesting in de vorm van een toren, de Muizentoren genaamd.
Sedert eeuwen is hieraan de naam van aartsbisschop Hatto uit Mainz verbonden.
Hij zou, zo werd beweerd, een vreselijke misdaad hebben begaan. In de hele Rijnstreek vond men hem een slecht mens en er werd met minachting over hem gesproken.
Een eerzuchtig, harte- en trouweloos mens moet hij geweest zijn, een wreed heer voor wie onder hem stonden en hem moesten gehoorzamen.
Hoge belastingen perste hij hun af, liet hen tol betalen en verzon talloze belastingen om aan zijn heers- en pronkzucht te voldoen.
Tussen Bingen en Rüdesheim liet hij in de Rijn de stevige toren bouwen en hief van alle schepen, die stroomaf voeren, tol.
Spoedig daarop mislukte de oogst in het land van de Main.
Droogte en hagel vernielden het toch al schaarse graan en de levensmiddelen werden nog duurder, omdat de aartsbisschop grote hoeveelheden graan op zijn zolder liet opslaan, die hij afsloot.
De hongersnood was spoedig verschrikkelijk; maar de ongelukkigen smeekten de wrede heer tevergeefs de prijs van het graan, dat hij op zijn zolders had, te laten dalen.
Zijn raadslieden drongen erop aan, dat hij medelijden met de ongelukkigen zou hebben, maar Hatto bleef ongedaan, en toen de stijgende ellende en de hardvochtigheid van de heerser verbittering teweegbrachten en er oproerige stemmen onder het volk, dat zo zwaar op de proef werd gesteld, hoorbaar werden, zette Hatto de kroon op zijn wreedaardige handelwijze.
Op een drong een bedelende menigte jammerend het aartsbisschoppelijk paleis binnen en smeekte de aartsbisschop, die juist aan zijn overdadige maaltijd zat, om voedsel.
Hij had net tot zijn disgenoten op knorrige toon gezegd, dat het beter zou zijn als dat ellendige volk op de een of andere manier van de wereld verdween; dan zou het van alle zorgen verlost zijn en ook hij zou dan niet meer door hen lastig gevallen worden.
Toen nu de in lompen gehulde menigte, mannen, vrouwen en kinderen met holle ogen en bleke gezichten voor hem neervielen en om brood schreeuwden, kwam er plotseling een flikkering in zijn ogen.
Hij wenkte hen met gehuichelde welwillendheid, beloofde hun koren en liet hen in een schuur voor de stad brengen, waar ze zoveel graan zouden krijgen als ze nodig hadden.
Vol blijdschap en van dank vervuld, haastten de ongelukkigen zich op weg; toen zij echter allen in de schuur waren, liet Hatto de deur sluiten en de schuur in brand steken.
Vreselijk was het gekerm van de ongelukkigen. Tot aan het paleis van de bisschop moet het geschreeuw doorgedrongen zijn.
De wrede Hatto riep echter spottend tot zijn getrouwen: “Hoor je de korenmuizen piepen? Nu is het gebedel uit. De muisjes zullen mij bijten, als het niet waar is.”
Verschrikkelijk echter, trof hem de hemelse straf.
Uit de brandende schuur vluchtten horden muizen naar het paleis, vulden alle vertrekken en vielen zelfs de aartsbisschop aan. In ontelbare scharen sprongen zij door zijn kamers, en hoewel zijn bedienden talloze gulzige knagers verdelgden, werd hun aantal steeds groter en hun vraatzucht steeds heviger. Afgrijzen vervulde de aartsbisschop, en daar hij een voorgevoel van Gods oordeel had, ontvluchtte hij per schip de stad om zich aan de woedende beten van zijn vervolgers te onttrekken. Maar de onverdelgbare schaar zwom hem in dichte groepen na, en toen hij vol vertwijfeling de toltoren bereikte en dacht in de door water omgeven vesting veilig te zijn, vervolgde het grijze muizenleger hem ook hierheen. De muizen knaagden met hun scherpe tanden gaten, waardoor ze in de toren konden komen en ze vonden hem al snel, ook al had hij zijn bed aan kettingen omhoog laten tillen. Ze vielen hem aan en hij werd levend opgevreten.
De afschuwelijke man heeft het niet overleefd. Men zegt dat hij uiteindelijk in volle wanhoop zijn ziel aan de duivel beloofde als deze zijn lichaam verloste, en de duivel moet in het vuur van de hel tussenbeide gekomen zijn, het schokkende lichaam bevrijd hebben en de ziel op de derde dag voor zich genomen hebben.
Het kan ook zijn dat ‘Muizentoren’ (ook) ontstaan is doordat de aartsbisschop de schepen die tol moesten betalen, liet doorzoeken. Dit ‘snuffelen’ heette toen ‘müsen’, dat wel op ‘Mäuse’ lijkt.
.
![]()
Hatto, aartsbisschop van Mainz. Uit de Kroniek van Neurenberg (1493). Hatto wordt afgebeeld terwijl hij levend wordt opgegeten door muizen, zoals beschreven in de legende van de Muizentoren.
Bron
![]()
De Muizentoren
Bron
.
Aardrijkskunde 5e klas: alle artikelen
5e klas: alle artikelen
Aardrijkskunde: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: 5e klas
.
3413-3211
.
.
.
.