DE TENT; GEBRUIKSVOORWERPEN
1. Tent
Een tent is meest opgebouwd uit driemaal drie palen; in het midden de hoogste palen, terwijl de twee buitenste rijen kleiner zijn; deze palen zijn tevens met touwen aan elkaar verbonden. Het doek of weefsel werd strak uitgespannen en met „zelen” (6) (Jeremia 10 : 20) vastgemaakt aan „pinnen” (a) in de grond (Jesaja 54 : 2); die pinnen van zeer hard hout zijn ongeveer twee voet lang en worden door een hamer in de bodem gedreven (Richt. 4 : 21). De tent is bedekt met dekkleden, gevlochten van geitenhaar, dat zwart van kleur is (Hoogl. 4 : 1; 1 : 5).
2. Lamp
Bij opgravingen komen vooral uit de graven zoveel aarden lampjes te voorschijn, dat men de ontwikkelingsgang kan vervolgen vanaf het nauwelijks voor zijn doel gemodelleerde open schaaltje, tot de meer praktische vorm met scherp toegeknepen tuit voor de oliepit, die in de Israëlitische tijd in gebruik was en de bijna gesloten vormen van het Hellenistische tijdvak. De afbeelding vertoont een
lampmodel uit de latere perioden, zoals men die zich ook voor de Nieuwtestamentische tijd mag voorstellen. De lamp moest onafgebroken branden (haar lamp gaat des nachts niet uit; Spreuken 31 : 18); de uitdrukking „zijn lamp zal uitgeblust worden” (Job 18 : 6) wijst op de dood en de ondergang.
3. Haard uit Thaanach
Het afgebeelde voorwerp heeft men eerst wel aangezien voor een wierookaltaar. Het heeft de vorm van een piramide; bijna 1 m. hoog; aan de vier zijden heeft het gaten: die openingen zijn waarschijnlijk bedoeld als tochtgaten. Het geheel is uit klei gebakken. De wanden zijn versierd met leeuwenfiguren en sfinxen, een heilige boom en een voorstelling van een man, die een slang vasthoudt. Zo’n haard of kolenbekken was voor koning Jojakim. (Jeremia 36 : 22. De koning zat in het winterhuis in de negende maand; en er was een vuur voor zijn aangezicht op de haard aangestoken).
4. Aarden vaten voor olijfolie
Ter bewaring van de olijfolie in huis dienden aarden kruiken. Deze hadden een aparte donkere plaats; licht en lucht maken de olie ranzig; daarom hebben de kruiken ook een betrekkelijk nauwe opening. Oliekruiken worden genoemd in 1 Sam. 10 : 1; 2 Kon. 9 : 1; Zach. 4 : 3.
5. Aarden watervaten
Zulke aarden watervaten waren in de oudheid eveneens in gebruik (Joh. 2 : 6; 1 Sam. 26 : 11 „waterfles”; 1 Kon. 19 : 6; Gen. 24 : 16; Richt. 7 : 16).
Overzicht: het leven in het Oude Testament
3e klas heemkunde: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 3e klas heemkunde
.
1075-997
.
.