.
Een heel oud artikel – de 1e vrijeschool in Nederland bestond nog geen 10 jaar.
.
IETS UIT HET ONDERWIJS VAN DE EERSTE KLAS
.
Een der eerste eischen van Rudolf Steiner aan leeraar en onderwijzer is, dat de leerstof niet als een opeenstapeling van kennis aan het kind gegeven wordt, maar eerst door den opvoeder zelf innerlijk verwerkt wordt en pas dan, als die in hem den vorm van een organisch geheel heeft gekregen, aan het kind wordt gebracht.
’t Was een wonder, wat sommige kinderen van deze moeilijke teekening, tevens schrijfopgave, terecht brachten.
Langen tijd daarna heb ik den eerbied van de kinderen voor ’t schrijven moeten beschouwen als ten deele voortkomend uit een begin, dat hun den ernst er van deed beleven.
Zooals men bij het schrijven tot beeldend onderwijs komt, zoo brengt een vak als rekenen ons in de sfeer van het muzikale.
Rhythme neemt hier een centrale plaats in.
Maar ook andere elementen der muziek kan men bij het rekenen afgespiegeld vinden. Evenmin als de muziek, kan goed rekenonderwijs buiten gevoelsspanningen. Gemeenschapvormend werkt de muziek, gemeenschapvormend moet ook het rekenonderwijs zijn, niet individualiseerend.
Verder wordt de eisch, om bij het onderwijs aan de kinderen een geheel te brengen, ook bij het rekenonderwijs doorgevoerd. Niet met het optellen — ’t gebruikelijke uitgangspunt — kunnen we hier dan ook beginnen, ’t Verdeelen moet het primaire zijn.
Een voorbeeld moge dit toelichten.
We zijn met onze klas in de eurhythmiezaal, staan in een kring. „Met z’n hoevelen zijn we?” Samen tellen we af. De kinderen moeten zich nu verdeelen over de vier hoeken, maar gelijkelijk verdeelen! ’t Is wonderlijk te zien, hoe de kinderen, die bijna alleen nog maar tellen kunnen, nog haast geen sommen maakten, dit kunnen vinden. Nu de eene helft naar den raam-, de andere naar den muurkant. Dit is al veel moeilijken Geen kind kan ’t alleen goed doen. Als één ’t niet kan, doet de heele klas ’t fout. Knap en dom bestaat nu niet. Ieder raakt in vuur en moet op ieder letten.
Een tweede voorbeeld!
Nadat we een tijdje gerekend hebben, maar nog volstrekt niet alle moeilijkheden van optellen en aftrekken b.v. onder de knie hebben, gaan we plotseling met „reusachtige” getallen rekenen. De kinderen vertoonen daar een ontzaglijk verlangen naar.
Ik zet ze in groepjes van vijf bij elkaar, zonder schoenen en kousen. Nu kunnen ze samen wel met 100 vingers en teenen rekenen! „Steekt 87 vingers en teenen op!” ’t Is, of vonken van enthousiasme in ’t rond spatten! „Nu wil ik er maar 76 zien!” „Nu 70!” „Nu 90!” „Nu 63!” Ze kunnen het door het heilige vuur, dat hun wangen dan ook rood kleurt.
In iedere les moet zoo ’t geheele zielewezen van ’t kind gegrepen worden. Dan stroomt gezondheid en levenslust door de klas en wordt het bewustzijn langzaam en natuurlijk gewekt.
J. GERRETSEN, vrijeschool Den Haag in ‘Ostara’ 3e jrg.5/6, okt.1930
1e klas: alle artikelen