VRIJESCHOOL – Niet-Nederlandse talen (1-0)

Algemene doelstelling:


Gevoel voor het eigene van de taal te ontwikkelen door rechtstreekse beleving.

  • gedichten, rijmpjes, verhalen etc.
  • poëzie en proza
  • grammatica
  • literatuur
  • woordvormen en zinsbouw
  • schrijven van brieven
  • poëtica en metriek

Leerplan

Doel van het niet-Nederlandse talen onderwijs op de vrijeschool is het beweeglijk houden van het beeldend vermogen en van het denken, doordat je in het moderne talenonderwijs een gewoonte van de patronen van de moedertaal doorbreekt. Zielennuances, die binnen de andere taal leven, komen het innerlijk van de kinderen verrijken. Zo bezien zijn de moderne talen van groot pedagogisch, mensvormend belang.

Het eigene van onze methode is, dat we de taal als een kunstwerk willen beschouwen en daardoor in onze lessen de taal als een totaliteit aanbieden. Dat betekent in de praktijk, dat de kinderen eerst de andere taal leren spreken.
Pas in hogere klassen (4e, 5e, 6e enz.) wordt de taal ook analyserend, denkend benaderd.

Van belang is het in de klas kunstzinnig bezig te zijn. Via de fantasie en het ritme wordt geprobeerd om het kunstmatige van het bijbrengen van een taal zo veel mogelijk te ondervangen. Zo jong met andere talen beginnen heeft het voordeel dat een brede basis kan worden gelegd en een diepe band met de talen ontstaat, die een gunstige invloed heeft op het begrijpen van de taal.
Er wordt intensief gebruik gemaakt van het feit, dat jonge kinderen vanuit hun nabootsingsgedrag graag en snel in de stroom van een andere taal, dan hun moedertaal, mee bewegen.

De leraar zal zoveel mogelijk van meet af aan in de andere taal tot de kinderen spreken. Met “verklarende” gebaren ondersteunt hij zijn woorden. De kinderen leren spreken door imitatie, zowel klassikaal als ook groepsgewijs en individueel. Er wordt zo min mogelijk vertaald.

Bij de opbouw van de lessen zullen de volgende gedeelten aan bod komen: spreekoefeningen – gedichten – spelletjes – opdrachten – toneelstukjes – verhalen -liederen.

In de hogere klassen teksten om te schrijven en te lezen.

Op veel vrijescholen krijgen de leerlingen vanaf de 1e klas 2 talen, meestal Duits en Engels.

Klas 1 en 2
Tellen, dagen, maanden kleuren, seizoen, voorwerpen in de klas, lichaamsdelen, kleding, voedsel, weer, huis en school worden geïntroduceerd middels spelletjes, rijmpjes en opdrachten.

Klas 3
Toegevoegd worden: beroepen in woord en gebaar                                      volksliedjes e.d.; begrippen uit de wijdere omgeving, vraag en antwoord opdrachten, dialogen, spreekoefeningen.

Klas 4
Men maakt een begin met het overschrijven van reeds bekende gedichten en woorden. Gelezen worden uitsluitend die teksten die eerst (in de eerste 3 klassen) mondeling aan de orde waren.
Een eerste begin kan gemaakt worden met grammatica aangeknoopt bij gesproken taal. B.v. werkwoordsvormen, vervoegingen.

Klas 5
Onbekende eenvoudige teksten worden gelezen, vervolg grammatica, gezamenlijk vinden we korte opstelletjes, briefjes, anekdotes, raadsels, data.

Klas 6
Grammatica voortzetten, aandacht besteden aan zinsbouw.
Toevoegen spreekwoorden, bank, geldverkeer etc; spreekbeurten laten houden over zelf gekozen onderwerpen. Leesboeken kunnen worden ingevoerd.

Klas 7
Grammaticale regels uit het hoofd leren, grote gedichten, balladen, zelf schrift vormen van kleine opstellen en brieven, globaal vertalen; land- en volkenkunde, gebruiken en gewoonten.

Deutsche Sprachlehre der Volksschulzeit, van Martin Tittmann
Vertaling op deze blog
Rudolf Steiners Lehrplan für die Waldorfcchulen.
Dritte Abteilung von E.A. Karl Stockmeyer.

Fremdsprachen in der Waldorfschule, Johannes Kiersch

Die Praxis des Fremdsprachenunterrichts an der Waldorfschule, Alain Denjean

zie vooral: uitgaven verschenen bij ‘Forschungsstelle beim Bund der Freien Waldorfschule
.

Niet-Nederlandse talen: alle artikelen

.

770-705

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.